A1 Oefenen met topografische aspecten
1 Welke zijde van de hand is van ventraal zichtbaar in de anatomische stand?
Palmaire zijde
2 Vanaf welke zijde van het hoofd is de uitwendige gehoorgang zichtbaar?
Laterale zijde
3 Hoe is de arm gelegen ten opzichte van de romp?
Proximaal gelegen
4 Hoe is de hand gelegen ten opzichte van de onderarm?
Inferior gelegen
5 Welke richtingen zijn te onderscheiden in een transversaal vlak?
Anterior en posterior, lateraal en mediaal, ventraal en dorsaal
6 Welke richtingen zijn te onderscheiden in een sagittaal vlak?
Anterior en posterior, superior en inferior, lateraal en mediaal, ventraal en dorsaal, craniaal
en caudaal
7 Welke richtingen zijn te onderscheiden in een frontaal vlak?
Superior en inferior, lateraal en mediaal, craniaal en caudaal
8 Vul in: het hart ligt ... ten opzichte van de wervelkolom en ... ten opzichte van
het diafragma (middenrif).
Anterior/ventraal, superior
A1 Romp - topografie
1 Ga naar de CASK les “CASK Humane Biologie” op Blackboard en voer deze uit. Het
deel over de specifieke ligging van de thoraxorganen en structuren hoeft nu nog niet
gedaan te worden.
2 Beschrijf voor de onderstaande organen zo volledig mogelijk hun positie in het
lichaam in het frontale en sagittale vlak (projectie op de rompwand). Gebruik hiervoor
uiterlijk herkenbare structuren (zoals ribben, specifieke wervels, clavicula, sternum, navel,
bekken). Te benoemen organen/structuren: Hart, longen, trachea, oesophagus, lever,
maag, milt, duodenum, pancreas, colon ascendens, colon transversum, colon descendens,
appendix vermiformis, rectum.
Hart: posterior t.o.v. het sternum, superior t.o.v. de navel en de bekken, mediaal t.o.v. de
ribben, inferior t.o.v. de clavicula
Longen: mediaal t.o.v. de ribben, anterior t.o.v. de clavicula, posterior t.o.v. het sternum,
superior t.o.v. de navel en het bekken
Trachea: mediaal t.o.v. de ribben, anterior t.o.v. de clavicula, posterior t.o.v. het sternum,
superior t.o.v. de navel en het bekken
,Oesophagus: mediaal t.o.v. de ribben, anterior t.o.v. de clavicula, posterior t.o.v. het
sternum, superior t.o.v. de navel en het bekken
Lever: mediaal t.o.v. de ribben, inferior t.o.v. de clavicula, posterior t.o.v. het sternum,
superior t.o.v. de navel en het bekken
Maag: inferior t.o.v. de clavicula, de ribben en het sternum, superior t.o.v. de navel en het
bekken
Milt: inferior t.o.v. de clavicula, de ribben en het sternum, superior t.o.v. de navel en het
bekken
Duodenum: inferior t.o.v. de clavicula, de ribben en het sternum, superior t.o.v. de navel en
het bekken
Pancreas: inferior t.o.v. de clavicula, de ribben en het sternum, superior t.o.v. de navel en
het bekken
Colon ascendens: inferior t.o.v. de ribben, de clavicula en het sternum, posterior t.o.v. de
navel, anterior t.o.v. het bekken
Colon transversum: inferior t.o.v. de ribben, de clavicula en het sternum, posterior t.o.v. de
navel, anterior t.o.v. het bekken
Colon descendens: inferior t.o.v. de ribben, de clavicula en het sternum, posterior t.o.v. de
navel, anterior t.o.v. het bekken
Appendix vermiforis: inferior t.o.v. de ribben, de clavicula en het sternum, posterior t.o.v. de
navel, anterior t.o.v. het bekken
Rectum: inferior t.o.v. de ribben, de clavicula en het sternum, posterior t.o.v. de navel
3 MD figs. 4.30 en 4.31 geven een globale aanduiding van de positie van de
ondergrens van de longen ten opzichte van de ribben. Is deze positie steeds dezelfde? In
welke regio bevinden zich de longtoppen?
De ondergrens van de longen is hoger dan de ondergrens van de ribben. Deze positie is niet
altijd hetzelfde, de afstand van de grenzen is kleiner bij het inademen. De longtoppen
bevinden zich boven de eerste ribben.
4 Door de huid kan je je ribben voelen (palperen). Bepaal bij jezelf of bij een
proefpersoon het aantal ribben. Hoeveel tel je er? Verklaar een eventueel verschil met het
aantal dat in het anatomieboek beschreven staat.
Verschil niet voelbaar door bv. vet
5 Bestudeer de wervellichamen en inventariseer de verschillen en overeenkomsten
tussen de wervels op cervicaal, thoracaal, lumbaal, sacraal en coccygeaal niveau). Kan je
uit het verschil in vorm ook een verschil in functie afleiden?
Thoracale hebben grote ribben, cervicale hebben meer bewegingsruimte
6 Welke rol speelt de tussenwervelschijf in de beweging van de wervelkolom
Hierdoor kunnen wervels langs elkaar schuiven en schuin bewegen
7 Beschrijf de bewegingen van de ribben, het sternum en het diafragma die
plaatsvinden bij het inademen en het uitademen.
Ribben bewegen omhoog en uit elkaar, het sternum beweegt ook omhoog en het diafragma
naar beneden bij het inademen. Alles tegenovergesteld bij uitademen.
, 8 Teken 2 schematische transversale doorsneden door de buikregio: 1 boven de
navel; 2 vlak boven het schaambeen (os pubis). Teken daarin de buikspieren, de
peesplaten, de fascielagen en het buikvlies (peritoneum). Waar is de buikwand het stevigst
en waar kunnen zich gemakkelijk breuken ontwikkelen?
Scheuren snel bij aanhechtingsplaatsen
Je hebt (3) laterale en (2) mediale buikwandspieren
Lateraal gaat over in mediaal met peesplaat
Onder navel is achterwand van pezen dunner dus zwakker dus dat kan uitgroeien
9 Welke typen ademhaling kan je onderscheiden? Benoem alle spieren die
verantwoordelijk zijn voor deze typen ademhaling?
De reguliere ademhaling en de actieve ademhaling (blazen bv.)
Regulier: Serratus posterior superior, externe tussenribspieren
Actief: Axioappendicular spieren, Levatores costarum spieren, interne tussenribspieren,
innermost tussenribspieren, dwarse borstwandspieren
10 Welke rol spelen de buikspieren in het bewegen van de romp?
Grote rol, ook voor druk en kan uitrekken
11 Zoek een aantal duidelijke plaatjes van het bloedvaatstelsel op. Welke bloedvaten
zal een rode bloedcel in de aorta moeten volgen om de onderarm terecht te komen? En
welke vaten om in het onderbeen te komen? Waarom verandert onderweg telkens de
naam van het bloedvat? Bloedvaten zijn belangrijk uit college
Aorta – een van de aftakkingen – bovenarm – onderarm
Aorta – een van de aftakkingen – bovenbeen – onderbeen
Zodat artsen kunnen benoemen waar eventuele problemen zitten en elk bloedvat is anders.
Opdracht B1 ontwikkeling bouwplan en organen
2 Bestudeer de opbouw van de zygoot met de omringende lagen. De versmelting van
de gameten heeft gevolg voor de hoeveelheid chromosomen in de zygoot.
a. Welke veranderingen treden op tijdens de fertilisatie?
Twee gameten smelten samen, dus twee cellen met 23 chromosomen smelten samen tot
een cel van 46 chromosomen.
b. Wat is het verschil tussen diploïdie en trisomie?
Diploïde cellen hebben van elke chromosoom 2 paren en bij trisomie is er een chromosoom
waarvan 3 paren aanwezig zijn.
3 Bestudeer de ontwikkeling van de primitief streep. Deze heeft een functie in zowel
differentiatie als migratie.
a. Wat is de functie van de primitief streep?
Hier worden de 3 kiemlagen gevormd
b. Wat is het verschil met de chorda (notochord)?
Chorda wordt gevormd uit mesoderm en primitief streep de 3 kiemlagen
c. Welke rol speelt de chorda bij de vorming van de neurale plaat?
zorgt dat die zich vormt
d. Wat vind je bij een volwassen individu nog terug van de chorda?