Arbeidsrecht
Week 1
HR 14 november 1997 (Groen/Schoevers)
Bij twijfel of de relatie tussen partijen wordt beheerst door een aovk of door een andere ovk (opdracht
aanneming van werk), kan gekeken worden naar de volgende omstandigheden. Gekeken wordt op
welke wijze partijen invulling hebben gegeven aan de ovk, aan de hand van de volgende punten
waarbij niet een enkel kenmerk beslissend is, maar dat de verschillende rechtsgevolgen in onderling
verband moeten worden bezien.
- wat heeft partijen bij het aangaan van de ovk voor ogen gestaan?
- Hoe hebben partijen feitelijke uitvoering gegeven aan de ovk
- Maatschappelijke positie van pp
- wijze van betaling en op wiens initiatief.
HR 3 mei 2013 (loonbetaling oproepen)
Het gaat ic. om de uitleg van artikel 7:628a lid 1. Dit artikel biedt de wn bescherming door te stellen
dat voor iedere oproep korter dan 3 uur, de wn recht heeft op loon over 3 uur. De wetgever acht het
nodig dat de wn gecompenseerd wordt voor de onzekere werktijden, en het dwingt de wg om beter na
te denken over het indelen van personeel.
Ic. betrof het een taxichauffeur die telkens korter dan 3 uur werd opgeroepen (ongeveer 1 uur per rit,
twee keer op een dag). Volgens de HR is art 628a ook van toepassing indien een wn meerdere malen
per dag wordt opgeroepen, voor kortere periodes dan 3 uur. De bewoording van het artikel en de
gedachte van de wetgever zijn in overeenstemming met deze opvatting.
HR 4 november 2016 (Care4Care/Stipp)
,In dit arrest geeft de HR uitleg aan de reikwijdte van artikel 7:690 BW: wat valt er allemaal onder het
begrip ‘uitzendovereenkomst’?
HR: het onderdeel betoogd dat voor het aannemen van een uitzendovereenkomst een allocatiefunctie
vereist is: dat betekent dat het moet gaan om het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van arbeid.
Care4care stelt medisch specialisten ter beschikking aan derden: opdrachtgevers. De tekst van de wet
vereist niet dat er sprake moet zijn van een allocatieve functie. Kortom, ook minder klassieke
driehoeksrelaties vallen onder het begrip ‘uitzendovereenkomst’.
Week 2
Uitleg en werking cao-bepalingen
HR 20 december 2002 (Bollemeijer/TPG Post)
¾ dwingend recht: afwijken enkel toegestaan bij CAO, kan in sommige gevallen ook van toepassing
zijn, zonder dat de CAO werking heeft in een aovk.
Ic. is de betreffende CAO niet algemeen verbindend verklaard. Daarnaast is er ook geen sprake van
een incorporatiebeding, en de ongebonden wn maar de gebonden wg. De CAO werkt dus niet door in
de individuele aovk (tenzij art 14). Toch wordt in de aovk uitdrukkelijk verwezen naar een bepaling
uit de CAO. De bepaling wijkt af van ¾ dwingend recht: afwijken enkel bij CAO toegestaan. Maar,
omdat bij de totstandkoming van de CAO vakorganisaties betrokken zijn geweest, is voorzien in de
bescherming van de wn. Daarom is het mogelijk om in een aovk (waar geen cao op van toepassing is)
af te wijken van ¾ dwingend recht, mits de afwijking overeenkomt met de afwijking uit de CAO.
Is het ook mogelijk om van ¾ dwingend recht af te wijken igv ongebonden wg en ongebonden wn?
opvatting in de literatuur niet: zou dan teveel lijken op AVV waardoor die overbodig wordt. Ook zou
het een prikkel voor wg zijn om ongebonden te blijven: immers niet de lasten (diagonale werking dus
vordering van de vakbonden etc) dan ook niet de lusten (afwijken van ¾ dwingend recht in nadeel
wn).
HR 20 februari 2004 (DSM/Fox)
Uitleg van CAO-bepalingen.
Tussen wg en een pensioenfonds is een overeenkomst tot stand gekomen met voorwaarden. Wn heeft
deze voorwaarden geaccepteerd en is daarmee toegetreden tot de ovk: 6:254 lid 1. De vraag is nu hoe
moeten de bepalingen voor de wn worden uitgelegd, hij was immers geen contractsluitende partij bij
de ovk.
De HR komt eerste met een uiteenzetting van de haviltex norm en vervolgens de CAO norm. Dan
bepaald de Hr de relatie tussen beiden: geen tegenstelling maar een vloeiende overgang. De haviltex
norm houdt ook al rekening met de belangen van derden: naarmate belangen van derden beïnvloed
zijn bij de ovk zal de taal van de ovk zwaarder wegen.
En bij de CAO-norm: niet louter taalkundige uitleg: uitleg naar objectieve maatstaven, dat houdt in
dat acht moet worden geslagen in de elders in de ovk gebruikte bewoordingen, en de aannemelijkheid
van de rechtsgevolgen waartoe de op zichzelf mogelijke tekstinpretaties zouden leiden. Ook de
partijbedoeling kan worden betrokken bij de beoordeling, mits deze kenbaar is voor de wn: is deze
bijvoorbeeld op schrift gesteld in een toelichting.
Kortom, van beslissende betekenis zijn telkens alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar
hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen met uitzondering van de niet-
kenbare bedoelingen van degenen die bij de totstandkoming waren betrokken.
, HR 24 april 2009 (Teunissen/Welter)
Wanneer is er sprake van een toegestane afwijking bij een minimum CAO?
De HR tot de conclusie dat de beoordeling van afwijking van minimum arbeidsvoorwaarden moet
worden beoordeeld per maand. Is de wn onderaan de streep minder gunstig uit dan indien de
voorwaarden van de CAO van toepassing waren, dan is er sprake van een nietig beding: de
voorwaarden zitten dan onder het toegestane minimum. Is de wn onderaan de streep gunstiger uit dan
igv CAO voorwaarden? dan is het een toegestane afwijking ten gunste van de wn.
Nawerking cao-bepalingen
HR 28 januari 1994 (Beenen/Vanduho)
In dit arrest geeft de HR de enige uitzondering op de regel dat een ge-AVV’de CAO geen nawerking
heeft.
Indien een wn op het tijdstip waarop hij arbeidsongeschikt is geraakt aanspraak kan maken op een
bepalinge uit een ge-AVV’de CAO (zoals doorbetaling salaris), over een in die bepaling beschreven
tijdvak, wordt het aldus verkregen recht niet aangetast doordat in de loop van dat tijdvak de bedoelde
bepalingen ophouden algemeen verbindend te zijn.
HR 10 januari 2003 (Rode Kruis Ziekenhuis/Te Riet)
Wat zijn de gevolgen van het ten einde komen van een ge-AVV’de CAO? Hoe ziet de situatie er
vanaf dat moment voor partijen uit?
Indien een CAO doorwerkt in een aovk omdat zowel de wn als de wg lid zijn, dan kent een dergelijke
CAO nawerking. De bepalingen van de CAO blijven binnen de aovk geldig, tenzij partijen besluiten
andere voorwaarden overeen te komen, of wanneer een nieuwe CAO wordt gesloten.
Bij een ge-AVV’de cao is dit anders. Dit is een publiekrechtelijke manier om de cao van toepassing te
verklaren, ook op niet-leden. Omdat het een ingrijpend middel is, is het aan strikte voorwaarden
verbonden: zie Wet AVV. Het strookt niet met de wet om een ge’avv’de cao nawerking toe te kennen.
Kortom, de contractsvrijheid herleeft, en de oude arbeidsvoorwaarden zijn weer van toepassing.
HR 8 april 2011 (Unieke Kinderopvang)
Doorwerking van een minimum-CAO.
Een minimum-cao beperkt de contractsvrijheid van partijen aan de onderkant, ter bescherming van de
wn. Het staat partijen vrij om af te wijken van de CAO ten gunste van de wn. De vraag is nu of een
dergelijke CAO ook na werkt. HR: ja, ook een minimum-cao werkt door totdat partijen anders
overeenkomen of andersluidende collectieve afspraken.
Het strookt niet dat de CAO bij inwerkingtreding, reeds voordien geldende, voor de wn gunstigere
arbeidsvoorwaarden buiten werking zou stellen. Oftewel, wordt een nieuw minimum-cao
overeengekomen, waarbij de voorwaarden minder gunstig zijn dan de wn, dan blijven (ogv
nawerking) de gunstigere voorwaarden gelden voor de wn.
Nakoming cao
HR 7 juni 1957 (Suk/Brittannia)
Komt de wn een beroep toe op artikel 14 WCAO?
De niet gebonden wn is niet in staat om naleving van de CAO te vorderen van de gebonden wg: dus
geen vorderingsrecht op basis van art 14 Wcao. Daarom goed om als wn lid te zijn van de vakbond.
Zou anders teveel lijken op AVV.