HAP 10306
College 1
2 dimensies:
1. Functie. Waarom? Belang voor organisme? Teologische benadering.
2. Mechanisme. Hoe? Hoe werkt het? Mechanische benadering.
Rode bloedcel bindt beter met zuurstof dan een vloeistof met zuurstof bindt.
Structuur (morfologie) van longen: vertakkingen van luchtwegen tot luchtblaasjes
(alveoli). Groot oppervlak.
Functie (fysiologie) van longen: regulatie ademhaling, gasuitwisseling, volume en
capaciteit.
Homeostase: vermogen om relatief stabiele inwendige omstandigheiden in stand
te houden ondanks voortdurende veranderingen van omgeving. Homeostase is
niet gelijk aan equilibrium.
Negatieve feedback: lichaam reageert op verandering door de verandering ‘terug
te draaien’.
Positieve feedback: lichaam reageert op verandering door verandering te
versterken.
Intracellulaire communicatie:
- via elektrische signalen en lokale afgifte van neurotransmitters zenuwstelsel.
- via boodschappers in de bloedcirculatie hormonen (endocrinologie)
Zenuwstelsel is neuraal, hormoonstelsel is endocrien.
Zelfstudie na college 1. Blz 5-18
Claude Bernard ±1850 zag stabiliteit van verschillende fysiologische functies
als bloeddruk, lichaamstemperatuur en hartslag.
Walter Cannon beschreef homeostase: regulatie van lichaams interne milieu.
Als lichaam moeite heeft met handhaven van homeostase pathologische
conditie, ziekte.
Pathophysiology: studie van lichaamsfunctie in ziekte.
Intracellulaire vloeistof: in de cel. Extracellulaire vloeistof: rondom de cel.
Law of mass balance: hoeveelheid van substantie in lichaam moet constant
blijven. Hoeveelheid van substantie in lichaam = load.
Law of mass balance: hoeveelheid van substantie x in lichaam = inname +
productie – excretie – metabolisme.
Mass flow wordt gebruikt om materiaal te volgen door lichaam. Gebruikt voor
bepalen van innamesnelheid, uitgave of productie.
Response loop: stimulus sensor input signaal integrating center output
signaal target respons. Feedback loop zodat het niet uit de hand loopt,
stimulus wordt ‘gedeactiveerd’.
College 2
Gliacel = hulpcel. 90% van hersenen, 10% zenuwcel.
Sensorische input integratie motor output (gedrag)
CNS = Central Nerve System = hersenen + ruggenmerg
,PNS = Perifeer Nerve System = alles behalve hersenen + ruggenmerg.
- Autonoom (ANS) onwillekeurig
- Somatisch, willekeurig
Craniale zenuwen (hoofd)
- spinale behoort tot ruggenmerg, loopt vanaf nek in heel lichaam
- PNS
Afferent (sensorisch) PNS efferent (motorisch)
Ruggenmerg CNS
Binnenin vloeistof
Grijze stof: neuronkernen en uitlopers
Witte stof: uitlopers
Cel van Schwann heet oligodendrocyt in CNS = hulpcel
Zenuw ligt nooit gelijk tegen bloedcappilair astrocyt nodig om over te brengen
= barrière. Bloed-hersen barrière.
Microgliacel: orgaan gebonden macrofaag.
Cerebrum voor hersenen: honger, dorst enz. Autonoom.
Cerebrum groeit uit tot grote hersenen 2/3 alle zenuwcellen.
Ventrikelholte bevat hersenvloeistof cerebro-spinal fluid. Aangemaakt in
vaatvlies. Loopt naar ruggenmerg en rondom hersenen. In spinnenwebvlies.
Zenuwcellen verplaatsen van binnen- naar buitenkant.
Hippocampus (vorm van zeepaardje). Ligt diep in voorhersenen en vormt de
centrale structuur van het lymbisch systeem (gevoelens en emoties).
Hippocampus: korte termijn geheugen.
Later wordt pas opgeslagen in grote hersenen, cortex herhaling voor nodig.
Lange termijn geheugen.
zelfstudie college 2
Gewerveld centraal zenuwstelsel CNS = hersenen en ruggenmerg.
Vroeg embryo bevat vroeg zenuwstelsel in neurale plaat.
Dag 23: ontwikkeling van neurale buis door fusie van neurale plaatcellen.
Week 4: 3 gedeelten: voorhersenen, middenhersenen en achterhersenen.
Week 6: 7 gedeeltten/regio’s: cerebrum, diencephalon, middenhersenen,
cerebellum, pons, medulla oblongata en ruggenmerg. Cerebrum en diencepahlon
ontwikkelen van voorhersenen. Cerebellum, pons en medulla oblongata zijn
gedeelten van achterhersenen.
Grijze stof: zonder myeline. Zenuwcellichamen, dendrieten en axoneindes. In
hersenen en in ruggenmerg zitten de cellichamen.
Witte stof: vooral axons met myeline en bevat weinig cellichamen. Tract: bundel
axonen die verschillende regio’s van CNS verbinden.
Van bot naar zenuwweefsel membranen: dura mater, arachnoid membrane, pia
mater. Beschermende delen.
, Dura mater: dikste van 3 membranen. Geassocieerd met aders die bloed van
hersenen door vaten sturen.
Arachnoid membrane: los gebonden aan binnenmembraan dat dus subarachnoid
space veroorzaakt tussen 2 lagen.
Pia membrane: binnenste membraan, kleeft aan oppervlak van hersenen en
ruggenmerg.
Ook extracellulaire vloeistof beschermt CNS.
Hersen capillairies zijn minder doorlaatbaar dan andere capillairies, omdat
endotheelcellen tight junctions vormen.
Parkinson: hersenlevel van neurotransmitter dopamine is te laag.
Hypoglycemia: laag bloedglucoselevel.
Ruggenmerg bevat zenuwnetwerk dat verantwoordelijk is voor voortbeweging.
Opgedeeld in 4 regio’s: cervical, thoracic, lumbar, sacral. Elke regio is opgedeeld
in 2 segmenten en ieder segment leidt tot een bilateraal paar van rugzenuw. Net
voordat de rugzenuw samenvoegt met ruggenmerg, verdeelt het in 2 takken:
dorsale root en ventrale root.
Dorsale root draag inkomende sensorische informatie.
Ventrale root draagt informatie van CNS naar spieren.
Ascending tracts: nemen sensorische informatie naar hersenen.
Descending tracts: dragen vooral efferente signalen van hersenen naar
ruggenmerg.
Propriospinal tracts: blijven in merg.
College 3
Neurale communicatie
- grote afstanden
- snel
- elektrische signalering
- ook chemische signalering, meestal over korte afstand: neurotransmitter.
Neurohormoon: via bloedbaan, gemaakt door zenuwstelsel.
Sterkte van signaal hangt af van afstand. Sterkte neemt af als afstand groter
wordt.
Actiepotentiaal altijd even groot.
Refractaire periode: er kan even geen nieuw actiepotentiaal ontstaan.
Relatieve refractaire periode: hogere drempelwaarde, maar kan wl actiepotentiaal
gegenereert worden.
Conductie actiepotentiaal: actiepotentiaal wordt doorgegeven van lichaampje
naar einde van axon. Kan niet andersom, want er is refractaire periode.
Myeline: verhoogt membraan weerstand, verlaagd lekkage. Onderbroken, geen
geheel van myelineschede. Geen myeline bevattend stuk is knoop van Raniver
zorgt dat potentiaal niet uitdoofd.
I = V/R stroom = spanningsverschil/weerstand Wet van Ohm
Snelheid van stroom is afhankelijk van:
1. Weerstand waarmee ionen binnen in het axon kunnen verplaatsen.