H1: Visie op communicatie
Voorbeelden van communicatie:
- Een reclameposter
- Een gesprek tussen vrienden
- Een memo van directie
- Een knipoog van een collega tijdens een vergadering
Mogelijke conclusies communicatie:
- Bij communicatie hoort zowel zich uiten (zenden) als waarnemen en interpreteren
(ontvangen).
- Bij communicatie kunnen uiteenlopende hulpmiddelen worden gebruikt.
- Onze zintuigen zijn onmisbaar bij het opvangen van informatie.
- Niet iedereen zal bepaalde informatie op dezelfde manier interpreteren.
- Heel veel informatie gaat langs je heen zonder dat je dit opmerkt.
- Sommige vormen van informatie brengen je ergens van op de hoogte, andere zetten
je aan tot actie.
- Communicatie krijgt pas echt waarde als iemand anders haar waarneemt en er
betekenis aan geeft.
Communicatie hoeft niet altijd bedoeld, beantwoord en geslaagd te zijn. Stappers (1983)
formuleerde wat dit betreft 4 niet-nodig principes: om van communicatie te spreken is het
niet nodig dat:
1. De zender daadwerkelijk een bedoeling heeft met wat hij communiceert, hij kan ook
onbedoeld communiceren; we noemen dat het principe van intentionaliteit.
2. Het waarnemen van de uitingen in het ‘hier en nu’ van het uiten plaatsvindt; we
noemen dat het principe van tijd en plaats.
3. De boodschap daadwerkelijk wordt waargenomen en geïnterpreteerd door een of
meer ontvangers’ we noemen dat het principe van geslaagdheid/
4. De ontvanger reageert; we noemen dat het principe van wederkerigheid.
Bij communicatie is er sprake van zich uiten (zenden) en waarnemen en interpreteren
(ontvangen), maar dat hoeft niet per se tegelijk en op dezelfde plaats te gebeuren. Het
waarnemen en interpreteren kan ook veel later, bijvoorbeeld bij grottekeningen van vroeger
waarbij we nu pas de betekenis van weten. Stappers geeft het verschil tussen zich uiten
enerzijds en waarnemen/interpreteren anderzijds
weer in twee modellen van communicatie: het
communicatieproces en het informatieproces. In
het communicatieproces doet iemand (a) een
mededeling (x) in een boodschap (rechthoek). In
het informatieproces neemt iemand anders (b)
een informatiebron (rechthoekje) en haalt er
informatie/kennis (x) uit. Een informatiebron kan vanalles zijn: de boodschap van A, maar
ook informatie uit reclamefolders of posters. Het kan ook een natuurlijke informatiebron zijn
zoals donkere wolken, die aanduiden dat er slecht weer komt.
Bij massacommunicatie maakt het niet uit wie de boodschap ontvangt, als het maar
aankomt. Het wordt ook wel openbare communicatie genoemd. Dit is bijvoorbeeld als je vast
zit op een onbewoond eiland en flessenpost stuurt naar het land. Het maakt niet uit wie het
,ontvangt, als je maar wegkomt van dat eiland. Informele communicatie is bijvoorbeeld het
delen van roddels, verhalen, commentaar op social media of mond-tot-mondgesprekken.
Onder professionele communicatie zitten 3 hoofddomeinen: Marketingcommunicatie
(merken van een organisatie en haar producten staan centraal; gaat om reclame,
persoonlijke verkoop en promotie), Corporate communicatie (interne en externe
communicatie van een bedrijf) en Media (produceren van beelden en teksten die via media
als televisie, kranten, radio, internet en sociale media verspreid worden).
Interne communicatie: alle communicatie die binnen een organisatie (door management en
medewerkers) plaatsvindt.
Externe communicatie: communicatie over de organisatie als geheel
Een van de oudste en bekendste communicatiemodellen is dat van Laswell (1948). Dit
model bevat eigenlijk niet meer dan een aantal vragen. Het nadeel hiervan is dat er te weinig
inzicht is wat er bij communicatie gebeurt.
Who? Controls Analysis
Says What? Content Analysis
In Which Channel? Media Analysis
To Whom? Audience Analysis
With What Effect? Effects Analysis
Shannon en Weaver (1949) komen met het ‘basismodel van communicatie’ (ZMBO). Het
nadeel hiervan is dat het teveel wordt neergezet als een lineair proces en dat er geen
veranderingen in gebracht kunnen worden.
, Ook het communicatiemodel van Gerbner (1956) gaat ervan uit dat communicatie niet-lineair
is door alle elementen niet in een horizontale lijn weer te geven. Er zijn twee versies: een
woordelijke en een grafische versie.
Someone Communication and audience research
perceives an event Perception research and theory
and reacts Effectiveness measurement
in a situation Study of physical, social setting
through some means Investigation of channels, media, controls
over facilities
to make available materials Administration, distribution, freedom of
access to materials
in some form Structure, organization, style pattern
and context Study of communicative setting, sequence
conveying content Content analysis; study of meanings
of some consequence Study of over-all changes