Samenvatting
Beinvloeden en veranderen van gedrag
GZ3: gezond leven
Hoofdstukken: 2,3,4,5 en 8
,Competenties
Deze module levert een bijdrage aan de competentie voorlichten.
Doel:
- De student kan het Model voor Planmatige Interventieontwikkeling in eigen woorden uitleggen en
toepassen op recente problematiek omtrent gezondheid
- De student kan concepten uit de gezondheidspsychologie benoemen en binnen dit model toepassen
Huiswerkopdrachten
Week 1:
1. Wat is het verschil tussen de entity en de incremental theorie?
2. Wat voor gevolgen hebben deze theorieën voor gedragsverandering?
Week 2:
1. Wat is het verschil tussen klassiek en operant conditioneren?
2. Hoe kun je gebruik maken van sociaal leren om gedrag te veranderen?
3. Wat heeft cognitief leren te maken met gedragsverandering?
Week 3
1. Leg de determinanten kennis & bewustzijn, risico-inschatting, attitude, sociale invloed, en eigen-
effectiviteit in eigen woorden uit.
2. Noem van alle niveaus van omgevingsdeterminanten twee voorbeelden.
3. Leg de Theorie van Gepland Gedrag in eigen woorden uit. Doe dit ook voor de Sociaal Cognitieve
Theorie, het Health Belief Model, en de Stages of Change.
4. Wat zijn de overeenkomsten tussen de Theorie van Gepland Gedrag, de Sociaal Cognitieve Theorie
en het Health Belief Model aan de ene kant en de Stages of Change aan de andere kant? En de
verschillen?
Week 4
1. Welke middelen zijn er om mensen te ondersteunen bij gedragsverandering? Bedenk per middel een
voorbeeld waarbij dat middel effectief is.
2. Welke twee effecten moet een interventie minimaal bereiken om effectief te zijn?
3. Hoe kun je de aandacht van de doelgroep trekken?
4. Hoe kun je er voor zorgen dat de doelgroep jouw interventie begrijpt?
Week 5
1. Hoe bereid je op planmatige manier een interventie voor?
2. Wat is het verschil tussen een methode en een techniek?
Week 6
1. Wat is zelfregulatie?
2. Hoe zorg je ervoor dat zelfregulatie succesvol is?
Week 7
1. Waarom is disseminatie van belang bij de interventieontwikkeling?
2. En evaluatie?
, Hoofdstuk 1 + 8.1 en 8.2: inleiding gezondheid
Nature: gedrag wordt bepaald door genen aangeboren
Nurture: gedrag wordt bepaald door opvoeding en leerprocessen aangeleerd
Impliciete theorieën: theorieën waar mensen zich niet van bewust zijn onuitgesproken en onbewuste
theorieën
Mensbeeld: ideeën over hoe je denkt dat mensen in elkaar zitten
Genetisch gedetermineerd: genen zijn bepalend bij het tot uiting komen van eigenschappen. De
omgeving heeft hier geen, of slechts in zeer beperkte mate invloed op
Genetische predispositie: iemand heeft ‘aanleg’ voor iets. Dit betekent niet dat dit sowieso gebeurt bij
een persoon, de omgeving heeft hier ook invloed op
Visie op eigen en andermans natuur (aangeleerd of aangeboren) heeft invloed op:
- Het eigen gedrag (denk je dat het zinvol is om ergens voor te oefenen)
- Het geloof in beïnvloedbaarheid van gedrag van anderen
- Manier waarop het gedrag van anderen geïnterpreteerd en beoordeeld wordt.
Incremental theory: een eigenschap (je IQ) is trainbaar/ontwikkelbaar/veranderbaar
Entity theory: een eigenschap (je IQ) staat vast en kan niet ontwikkeld worden leidt sneller tot
‘acceptatie’ en ‘vermijding’ van de situatie.
of je voor bepaalde eigenschappen een incremental of entity theory hebt, heeft invloed op hoe je
tegenover het testen van die eigenschappen zal staan, hoe je de testsituatie ervaart en hoe je de
resultaten van de test interpreteert.
het geloof in veranderbaarheid versus stabiliteit beïnvloedt gedrag dat mensen laten zien sterk
het geloof in veranderbarheid is te beïnvloeden en kan vervolgens leiden tot een andere houding ten
opzichte van het kunnen bereiken van succes. Het geloof in de veranderbaarheid van bepaalde
eigenschappen, kan er op deze manier toe leiden dat mensen ook daadwerkelijk meer succesvol in hun
veranderingspogingen zijn.
In hoeverre kunnen eigenschappen of gedrag beïnvloed worden?
1. Lichamelijke kenmerken en prestaties:
Onder normale omstandigheden heb je weinig invloed op lichamelijke kenmerken (lengte, haarkleur,
oogkleur, geslacht etc.). Deze kenmerken liggen vast en zijn dus niet of lastig te beïnvloeden.
Sommige aspecten kun je, ondanks dat ze voor een groot deel genetisch bepaald zijn, wel degelijk
(verder) ontwikkelen, dit ligt wel voor een deel aan je eigen gedrag (een slanker lichaam krijgen
bijvoorbeeld). Hoe je er exact uit zult zien, is dus wel degelijk afhankelijk van je leefstijl.
Hoewel sommige mensen er meer moeite voor moeten doen (aanleg om dik te worden) om de
perfecte maten te krijgen en te behouden, het daadwerkelijke gewicht wordt grotendeels bepaald door
gedrag.
2. Persoonlijkheid:
Verschillen in temperament (aangeboren): stabiele, vroeg optredende individuele verschillen in
emotionaliteit, energie, aandacht en volharding, reactiviteit en vriendelijkheid (gaat om stabiele
kenmerken, het betreft genetische verschillen aangezien de verschillen al zeer vroeg optreden)
Temperament voor 40% door genen, 60% door omgeving
Big Five persoonlijkheden: extraversie, neuroticisme, toegeeflijkheid, consciëntieusheid en openheid
Hoewel blijkt dat het bijsturen van persoonlijkheidskenmerken waarschijnlijk moeilijk is, behoort dit
wel tot de mogelijkheden. De invloed die specifieke omgevingsvariabelen (contact met vrienden en
leraren, ziekten en ongelukken, het hoeveelste kind in een gezin, etc.) hebben op de vorming vn
bepaalde eigenschappen laat zien dat eigenschappen niet volledig gedetermineerd zijn (vaststaan bij
de geboorte)
Iemands persoonlijkheid kan niet zomaar veranderd worden. In plaats van iemands persoonlijkheid
te veranderen, richt je je op gedrag in concrete situaties