Medische-biologische basisvakken 1:
Hoorcollege 1: de Cel (31-08-2021)
Histologie is wetenschap van het weefsel
Histos = weefsel
Logos = wetenschap
De wetenschap die zich bezighoudt met de gedetailleerde opbouw van levende organismen
(planten en dieren)
Je gaat van een groot niveau, je gaat langzaam inzoomen. De preparaten worden steeds
kleiner. Je gaat van een duim naar steeds kleiner (zie afb hieronder)
Cytologie is wetenschap van de cel
Kytos = cel
Logos = wetenschap
Je kunt het niet met het blote oog zien. Je hebt
bijvoorbeeld een lichtmicroscoop nodig maar ook
moet je zorgen dat je weefsel heel erg dun
gesneden is anders kun je er niet goed doorheen
kijken.
Met een lichtmicroscoop kun je 1250 x vergroten.
Je kunt tussen de 10 um en 5 um zien.
Wil je nog kleiner kunnen zien, dus bijvoorbeeld
een onderdeel van de cel dan moet je een
elektronenmicroscoop gebruiken; 100.000 x
inzoomen, dikte preparaat moet heel dun zijn
Grootte cel tussen 0,5 en 150um
Binnen je lichaam varieert het heel erg, bloedplaatjes zijn weer kleiner dan bloedcellen.
Um = micron, nm=nanometer
De paraffine-inbed-procedure:
Bepaalde technieken toepassen om het doorzichtig te maken om er doorheen te kijken.
Hierna heeft men een houdbaar (soms tientallen jaren) preparaat verkregen dat met het
lichtmicroscoop onderzocht kan worden:
• Fixatie: Fixatie; stabiel blijft, geen vervorming, geen bacterie/schimmel groei.
Je pakt een biopt, je fixeert het eerst zodat er geen gekke vormen zijn, je snijdt het in
een blokje. Je hebt dan ook geen bacterie en schimmelgroei.
Bijvoorbeeld: je snijdt een blokje lever (biopt), dit is heel erg zacht. Je fixeert het
eerst zodat er geen vervorming is en geen bacterie. Er wordt hierbij gebruik gemaakt
van 4% formaline-oplossing, hierin wordt het dan +- 2 dagen gelegd en dit dringt het
weefsel binnen en leg structuren en chemische bestanddelen zoals eiwitten vast.
,• Ontkalken: Hierna moet je het snijdbaar maken, omdat je hele dunne plakjes wilt.
Lever is bijvoorbeeld al erg goed snijbaar dus als je dit gefixeerd hebt is het vrijwel
direct snijbaar. Maar bijvoorbeeld bot of tanden zijn zo hard. Die moet je eerst
ontkalken. Ontkalken duurt ongeveer een week.
• Dehydreren: Dehydreren is het eruit halen van water. Water zet uit (denk aan een
flesje bier in de diepvries) dus als jij heel erg veel water in je weefsel hebt en je
bevriest het vervolgens om te gaan snijden als je het bevorderen gaan snijden dan
zet dit uit en breekt het je weefsel kapot. Daarom dehydreer je het en dit wordt vaak
gedaan met alcohol. Dus je lost het op in een steeds hogere concentratie alcohol en
dan plaatje het in de paraffine zodat je het goed kunt snijden. Parrafine is eigenlijk
kaarsenvet. Het gaat achtereenvolgens in 50% 70% 80% en 96% gelegd. Hierna wordt
de alcohol vervangen door xyleen. Tenslotte wordt xyleen vervangen door parrafine
die op 58 graden vloeibaar is.
• Inbedden: Inbedden techniek om de oriëntatie te behouden. Als je het hebt
gesneden weet je vaak niet meer wat boven of onder is. Door het op een bepaalde
manier in te bedden behoud je de oriëntatie. Inbedden doe je met paraffine dit is
een kaarsvet.
• Snijden: Snijden kan op verschillende manieren, paraffine (dun)(5 um)/
vriescoupse (relatief dik 15-30 um)
• Opplakken: Opplakken, dan heb je allemaal plakjes gemaakt van je weefsel. Dat
moet je op een bepaalde oriëntatie op je glaasje plakken om het dan in te kunnen
zien met je microscoop.
Hydreren: Aangezien verreweg de meeste kleurstoffen voor het kleuren van de
coupes in water opgelost worden, dient nu eerst de parrafine uit en rondom het
weefsel verwijderd te worden. Dit hydreren gebeurt door het objectglas in cuvetten
met achtereenvolgens xyleen en alcohol-water mengsels met afnemende
alchoholpercentages te laten doorlopen.
• Kleuren: de volgende handeling is nu het kleuren. Dit wordt veelal gedaan door
het objectglas met de coupe een aantal cuvetten te laten passeren waar de kleurstof-
oplossingen in gebracht zijn. Elastische vezels kleuren vaak bruin, spiercellen rood en
kernen blauw in de wand van een slagader.
• Dehydreren: na kleuring volgt wederom het dehydreren, dat wil zeggen passage van
het preparaat door de alcoholreeks, waarna enige spoelingen in xyleen, zodat het
peparaat ontwaterd wordt en doordrenkt wordt met het oplosmiddel van het
insluitmiddel.
• Insluiten: Inlsuiten, dekglaasje op je dekglas. Om alles goed af te sluiten en dat er
niks meer tussen komt want er kunnen nogsteeds bacteriën en schimmels groeien op
, je preparaat. Vaak sluit men in met Canadabalsem. Een druppel hiervan wordt op het
preparaat gelegd. Hierna wordt er een dekglas op gelegd.
Cryostaat-techniek: gelatineachtige basis waarvan je plakken snijdt. Hoofdzakelijke geschikt
voor zachte weefsels. Het weefselstukje wordt snel ingevroren om daarna onmiddellijk
gesneden te worden. de coupes worden op object glaasje opgevangen en kunnen na een
kortdurende fixatie onmiddellijk gekleurd worden. Hydreren vervalt (het weefsel vevat
immers water) na kleuren en dehydreren kan het weefsel ingesloten worden. dit kan binnen
15 minuten gebeuren, het nadeel van deze snelle methode is dat de kwaliteit van de
weefselcoupe niet altijd even fraai is.
Freezing microtoom: dit is wanneer je iets bevriest (water zet uit, suiker niet)
Zaag-slijp techniek: wordt gebruikt bij botten en tanden. Het element wordt ingebedt in een
bepaald soort plastic en zaagt plakjes van 200 um. De plakjes worden aan beide zijden met
bevochtigd fijn schuurpapier afgeschuurd tot 50 um. Daarna wordt het op de bekende wijze
ontwaterd en ingesloten.
Paraffine: kaarsvet
Bij tanden en kiezen maakt men vaak gebruik van de zaag-slijp techniek, het glazuur van het
element blijft zichtbaar. In tegenstelling tot de paraffine techniek waarbij door ontkalking
het glazuur verdwijnt.
Je kunt na het doorlopen van alle stappen iets aankleuren. Je laat dat bepaalde antilichamen
vallen op het preparaat die als het ware vastklikken aan bepaalde producten in de cel. Dit
kleuren kun je doen met hematoxyline (base, blauw, hoge pH) en eosine (zuur, rood, lage
pH). Je kunt door iets te kleuren iets zichtbaar maken.
Breinweefsel, de microglia (de uitstulpingen aan de cel, dit is ontstoken breinweefsel) kun je
ook aankleuren met een bepaald met antilichaam de kleurstof bindt dan aan een substraat.
Je weet bijvoorbeeld dat de microglia een eiwit tot expressie brengen als er een ontsteking
is, dan zorg je dat een antilichaam bindt op je eiwit en dat de kleurstof weer bindt aan dat
antilichaam. Je kunt hiermee specifieke cellen zien.
, Er wordt gekleurd met: 4% neutrale formol dat als
agens formaldehyde (CH2O) bevat. Het is een 4%
oplossing in water die voor gebruik op neutrale PH 7
wordt gebracht.
Het formaldehyde kan op vele manieren reageren
met onder andere eiwitten.
Je hebt 2 manieren om te kleuren:
Ion-binding, lading die plakt aan een molecuul. Bij
een pH van 7, blauw bij een pH van 14 kleurt het
rood. Doet iets met de zuurgraat. Je kunt hierdoor
verschillende onderdelen kleuren.
Covalente binding, het plakt aan elkaar. Denk aan
een antilichaam en eiwitten. Treedt op bij kleuring van bepaalde glycoproteinen
(suikerbevattende eiwitten) met de kleurstof pararosaniline (rood). Dit type binding is veel
stabieler dan de ionogene binding en blijft tijdens het opvoeren, voordat het preparaat
wordt ingesloten, beter behouden.
De cel wordt de eenheid van bouw genoemd → alle levende organismen (planten en dieren)
zijn opgebouwd uit cellen
De cel wordt de eenheid van functie genoemd → er spelen zich velerlei processen af die met
elkaar zorgen dat de cel in leven blijft.
De cel wordt de eenheid van groei genoemd → doordat de cel zich deel (mitose)
vermeerdert het aantal cellen in het organisme waardoor het in staat is te groeien.
Cel is motor van de constructie, die delen en bepalen wat er tot expressie komt en die
vormen het hele orgaan. Cellen vormen een hele structuur.
- Celmembraam; dubbellagig, bestaat uit lipide (vetten), hebben een kop en uitloper
en steken in elkaar. Een membraam is heel erg belangrijke, zorgt niet dat alles binnen
kan dringen (virus) maar zorgt wel dat sommige stoffen doorgelaten worden
(glucose; suikers om te kunnen leven, zuurstof). Dus een selectief transport. De
membraan speel een rol bij de voedselopname, wateropname en de uitscheiding.
o Glycoproteïne kop en lipide staart die plakken tegen elkaar aan.
- Receptoren; zitten in het celmembraan zitten receptoren, dit vangt bijvoorbeeld
suikermoleculen en keert die in de cel uit zodat de cel hierop kan leven.