15-03-2021
Probleem 1. 100 jaar orthopedagogiek
LD1: Hoe heeft de orthopedagogiek zich ontwikkeld (historisch perspectief)?
Middeleeuwen: Door de Christelijke boodschap van naastenliefde werden
hulpbehoevenden (armen, wezen, zieken, gehandicapten) opgenomen in de caritatieve zorg
(= liefdadigheid). Voor besmettelijke ziekte en ernstig geesteszieken waren er afzonderlijke
voorzieningen. Gedragsproblemen werden met dwang en straf aangepakt.
17e eeuw: Comenius ontwerpt een pedagogische methode, waarin de kindertijd als ‘speciale
periode’ werd gezien. Er kwam meer belangstelling voor opvoeden en pedagogiek.
Verlichting: Rousseau benadrukte het idee van Comenius door het gebruikt van de ‘reden’ ->
zelf problemen oplossen. Men wordt zo optimistischer over de menselijke mogelijkheden.
Romantiek: Door verminderde kindersterfte komt er meer aandacht voor het kind in het
algemeen, en hierbij ook voor de pedagogiek.
19e eeuw: De eerste openbare ‘pedagogische ruimte’ ontstaat. Kinderen worden als
belangrijker gezien en er gaat meer aandacht naar ze toe. Er ontstaan meerdere vormen van
speciaal onderwijs en instellingen. Er groeit aandacht voor armen en minderheden in de
samenleving. Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen geesteszieken en mensen met een
geestelijke beperking/achterstand.
In deze periode zijn meerdere pedagogen (Pestallozi, Herbart, Fröbel) die filosofische ideeën
met ervaringskennis combineren en zij ontwikkelen leerboeken over de aanpak van
opvoeding en de problemen hierin. Maria Montessori richtte zich als een van de eersten op
kinderen met een problematische of verstoorde ontwikkeling.
Begin 20e eeuw:
1901: Algemene leerplicht -> alle leerlingen moeten naar school. Dit leidt later tot de
opkomst van speciaal onderwijs.
1903: Vereniging van Onderwijzers en Artsen wordt opgericht -> onderwijs aan achterlijke
en zenuwzwakke kinderen. Ze pleiten voor een wettelijke regeling van het speciaal
onderwijs en professionele kwalificaties voor leerkrachten die hier werken.
1905: Binet en Simon ontwikkelen een intelligentietest die zwakzinnige kinderen opspoort.
In deze periode vinden ook veranderingen in de maatschappelijke zorg voor kinderen plaats.
Er komen beperkingen op kinderarbeid, ideeën voor volksonderwijs en landelijke
voorzieningen in de gezondheidszorg en kinderbescherming. Ook het kinderstrafrecht
ontstaat en er komen kinderwetten. Deze onttrekken kinderen uit ongunstige invloeden uit
het milieu, door ze te plaatsen in opvoedingsgestichten.
In deze periode ontwikkelen nieuwe subdisciplines: heilpedagogiek (invloedrijk),
kinderpsychiatrie en de kinder- of ontwikkelingspsychologie. De heilpedagogiek wordt in de
kinderpsychiatrie gezien als de toepassing van medische inzichten in de vorm van
opvoedingsmaatregelen om psychische defecten te genezen.
1
,1905: Invoering van de Kinderwetten maakte ontzetting uit de (tot voorheen) onaantastbare
vaderlijke macht mogelijk. Ook werd < 18 jaar het kinderstrafrecht geldig, wat < 14 jaar erg
ongebruikelijk bleef. Ook wordt afgesproken dat de maatregelen worden bekostigd door het
rijk.
De Kinderwetten waren het begin van de inmenging van de Nederlandse overheid in
gezinnen met kwetsbare kinderen -> jeugdhulpverlening. De wetten zijn gebaseerd op het
principe dat ouders een opvoedingsplicht in plaats van opvoedingsrecht hebben. Als ouders
hun plicht verzaken kan er ontheffing van of ontzetting uit de ouderlijke macht plaatsvinden.
1922: Er is een aanvulling van de kinderbeschermingsmaatregelen met de
ondertoezichtstelling (OTS): het beperken van de ouderlijke macht door het aanwijzen van
een gezinsvoogd; en het ontstaan van de kinderrechter, die oordeelt in kinderstrafzaken.
1918 - 1926: Nadat in 1918 Rommert Casimir wordt benoemd als eerste hoogleraar
Pedagogiek aan de Universiteit Leiden, worden er meer hoogleraren pedagogiek benoemd.
1949: De universitaire studie Pedagogiek ontstaat, waar orthopedagogiek onderdeel van is.
1965: Orthopedagogiek is vanaf nu een afstudeerrichting.
1960-1970: Het idee van hulpverlening en behandeling komt tot ontwikkeling, waarbij het
doel is om kinderen beter te maken. De residentiële (jeugd)zorg ontwikkelt zich. In deze
periode was een confrontatie tussen de maatschappijkritische stroming en de aanhangers
van de traditionele zorg. De oriëntatie verschoof in deze periode van Duitse pedagogen, naar
meer empirisch gerichte Amerikaanse en Engelse pedagogen.
1989: De Wet op de Jeugdhulpverlening met het zo-zo-zo beleid ontstaat -> hulpverlening
aan kwetsbare jeugdigen moet zo licht (liefst thuis), zo dichtbij (liefst regionaal), zo
kortdurend (maximaal twee jaar) en zo tijdig (liefst preventief) mogelijk plaatsvinden. Dit is
de ambulantisering van de jeugdhulpverlening.
Er bleven twee kwesties onaangeroerd: de onoverzichtelijkheid van/het gebrek aan
samenhang tussen alle jeugdhulpvoorzieningen en de gescheiden financiering van de
verschillende sectoren van jeugdzorg.
1996: Met de WSNS (Weer Samen Naar School) wordt de scheiding tussen het
basisonderwijs en speciaal onderwijs verminderd.
1998: WSNS werd ingevoerd om zorg op maat te krijgen voor kinderen met problemen. Ook
ontstonden er vier clusters van speciaal onderwijs.
2003: Wet op de Expertise Centra werd ingevoerd, waarin de inrichting van speciaal
onderwijs werd geregeld
2004: WSNS-beleid werd daadwerkelijk uitgevoerd.
2005: De Wet op de Jeugdzorg ontstaat. Dit zorgde voor het oprichten van het Bureau
Jeugdzorg, dat garant staat voor een goede toegang tot jeugdhulpvoorzieningen en de
thuishaven van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en dit draagt zorg voor de
civielrechtelijke (jeugdbescherming) en strafrechtelijke (jeugdreclassering) maatregelen.
2
,2015: De Jeugdwet werd ingevoerd -> verschillende vormen van zorg voor jeugd en het AMK
(nu: Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMKH)) vallen onder de
verantwoordelijkheid van de gemeente. Ook heeft de gemeente de verantwoordelijkheid
voor het uitvoeren van de maatregelen van de jeugdbescherming en jeugdreclassering.
LD2: Wat houdt orthopedagogiek in?
De orthopedagogiek heeft drie kenmerken:
• Integratief: het samenbrengen van invloeden van micro- tot macroniveau en
gegevens uit verschillende disciplines -> interdisciplinaire wetenschap;
• Empirisch-normatief: waar doet de opvoeder goed aan, gezien de wetenschappelijke
inzichten die er bestaan over opvoeden -> visie over wat wenselijk en haalbaar is;
• Overwegend handelingsgericht: het bieden van advies en hulp.
Er zijn verschillende definities van orthopedagogiek opgesteld door De Ruyter (1989):
• Klassieke benadering: het ‘opvallende’ en ‘afwijkende’ kind staat centraal;
• Moderne benadering: de problematische opvoedingssituatie staat centraal.
Baartman, Van Gelder en Vliegenthart waren aanhanger van de klassieke benadering.
Baartman (1992) noemde dit de fase waarin het object van de orthopedagogiek werd
omschreven als: “de opvoeding van het afwijkende kind”. In de jaren ’80 verschuift de focus
van het afwijkende kind, naar de problematische opvoedingssituatie en de factoren die
hierbij een rol spelen. De klassieke benadering gaat dus over in de moderne benadering.
Nakken en Ter Horst waren aanhanger van de moderne benadering. Nakken (1999) stelt dat
de orthopedagogiek zich richt op: “de beschrijving van de aard en de achtergronden van
problemen bij het opvoedingen met het oog op onderkenning, behandeling en preventie”.
Het optimaliseren van de opvoeding, zowel aan de kant van het kind als de opvoeders,
wordt het nieuwe doel.
Orthopedagogiek is een wetenschappelijke discipline in Nederland. Er zijn maar een paar
landen waar orthopedagogiek als een afzonderlijke wetenschappelijke discipline wordt
onderscheiden.
Er zijn drie inhoudelijke aandachtsgebieden in de orthopedagogiek. Bij deze gebieden gaat
het vooral om de hulpverlening die gepaard gaat bij de problemen. Hierin is een sterke
diversiteit, de hulpverlening wordt namelijk aangepast aan het kind zelf:
• Ontwikkelingsstoornissen, lichamelijke beperkingen en zintuigelijke beperkingen;
• Ernstige emotionele en gedragsproblemen;
• Leerproblemen en leerstoornissen.
Er bestaan twee profielen van de orthopedagogiek:
• Empirische wetenschap (kennis): nadruk op verzamelen van data om problemen te
verklaren -> beschrijven en verklaren;
o Technisch-instrumentele opvatting van de opvoeding -> gedragswetenschap.
De opvoeder kan alles aan een kind leren, mits empirisch effectieve
methoden worden gebruikt.
3
, • Handelingsgerichte wetenschap (kunde): nadruk om professionele vaardigheden om
problemen aan te pakken -> professionele hulpverlening bij problematische situaties.
o Wederzijds afgestemde opvatting van de opvoeding (opvoedingsbegrip) ->
proces tussen opvoeder en kind dat tot stand komt via een dialoog.
Er is een continue wisselwerking tussen de theorie en de praktijk en kennis/kunde.
Orthopedagogiek richt zich op opvoeding in problematische situaties. Vaak is er sprake van
een stagnerende opvoeding. Het doel van de orthopedagogiek is het optimaliseren van de
opvoeding, zowel voor het kind als voor de opvoeder.
Er zijn drie typen theorievorming binnen de orthopedagogiek:
• Probleemspecifieke theorieën: klinische onderwijs- en behandelingstheorieën die
gebruikt worden in een bepaald werkveld -> deel-orthopedagogieken. Deze gaan
over drie groepen:
o Individuele geval: theorie over mensen met een verstandelijke beperking;
o Soortgelijke gevallen: bij een stiefouder is de kans op agressie groter;
o Alle mensen: frustratie roept agressie op.
• Algemeen orthopedagogische theorieën: een basistheorie die gebouwd is op een
centrale categorie met een theorie over de hulpvraag en een theorie over de
hulpverlening -> aanbod en vraag naar zorg;
• Discussies op metatheoretisch niveau: debat over de kwaliteit, geldigheid van
theorieën, de bruikbaarheid van methoderegels en de beroepsethiek -> zo worden er
steeds nieuwe uitgangspunten opgesteld voor de orthopedagogiek.
Pedagogisch onderzoek, diagnostiek, behandeling en begeleiding zijn belangrijke taken van
orthopedagogen. Orthopedagogen zijn experts in de pedagogische relatie tussen de cliënt en
zijn omgeving. Deze relatie kan onderdeel zijn van het probleem, maar ook de basis bieden
voor de oplossing. De orthopedagoog probeert de cliënt (weer) zo zelfredzaam mogelijk te
maken, zodat de cliënt optimaal in de maatschappij mee kan functioneren.
De empirisch-analytische pedagogiek probeert op systematische wijze verschillende
handelingen, methoden, ingrepen, therapieën en dergelijke uit en kijkt dan of er een
verschillend pedagogisch effect is. Dit dwingt pedagogen om hun ideeën over opvoeding en
opvoedingsprocessen continu aan de realiteit te toetsen.
De empirisch-analytische pedagogiek neemt afstand van de normatieve pedagogiek die
denkt normen en waarden te kunnen opleggen aan de praktijk. De pedagogiek helpt deze
kloof te dichten door ethische alternatieven aan te dragen.
LD3: Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen een orthopedagoog, psychiater en
psycholoog (vergelijkend perspectief)?
Orthopedagogiek gaat om zorg voor mensen met een verstandelijke beperking of in het
speciaal onderwijs (zwakzinnigen of verstandelijk gehandicapten). De klinische pedagogiek
gaat over niet-gehandicapte kinderen en opvoedingsproblemen.
Kinderpsychiatrie richt zich op het begrijpen en verklaren van emotionele en
gedragsproblemen van een kind of jeugdige in een biopsychosociaal model, om vanuit die
4