Sociologie voor gezondheidszorg en verpleegkunde
Hoofdstuk 1,2,3,4 & 5
Hoofdstuk 1
Psychologen verklaren gedrag vanuit de mens zelf: aanleg, persoonlijkheid, karakter etc.
Sociologen verklaren gedrag vanuit de samenlevingsverbanden die mensen met elkaar
vormen.
Sociologie wordt wel omschreven als wetenschap van de maatschappij, wetenschap van
het menselijk samenleven of wetenschap van het sociale.
Bijvoorbeeld; individualisering van de samenleving, hoge werkdruk van veel mensen.
In de sociaal betekent het begrip 'sociaal', alles wat met het samenleven van mensen te
maken heeft. Zoals; liefde, vriendschap, oorlog, economie.
De sociologie geeft antwoord op 2 vragen:
1. Hoe worden mensen in hun gedrag beïnvloed doordat zij deel uitmaken van
groeperingen?
– Microniveau, kleine samenlevingsverbanden zoals gezin, vriendengroep, team van
collega's
– Mesoniveau, wijdere sociale omgeving zoals de kerk, wijk, school.
– Macroniveau, dit heeft betrekking op de maatschappij als geheel.
2. Hoe zit de samenleving in elkaar?
– hoe zijn de machtsverhoudingen?
1.2 Sociologie als wetenschap
Sociologie is een empirische wetenschap, dit betekent een wetenschap waarbij kennis
voortkomt uit een systematische waarneming van feiten.
Sociologen zijn geïnteresseerd in de objectieve werkelijkheid als in de vraag hoe mensen
de werkelijkheid subjectief beleven.
1.3 Weerstanden tegen sociologie
– Sociologen zouden uitsluitend aantonen wat iedereen al weet
– Sociologen zouden geen oog hebben voor de individuele verantwoordelijkheid
– Sociologen scheren mensen over één kam & gaan voorbij aan ieders individualiteit
Hoe werken sociologen en verpleegkundigen samen?
Sociologie kan verpleegkundigen helpen meer zicht te krijgen op:
– het eigen gedrag en dat van anderen
– maatschappelijke factoren met betrekking tot zorg (functioneren van mantelzorg,
verband tussen gezondheid & de sociale klasse)
– de inrichting en ontwikkeling van de gezondheidszorg
– de positie van verpleegkundigen in allerlei groeperingen op micro, meso en macroniveau
Mensen zijn op 3 manieren met elkaar verbonden:
1. Mensen zijn op elkaar gericht en stemmen hun gedrag op elkaar af. Interactie hoort
hierbij, dit betekent dat mensen steeds op elkaar reageren.
2. Mensen zijn door elkaar gevormd, hier duidt het begrip cultuur op.
3. Mensen zijn van elkaar afhankelijk, mensen kunnen niet zonder andere leven.
,Interdependentie hoort hierbij, dit is onderlinge afhankelijkheid.
De reactie (interactie) is gebaseerd op een interpretatie ofwel een subjectieve definitie
van de situatie. Die definitie bepaald het gedrag.
Dat interacties gebaseerd zijn op subjectieve definitie van de situatie betekent niet dat wij
in elke situatie opnieuw tot een interpretatie moeten komen.
Van veel situaties hebben wij al geleerd hoe wij die moeten definiëren. → collectieve
betekenis.
Dat wij al veel interpretaties geleerd hebben heeft met het begrip cultuur te maken.
Samenleven met elkaar veronderstelt het bestaan van gemeenschappelijke interpretaties
van een aantal zaken.
Verschillende mensen zullen vaak eenzelfde situatie verschillend definiëren.
De ene verpleegkundige ziet een arts op de afdeling als een collega-professional met wie
op basis van gelijkwaardigheid moet worden samengewerkt. Terwijl de andere
verpleegkundige dat weer anders kan zien.
Iemand identiteit is de wijze waarop iemand zichzelf ziet (zelfbeeld).
The looking-glass-self, iemand vraagt zich voortdurend af hoe hij er in de ogen van
anderen uitziet en hoe zij hem beoordelen.
Role-taking, mensen zich in gedachten verplaatsen in de positie van anderen met wie zij in
contact komen. Mensen kunnen dan erachter komen wat van hun wordt verwacht en
kunnen zij hun gedrag ten opzichte van die ander preciezer bepalen.
(bijv. als kind speel je politieagent, verpleegkundige, leraar etc.)
Het verschil van interpretaties heeft te maken met het referentiekader is het geheel van
waarden, normen, overtuigingen en vanzelfsprekendheden op grond waarvan leden van
een groepering oordelen & handelen.
(ookwel sociale bril)
Sensorische deprivatie = als mensen te weinig gevarieerde zintuiglijke prikkels kunnen
opdoen. (bijv. in verpleeghuizen, psychiatrische instellingen)
Sensorische overstimulatie = als mensen te veel en te lang verschillende prikkels krijgen
aangeboden.
Het is onmogelijk om je open te stellen voor alle prikkels waarmee je geconfronteerd
wordt. Mensen maken vanuit hun referentiekader een selectie. (selectief openstellen)
Mensen onthouden vaak ook selectief.
De groeperingen waar iemand lid van is vormen in belangrijke mate het referentiekader.
Mensen vormen een gezamenlijk beeld. Ze doen dit door te bekijken wat normaal is en
wat afwijkend of problematisch is. Hierdoor ontwikkelen ze met elkaar een opvatting en
stemmen daar hun gedrag op af.
Afwijkend gedrag = een sociale constructie: mensen bepalen samen wat zij normaal en
wat zij abnormaal vinden.
, Attributietheorie = mensen proberen bij het waarnemen altijd te verklaren. Als men
gedrag van iemand waarneemt, probeert men altijd dat gedrag te begrijpen door het toe te
schrijven (attribueren) aan specifieke oorzaken.
Het begrip fundamentele attributiefout hoort hierbij.
De rol van de persoon (persoonlijke verantwoordelijkheid) → overschat
De rol van de omstandigheden (ongelijke kansen bijvoorbeeld) → onderschat
Interne factoren worden dus eerder als oorzaak gezien dan externe factoren.
Er worden 3 soorten stigma (een negatief etiket) onderscheiden:
1. Lichamelijke gebreken & afwijkingen zoals huidaandoeningen, amputaties.
2. Ongewenste karaktertrekken zoals psychische stoornissen, homoseksualiteit,
verslaving
3. Collectieve stigmata zoals het behoren tot een bepaald ras, volk of religie.
Bijvoorbeeld de joden in de 2e wereldoorlog.
Vooroordeel = een bepaalde vaste manier van denken, voelen en handelen die een
gedeelte van de sociale werkelijkheid in behoorlijke mate vertekent.
Een vooroordeel neemt vaak de vorm aan van een stereotype.
Een stereotype is ook een vaste manier van denken, voelen en handelen van een groep
mensen ten aanzien van een andere groep waardoor de werkelijkheid sterk vertekend
wordt.
Selffulfilling prophecy betekent dat een subjectieve definitie van de situatie zichzelf kan
waarmaken.
Men heeft een onjuiste definitie van de situatie waarnaar men gaat handelen, hierdoor
wordt de onjuiste definitie werkelijkheid.
Bijvoorbeeld: je gaat met versleten kleding naar een restaurant. De ober gaat niet zijn best
doen omdat die denkt toch geen fooi te ontvangen van iemand die er zo bij loopt. Hierdoor
geef je ook geen fooi.
Selfdestroying prophecy (tegenovergestelde van selffulfilling prophecy), dit betekent dat
men een juiste definitie van de situatie heeft waarna men gaat handelen, waardoor de
definitie van de situatie onjuist wordt.
Bijvoorbeeld een aantal jaar geleden kozen veel jongeren voor een verpleegkundige
opleiding. Op een gegeven moment werd gezegd dat er te veel verpleegkundigen zouden
komen. Daardoor kozen minder mensen voor zo'n opleiding, met als gevolg dat er een
tekort ontstond aan verpleegkundigen.
Pygmalion-effect, dit betekent het oordeel dat men heeft over anderen is sterk
onderhevig aan opvattingen die men allang over hen heeft. (bijv. als er een boek uitkomt
van een favoriete acteur, wordt dat in principe positief ontvangen)