Pedagogiek
1 Inleiding in de pedagogiek
Pedagogiek houdt zich bezig met de opvoeding van kinderen en jeugdigen van 0 tot 18 jaar.
Pedagogiek betekent: kinderleiding(opvoedkunde, opvoedingsleer of
opvoedingswetenschap.
Verschil tussen de drie begrippen
1. Opvoedkunde richt zich op de vaardigheden van de opvoeder
2. Opvoedingsleer richt zich op het vergaren van kennis over opvoeden.
3. Opvoedingswetenschap richt zich op het ontwikkelen van theorieën over en
methoden met betrekking tot opvoeden.
Kinderen zijn afhankelijke wezens
1. Een kind is tot jaren na de geboorte aangewezen op iemand die eten koopt,
klaarmaakt en opdient.
2. Een kind is afhankelijk van iemand die zorgt voor kleding, een dak en een bed, zodat
zij of hij beschut is tegen wind, regen, zon en andere weersinvloeden.
3. Een kind dient beschermd te worden tegen ziekteverwekkende microben, agressieve
schoonmaakmiddelen, scherp keukengerei, voorbijrazend verkeer en talloze andere
risico’s.
4. Een kind heeft jarenlang iemand nodig die erop toeziet dat hij of zij zich wast, kleedt,
verschoont, de billen afveegt de tanden poetst en de handen wast.
5. Een kind heeft behoefte aan erkenning. Een baby zoekt contact met de moeder. Een
kind vraagt om aandacht door het verzorger of moeder vast te grijpen en door te
babbelen.
6. Een kind heeft kennis nodig.
Definitie Opvoeding
Langeveld: “Opvoeding is alle omgang tussen het kind en volwassenen. In de omgang
moeten liefde, geborgenheid, en aandacht een rol spelen.”
Malschaert: “De nadruk ligt op een opvoedrelatie waarbij intimiteit en veiligheid een rol
spelen.”
Rispens et al: “Opvoeding krijgt gestalte(geheel) aan grenzen stellen, instructie,
ondersteuning en controle.”
, Kuipers beschrijft opvoedingsdoelen, die gericht zijn op zelfstandigheid, zelfredzaamheid en
zelfvertrouwen. Het opvoedgedrag dat de ouder ten opzichte van het kind in zijn handelen
tentoonspreidt, kan leiden tot zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen bij het
kind.
Dus:
Opvoeding is alle omgang tussen ouder en kind waarbij gericht een relatie wordt
aangegaan. In deze omgang biedt de ouder het kind liefde, geborgenheid, veiligheid,
intimiteit, aandacht, grenzen, instructie, ondersteuning en controle. Hierdoor zal het kind
tot zelfontplooiing komen en over het nodige zelfvertrouwen en de nodige
zelfstandigheid en zelfredzaamheid beschikken om richting te geven aan zijn verdere
leven (menswording).
Er is sprake van opvoeding als:
➔ er een wederzijds respect tussen ouder en kind is.
➔ het kind voldoende veiligheid ervaart, heeft vertrouwen in, kan rekenen op, voelt zich
geaccepteerd door en krijgt ondersteuning van de ouder.
➔ het kind door de ouder uitgedaagd wordt om eigen beslissingen te nemen en te
experimenteren met nieuwe dingen, waardoor hij vertrouwen krijgt in zijn omgeving.
2 Grondbegrip opvoeding
Begripsbepaling
Volgens Verpale houdt opvoeding in: leren, lopen en praten. Dankjewel zeggen en geen
winden laten aan tafel.
Een speciaal soort omgang
Volgens Langeveld is opvoeding een speciaal soort omgang. Het is een gebied waarbinnen
we de opvoeding aantreffen. Dat van de omgang tussen volwassenen en kinderen.
Nu spreekt men vaak over interactie/communicatief handelen.
Communicatief handelen: mensen die met elkaar omgaan, continu bedoelingen, gedachten,
gevoelens en wensen uitwisselen.
Opvoeding is dus een deelverzameling van een veelomvattend geheel. Om de
deelverzameling opvoeding aan te kunnen wijzen binnen het grote geheel dat omgang heet,
noemt Langeveld drie voorwaarden:
➔ er moet omgang zijn tussen volwassenen en kinderen
➔ daarbij moet invloed worden uitgeoefend
➔ die invloed moet uitgaan van de volwassenen op kinderen