Samenvatting Hoofdstukken Sociaal Recht (Loonstra)
Inleiding
Sociaal recht = arbeidsrecht. Gaat altijd over mensen, mensen die op elkaar zijn aangewezen
omdat zij in een organisatie samenwerken. Veel van deze problemen hebben (deels)
betrekking op financiële kwesties.
Hoofdstuk 1: Terreinverkenning (hele hoofdstuk)
Onzelfstandige beroepsbevolking: mensen met een betaalde baan. Zij bevinden zich tijdens
hun werk in een afhankelijkheidspositie ten opzichte van een ander: de werkgever. Deze (in
Nederland 6,3 miljoen mensen) worden onderverdeeld in 3 categorieën:
1. Private sector: werkzaam in het bedrijfsleven/verrichten binnen private sector
arbeid. Grootste groep. 25% van deze groep heeft een flexibele arbeidsrelatie.
2. Publieke sector: ambtenaren/werkzaam in de publieke sector. Personeel in dienst
van de overheid.
3. Semipublieke sector: verbonden aan organisaties en instellingen binnen de private
sector, maar financieel afhankelijk van de overheid. Bijvoorbeeld personeel in
ziekenhuizen.
Zelfstandige beroepsbevolking: zijn tijdens uitoefenen werkzaamheden niet verbonden aan
opdrachten van anderen. Ook wel, de zelfstandige ondernemers. Een groot deel hiervan is
zzp’er (zelfstandige zonder personeel): iemand werkt voor zichzelf, zonder personeel.
à Deze groep heeft bijvoorbeeld geen recht op WW-uitkering en verdient vaak niet eens
het minimumloon.
Als we spreken over sociaal recht, spreken we over de onzelfstandige beroepsbevolking.
Sociaal recht ofwel arbeidsrecht heeft dus betrekking op de rechtspositie van de
werknemer, in alle drie de bovengenoemde sectoren. Zij zijn allemaal in dienstverband.
à Vanaf 1 januari 2020: Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wrna) in werking
getreden. Op het overgrote deel van de ambtenaren is het arbeidsrecht nu van toepassing,
net zoals dat geldt voor de werknemers in de private sector.
à Echter, blijft wel een Ambtenarenwet van kracht, die alleen van toepassing is op
werknemers/ambtenaren uit de publieke sector.
à Slechts een enkele groep valt niet onder deze nieuwe wetgeving (zoals medewerkers van
de politie bijvoorbeeld). Voor hen geldt nog steeds een aparte wetgeving.
Rechtsbronnen: welk recht is van toepassing op de werkrelatie tussen werkgever(s) en
werknemer(s)?
1. Arbeidsovereenkomstrecht: Burgerlijk Wetboek is de vindplaats van rechtsregels die
de verhouding tussen individuele werkgever en werknemer regelen. Een aantal
belangrijke wetten die hierin naar voren komen zijn:
- Wet flexibiliteit en zekerheid: maakt werkgevers enerzijds flexibeler en
slagvaardiger om over personeel te beschikken (werkgevers moeten tenslotte in
staat zijn snel te kunnen reageren op de veranderende markten, n.a.v.
mondialisering). Anderzijds biedt deze wet kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt
extra bescherming en meer zekerheid. Deze wet is niet op een zichzelf staande wet,
maar een wet in een andere wet.
1
, - Wet werk en zekerheid (WWZ): zorgde voor een halt in het aantal tijdelijke
arbeidscontracten. Daarnaast zorgde deze wet voor een einde aan ongewenste
ontwikkelingen op het terrein van ontslagrecht. Tenslotte moesten de
overheidsuitgaven worden teruggedrongen, wat heeft geleid tot minder lange
uitkeringen op grond van de WW. Ook geen op zichzelf staande wet.
- Wet arbeidsmarkt in balans (Wab): met deze wet wil de wetgever de niet gehaalde
doelstellingen van de WWZ alsnog realiseren.
2. Het vermogensrecht in het algemeen: arbeidsovereenkomst is obligatoire
overeenkomst = overeenkomst waaruit verbintenissen voortvloeien.
à Verbintenis: een rechtsbetrekking tussen ten minste twee partijen, die ertoe leidt
dat de ene partij één of meer rechten verkrijgt en de andere partij één of meer
plichten op zich neemt. De werkgever heeft plicht loon uit te betalen, de werknemer
heeft plicht arbeid te verrichten.
3. Overige wetten met betrekking tot de private sector: er zijn vele andere wetten die
betrekking hebben op werknemers en werkgevers, in de private, publieke en
semipublieke sector.
4. De jurisprudentie (rechtersrecht): naast de wetgever kan ook de rechter als
rechtsvormer optreden. Regelmatig moet rechter oordeel geven over geschil rondom
arbeidsovereenkomst, zonder toepasselijk wetsartikel.
à Jurisprudentie: het geheel van gepubliceerde uitspraken, gedaan door rechtelijke
colleges. Deze ‘nieuw’ opgestelde regels gaan hun eigen leven leiden en worden vaak
gebruikt als leidraad door lagere rechters.
5. De cao: collectieve arbeidsovereenkomsten. Hierin zijn veel en zeer belangrijke
rechtsregels te vinden. Deze worden vastgesteld tussen werkgever en vakbonden.
Sommige cao-afspraken kunnen regels uit het arbeidsovereenkomstenrecht ter zijde
schuiven of bevatten bepalingen die voor de werknemer gunstiger zijn dan hetgeen
Titel 7: 10 BW daarover verteld. Ook staan er in de cao wel eens dingen die niet aan
bod komen in een wet of wetsartikel.
6. Het verdrag: een overeenkomst gesloten tussen twee of meer landen.
à Implementatie: richtlijnen uitvaardigen en wie dienen omgezet te worden in
nationale regelgeving.
Werknemer heeft bescherming nodig tegen de vaak machtigere werkgever. Deze
bescherming kwam tot stand door het uitvaardigen van het dwingend recht. Dit recht bevat
regels waarvan:
a. Werkgever en werknemer in het geheel niet mogen afwijken, of
b. Niet ten nadele van de werknemer mogen afwijken (rechten worden toegekend
waarop de werknemer altijd terug kan vallen)
Tegenover dwingend recht staat aanvullend recht. Partijen kunnen in dit geval altijd
afwijkend van de wettelijke regel, als ze daartoe overeenstemming bereiken.
1. Dwingend recht: recht waar je niet van mag afwijken à nietig = niet geldig, heeft
nooit bestaan volgens het recht.
2. Driekwart dwingend recht: recht waarvan je alleen in een CAO mag afwijken.
3. Vijf achtste dwingend recht: recht waarvan je mag afwijken d.m.v. een
overeenkomst met de ondernemingsraad.
2
, 4. Semi dwingend recht: recht waarvan je mag afwijken als dit een schriftelijke
overeenkomst staat.
5. Aanvullend recht: recht waar je mondeling van mag afwijken.
Welke rechter is competent ofwel bevoegd om van een arbeidsrechtelijk geschil kennis te
nemen?
• Absolute competentie: welk soort gerecht is bevoegd? Rechtbank, gerechtshof of
Hoge Raad?
à Alle civielrechtelijke zaken, waaronder de zaken op gebied van arbeidsrecht,
moeten bij de rechtbank aanhangig gemaakt worden.
à Rechtbank verdeeld in sectoren: alles wat met arbeidsrecht te maken heeft moet
bij de civiele sector rechtbank worden ingesteld.
à Civiele sector bestaat uit: gewone (civiele) rechter en uit de kantonrechter:
arbeidsgeschillen worden door de kantonrechter beslist en moeten bij hem
aanhangig gemaakt worden.
à Rechter in eerste aanleg: rechter die als eerste absoluut bevoegd is om van een
geschil kennis te nemen. Bij arbeidsrechtelijke geschillen, is dat de kantonrechter.
à Als een van de partijen het niet eens is met de beslissing van de rechter in eerste
aanleg, kan hoger beroep worden ingesteld. Dit gebeurt bij het gerechtshof (in
Nederland zijn er 4). Na hoger beroep, nog mogelijkheid om in cassatie te gaan bij
Hoge Raad (in Den Haag).
• Relatieve competentie: welke van de vele rechters van een bepaald soort is
bevoegd: in welke plaats/bij welke rechtbank zal de zaak aanhangig moeten worden
gemaakt?
à Vaststellen van kantonrechter die relatief bevoegd is (in het geval van een
arbeidsrechtelijk geschil).
à Arrondissement: iedere rechtbank in Nederland (11) heeft een bepaald gebied
toegekend, dat noem je het arrondissement. Ieder arrondissement is weer verdeeld
in twee of meer kleinere regio’s waarbinnen kantonrechters werkzaam zijn. Een regio
bevat één of meer gemeenten.
à Vestigingsplaats: de plaats waar de kantonrechter gevestigd is
à Regel omtrent de relatieve bevoegdheid van de kantonrechter luidt: bevoegd is de
kantonrechter van:
a. de woonplaats of vestigingsplaats van de wederpartij, de gedaagde, of
b. de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht.
à Kort geding: een snel afgewikkelde, informele en grotendeels mondeling
gevoerde procedure voor spoedeisende gevallen. Indien nodig, kan binnen enkele
dagen of zelfs uren uitspraak over de zitting gedaan worden.
à Voorzieningenrechter: rechter in het kort geding. Zowel de kantonrechter als de
‘gewone’ rechter werkzaam in de civiele sector kan als voorzieningenrechter dienen.
3