College 1
Onderwerp I: algemeen
Algemeen - Introductie - Voorstellen vakgroep - Uitleg werkwijze gedurende het masterjaar -
Structuur en systematiek van de Wet IB 2001 - Algemene bepalingen - Analytische vs. synthetische
inkomstenbelasting - Progressief tarief en draagkracht - Heffingskorting - Bron van inkomen
algemeen - Overzicht regels ondernemingswinst op hoofdlijnen
Wetsartikelen: 1.1; 2.1; 2.3; 2.4; 2.7; 2.10; 2.12; 2.13; 2.14; 2.18; 3.1.
Literatuur: Hfst 0, 0.0.0. t/m 0.0.7 Hfst I, Algemene bepalingen Hfst II, 2.0.0, 2.0.1., 2.3.1., 2.3.2.
Hoofdstuk 0 Inleiding
0.0.0 Inleiding inkomstenbelasting
De IB die een natuurlijk persoon is verschuldigd is opgebouwd uit: inkomen uit werk en woning,
inkomen uit ab en uit sparen en beleggen. Drie boxen.
0.0.1 De grondslag van de inkomstenbelasting
Draagkrachtbeginsel (rato van ieders financiële draagkracht). Wordt rekening gehouden met
persoonlijke factoren die bij de bepaling van draagkracht van belang zouden kunnen zijn.
Overheersende mening dat de forfaitaire vermogensrendementsheffing van box 3 een te grote
inbreuk maakt op het draagkrachtbeginsel. Niet de werkelijk genoten inkomsten worden belast,
maar forfaitair bepaald inkomen (verkapte vermogensbelasting).
0.0.2 Het begrip ’inkomen’
Art. 2.18: onderscheid inkomenscategorieën (zie ook art. 3.1, 4.1/4.12 en 5.1). Bronnentheorie
(inkomen is al hetgeen uit een permanente bron van inkomen toevloeit) ligt ten grondslag aan de IB,
op box 3 na. Voor de aanwezigheid van een inkomensbron moet deelneming zijn aan het
economische verkeer en voordeel zijn beoogd of redelijkerwijs te verwachten.
0.0.4 Over de geschiedenis van de inkomstenbelasting
Wet IB 1964 vervangen per 1 januari 2001 met een mee analytische wet met drie categorieën van
inkomen die worden belast tegen verschillende tarieven en geen onderlinge verliesverrekening.
0.0.6 Mogelijke toekomstige ontwikkelingen
Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap: schulden van de dga/partner bij eigen BV worden al
ab belast boven 500.000 euro. Eigenwoningschulden uitgesloten onder voorwaarden.
Syntheserapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel: uitgewerkte beleidsopties aandragen
voor kabinet 2021 met als doel het verschil in belastingdruk tussen werknemers, winstgenieters en
gepensioneerden te verkleinen, belastingontwijking aan te pakken en het belastingstelsel te
vereenvoudigen.
0.0.7 Bronnen van materieel en formeel recht voor de inkomstenbelasting
Wet IB bevat materieel recht. Formeel in de AWR.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen (art. 1.1-1.9 Wet IB 2001)
1.0.0 Inleiding
Art. 1.2-1.7 bevat definities over partner, kind, mogendheid, levensverzekering, lijfrente en
pensioenregeling. Art. 1.8 en 1.9 gelijkstellingsbepalingen.
1.0.1 Reikwijdte en structuur van de Wet IB 2001
1.0.1.A Reikwijdte
IB is een belasting geheven van natuurlijke personen (art. 1.1). Maatstaf is het inkomen. Voor
binnenlandse bp het wereldinkomen, buitenlands inkomen uit NL (tenzij kwalificerend, art. 7.8).
1.0.1.B Structuur
1.0.1.B.a Algemene aspecten structuur
,Boxenstructuur met binnen elke box eigen regels voor het bepalen van belastbaar inkomen,
genietingsmoment, structuur en tarief.
1.0.1.B.b Grondslag van heffing
Box 1 Werk en woning:
Belastbare winst uit onderneming (art. 3.2) € …
Belastbaar loon (art. 3.80) …
Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (art. 3.90) …
Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen (art. 3.100) …
Belastbare inkomsten uit eigen woning (art. 3.110) …
Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen (art. 3.132) …
Negatieve persoonsgebonden aftrekposten (art. 3.139) + …
€ …
Aftrek wegens geringe eigenwoningschuld (art. 3.123a) …
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen (art. 3.124) …
Persoonsgebonden aftrek voor zover mogelijk (art. 6.1 en 6.2) + …
-/- …
Inkomen uit werk en woning (art. 3.1 lid 2) …
Te verrekenen verliezen uit werk en woning (art. 3.148) -/- …
Belastbaar inkomen uit werk en woning (art. 3.1 lid 1) € …
Box 2 Aanmerkelijk belang:
Voordelen uit aanmerkelijk belang (art. 4.13 e.v.) € …
Persoonsgebonden aftrek (art. 6.1 en 6.2, na box 1/3) -/- …
Inkomen uit aanmerkelijk belang (art. 4.12) € …
Te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang (art. 4.47) -/- …
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (art. 4.1) € …
Box 3 Sparen en beleggen
Voordeel uit sparen en beleggen (art. 5.2) € …
Persoonsgebonden aftrek (art. 6.1 en 6.2) -/- …
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (art. 5.1) € …
1.0.1.B.c Genietingsmoment
Box 1: moment waarop belastingplichtige de beschikking krijgt over het inkomen (art. 3.146). Box 2
ook (art. 4.43 voor reguliere) of moment vervreemding (art. 4.46). Box 3: peildatum (art. 5.2).
1.0.1.B.d Tarief
Box 1 maximaal 49,50% met drie inkomensschijven. Box 2 26,9% (art. 2.12). ox 3: art. 2.13.
1.0.2 Het begrip ‘partner’
1.0.2.A Algemene aspecten begrip ‘partner’
Art. 5a AWR. Art. 1.2 verwijst daarnaar en uitbreidingen. Vaststelling vindt plaats aan de hand van
objectieve criteria.
1.0.2.B Het uniforme partnerbegrip van art. 5a AWR
1.0.2.B.a Gehuwden
Gehuwden (zie ook art. 2 lid 6 AWR) zijn partners. Niet langer als verzoek tot echtscheiding is
ingediend of ze niet meer op hetzelfde woonadres staan ingeschreven (art. 5a lid 4 AWR).
1.0.2.B.b Ongehuwden
Moet aan drie criteria voldoen (art. 5a lid 1 sub b AWR): notarieel samenlevingscontract,
meerderjarig, zelfde woonadres BRP.
1.0.2.B.c Partnerschap gedurende een deel van het kalenderjaar
Ook partner in andere perioden van het kalenderjaar voor zover ze in die perioden op hetzelfde
woonadres stonden ingeschreven (art. 5a lid 2 AWR).
1.0.2.B.d Scheiding van tafel en bed en echtscheiding
,Art. 5a lid 3 AWR: ongehuwd indien persoon formeel van tafel en bed is gescheiden. Lid 4: geen
partner als verzoek tot echtscheiding is ingediend of niet langer op zelfde adres BRP.
1.0.2.B.e Slechts één partner mogelijk
Kan maar één partner tegelijk (art. 5a lid 5 AWR).
1.0.2.C Uitbreidingen en beperkingen ten behoeve van de IB
1.0.2.C.a Inleiding uitbreidingen en beperkingen partnerbegrip
Allemaal objectief toepasbare criteria.
1.0.2.C.b Uitbreidingen
1.0.2.C.b1 Uitbreidingen
Samenwonend maar niet gehuwd en geen samenlevingscontract maar wel zelfde adres zijn partners
als: uit de relatie een kind is geboren, een kind van de ene door de andere partner erkend,
pensioenregeling als partner aangemerkt, eigen woning mede-eigenaar, minderjarig kind
ingeschreven op zelfde adres, voorafgaand kalenderjaar partner. Zie art. 1.2 lid 1.
1.0.2.C.b3 In het voorgaande jaar reeds partner
Ook als niet meer is voldaan aan art. 5a AWR of 1.2 IB. Wel ingeschreven blijven staan op zelfde
adres samen.
1.0.2.C.b4 Partner gedurende een deel van het kalenderjaar
Art. 1.2 lid 2 komt overeen met art. 5a lid 2 AWR.
1.0.2.C.b5 Niet meer dan één partner
Art. 1.2 lid 3. Algemene regel van art. 5a lid 5 AWR.
1.0.2.C.b7 Aanverwantschap
Art. 1.2 lid 6. Bloedverwanten van de ene partner worden voor de heffing van IB beschouwd als
aanverwanten van de andere partner.
1.0.2.C.c Beperkingen
Niet als partner kan worden aangemerkt een bloed- of aanverwant in de eerste graad (art. 1.2 lid 4
sub a), tenzij leeftijd van 27+.
1.0.5 Het begrip ‘levensverzekering’ (art. 1.6a)
Van belang voor tbs-regelingen van art. 3.91 en 3.92. Levensverzekering als in art. 1:1 Wft.
1.0.6 De begrippen ‘lijfrente’ en ‘pensioenregeling’ (art. 1.7)
1.0.6.A Inleiding (1.7)
Art. 1.7 lid 1: lijfrente. Lid 2: pensioenregeling. Lid 3: delegatiebepaling.
1.0.6.B Het begrip ‘lijfrente’
Verzekeringslijfrente is een aanspraak volgens een overeengekomen levensverzekering (art. 1.6a) op
vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke niet kan
worden afgekocht, vervreemd etc.
1.0.6.C Het begrip ’pensioenregeling’
Zie art. 1.7 lid 2.
Hoofdstuk 2 Raamwerk (art. 2.1-2.18 Wet IB 2001)
2.0.0 Inleiding raamwerk
Drie kernelementen: belastingplicht (subject), grondslag (object) en tarief.
2.0.1 Schema boxenstructuur
Zie pagina 62 en 63 in het boek.
Afdeling 2.3 Verschuldigde inkomstenbelasting (art. 2.7-2.13 Wet IB 2001)
2.3.1 De verschuldigde inkomstenbelasting
2.3.1.A Inleiding tariefstoepassing
De over een kalenderjaar verschuldigde IB is het totaal van het over dat jaar verschuldigde belasting
over box 1, 2 en 3 (art. 2.7). Verminderd met heffingskortingen voor binnenlands belastingplichtigen
of kwalificerend buitenlands belastingplichtige.
, 2.3.1.B De tariefstructuur in verband met draagkracht
Objectieve draagkracht: uit het inkomen van een individu voortvloeiende draagkracht. Subjectieve
draagkracht: bestedingsruimte, beïnvloed door persoonlijke omstandigheden.
2.3.1.D Conserverende aanslagen
Art. 2.8 en 2.9. Verschuldigde belasting verhoogd met belasting over te conserveren inkomen.
2.3.2 Tarief voor belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)
2.3.2.A Progressief tarief
Progressief tarief vanuit het draagkrachtbeginsel en de herverdelingsgedachte.
2.3.2.B Tariefcorrectie grondslagverminderende posten
2.3.2.B.a Tariefcorrectie grondslagverminderende posten algemeen
Vanaf 2014 voor negatieve inkomsten uit eigen woning een marginaal tarief waartegen de aftrek van
kosten voor de eigen woning maximaal kan worden vergolden jaarlijks verlaagd totdat het basistarief
is bereikt. In 2021: maximaal aftrektarief eigen woning 43%, maximaal aftrektarief andere
grondslagverminderende posten ook 43%.
2.3.2.B.b Tariefcorrectie kosten eigen woning
Eigenwoningbezitters worden gecompenseerd door stapsgewijze verlaging van het
eigenwoningforfait.
2.3.2.B.c Tariefcorrectie overige grondslagverminderende posten
Betreft ondernemersaftrek, MKB-winstvrijstelling, tbs-vrijstelling, persoonsgebonden aftrek.
2.3.2.C Schijventarief
2.3.2.C.a Het schijventarief
Belasting in box 1 wordt vastgesteld door daarop een drieschijventarief toe te passen. Tabellen in art.
2.10 en 2.10a.
2.3.2.C.b Combinatie met premietarief volksverzekeringen
2.3.2.C.b1 Inleiding combinatie met premietarief volksverzekeringen
Indien belastingplichtige tevens premieplichtig is voor de volksverzekeringen dan IB en premie
volksverzekeringen in één aanslag.
2.3.2.C.b2 Gecombineerde tariefstabellen
Zie p. 83.
2.3.2.C.b3 Buitenlands belastingplichtigen
Over het algemeen niet verzekerd voor de volksverzekering en dus alleen IB.
2.3.2.E Tarieftoepassing per jaar
Gebaseerd op heffing met kalenderjaar. Aantal correctieven (verliescompensatie box 1 en 2 bijv.)
2.3.2.F Relatie met het tarief van de loonbelasting
LB en IB box 1 in beginsel gelijk. LB zoveel mogelijk als eindheffing en voorheffing op de
verschuldigde IB. Zie art. 9.2.
2.3.2.I Belastingkorting wegens definitief verlies uit aanmerkelijk belang
Ab-verlies kan onder bepaalde omstandigheden worden verrekend met box 1. Zie art. 4.53. In de
vorm van belastingkorting/tax-credit. Art. 2.11a: belastingkorting komt in mindering op de belasting
op het belastbare inkomen uit werk en woning, exclusief te conserveren inkomen.
College 2
Onderwerp II: Fiscaalondernemerschap
Begrip onderneming, ondernemer, medegerechtigde, andere winstgenieters - Afbakening bron
winst uit onderneming t.o.v. andere bronnen van inkomen – Vermogensetikettering - Baten versus
kapitaalstortingen - Kosten versus onttrekkingen - Kwijtscheldingswinst - Urencriterium
Wetsartikelen: 3.2 t/m 3.24.
Literatuur: Hfst III, 3.0.0., 3.0.1, 3.1.0. t/m 3.2.15.
Hoofdstuk 3 Heffingsgrondslag bij werk en woning (art. 3.1-3.154 Wet IB 2001)