100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting colleges Hoofdvragen van de sociologie €4,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting colleges Hoofdvragen van de sociologie

 5 keer bekeken  0 keer verkocht

Deze samenvatting bevat mijn aantekeningen en de colleges van Hoofdvragen van de sociologie (Communicatiewetenschap aan de Radboud Universiteit).

Voorbeeld 3 van de 29  pagina's

  • 14 oktober 2021
  • 29
  • 2017/2018
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (1)
avatar-seller
aniquealbers1
Bachelor jaar 1 - 2017



Sociologie
Het land waar je woont speelt mee met je ontwikkeling.
In de sociologie gaat het vooral over:
 De invloed van de omgeving op het leven dat mensen vormgeven.
 Mogelijkheden die de omgeving biedt (studeren).
 Beperkingen die de omgeving oplegt (wetten).
De individuen maken ook de omgeving.
Mensen in een omgeving beïnvloeden elkaar.
De relaties die mensen hebben beïnvloedt het gedrag van mensen en dus ook de invulling van hun
leven.
Sociologie is theoretisch en empirisch.
 Theoretisch want met behulp van algemene uitspraken worden gebeurtenissen/ problemen
verklaard.
 Empirisch want er wordt nagegaan in hoeverre die algemene uitspraken kloppen.
In de sociologie worden geen vragen gesteld over individuen, maar over groepen in de samenleving.

Micro- en macroniveau
Mensen hebben een relatie met elkaar en beïnvloeden elkaar.
Sociologie bestudeert:
 Verschillen tussen samenlevingen  macroniveau
 Voorbeeld:
Aanwezigheid of omvang van religieuze instellingen  homohuwelijk invoeren.
 Hoeverre de leden van een samenleving worden beïnvloedt door de omgeving 
microniveau.
 Voorbeeld:
Religies of niet  afkeuren homohuwelijk.
Samenlevingen beïnvloedt een individu en een individu beïnvloedt de samenleving.
De wisselwerking tussen het macro- en microniveau kan worden weergegeven met de Coleman boat.




Macro versus Micro
Macro  collectivistisch.
Micro  individualistisch.
 Vragen over samenlevingen, beantwoorden met kenmerken van die samenlevingen
(Durkheim – Structureel functionalisme).
 Vragen over samenlevingen worden altijd beantwoord met een veronderstellingen over de
individuen in die samenleving (Engels en Marx – Historisch materialisme).
 Vragen over samenlevingen zijn niets anders dan vragen over de individuen die er leven
(Smith – Utilitaristisch individualisme).
 Samenlevingen bestaan niet; er is geen tegenstelling tussen individu en maatschappij
(Volgens UAF: Weber – Interpretatief individualisme).


1

, Bachelor jaar 1 - 2017


Macrohypothesen kunnen vaak omgezet worden naar uitspraken over de invloed van
samenlevingskenmerken en kenmerken van individuen.
 Macro-kenmerken  stand van de techniek in een land, welvaart, staatsinrichting, macht
van welke ideologieën, media-invloeden, etc.
 Micro-kenmerken  kenmerken van individu.

Drie hoofdvragen
De sociologie heeft drie hoofdvragen:
1. Ongelijkheidsprobleem  Marx
2. Cohesieprobleem (mate van samenhang)  Durkheim
3. Rationaliseringprobleem (modernisering)  Weber
De hoofdvragen zijn nog steeds erg belangrijk en worden daarom ook wel de klassieke vragen
genoemd.
De hoofdvragen brengen een groot aantal kleinere vragen samen.
 Een schema waarin dit staat gerangschikt heet een geleding:
hoofdvraag


sub 1 sub 2 sub 3


PTO-schema
Sociologische problemen zijn vragen over de kenmerken van een samenleving.
Sociale problemen ontstaan wanneer betrekkelijk algemene doeleinden niet worden bereikt en een
grotere groep dit als een probleem ziet.
 Een sociaal probleem is altijd subjectief en hoeft dus niet persé een probleem te zijn.
Voor het oplossen van een probleem kan een PTO-schema gebruikt worden.
 P  probleem.
 T  theorie.
 O  onderzoek.
 Voorbeeld:
P: In hoeverre heeft het opleidingsniveau van iemands ouders invloed op het
bereikte opleidingsniveau?
T: Naarmate het opleidingsniveau van de ouders hoger is, is de kans hoger dat de
kinderen de universiteit afronden groter.
O: Gegevens verzamelen over opleidingsniveaus van ouders en hun kinderen.
Een probleem stellen gaat volgens een vaste volgorde van vragen.
1. Een beschrijvingsvraag  vraagt naar een aandeel of een percentage.
2. Een trendvraag  kijkt naar de verandering over een tijd.
Of 2. Een vergelijkingsvraag  vergelijkt 2 zaken.
3. Een verklaringsvraag  vraagt altijd naar een waarom.
4. Een toetsingsvraag  controleert of het antwoord op de verklaringsvraag ook voor andere
gevallen geldt.
Een volgende vraag kan pas gesteld worden als er een antwoord is gevonden op de vorige vraag,
anders krijg je onterechte vragen.
 Voorbeeld:
Beschrijvingsvraag: Hoeveel asielzoekers per hoofd van de bevolking kwamen er naar Nederland
in 2016?
(Trendvraag: Hoeveel asielzoekers per hoofd van de bevolking kwamen er naar Nederland tussen
2010 en 2016? )



2

, Bachelor jaar 1 - 2017


Vergelijkingsvraag: In welke mate verschilde in 2016 het aantal asielzoekers per hoofd van de
bevolking tussen Nederland en Duitsland?
Verklaringsvraag: Waarom lag in 2016 het aantal asielzoekers per hoofd van de bevolking hoger
in Duitsland dan in Nederland?
Toetsingsvraag: In welke mate biedt de geografische afstand (denkbeeldig antwoord op
verklaringsvraag) een antwoord op het verschil in aantal asielzoekers per hoofd van de bevolking
in 2016 tussen Nederland en Groot-Brittannië.
Een theorie wordt gebruikt voor een voorlopig antwoord op het probleem.
Een theorie heeft een kern, die steeds anders wordt aangekleed, omdat door onderzoek blijkt dat
iets niet klopt. Dan wordt de kern opnieuw ingevuld.
Het steeds opnieuw invullen van een theorie heet een theoretische traditie.
Een theorie begint met algemene hypothesen, hieruit worden concrete hypothesen afgeleid en
daaruit komen steeds weer meer afleidingen.
Zelfs uit de meest algemene hypothesen kunnen nog algemenere hypothesen worden afgeleid.
Een theorie is als het ware het antwoord op de verklaringsvraag.
Een theorie bestaat uit:
 Wetmatigheden/ algemene uitspraken (W)
 Condities (C)
 W en C zijn samen het explanans
 Explanandum (E)
 W: Alle A=B
C: Alle C=A
E: Alle C=B
 W: Naarmate er meer universitaire opgeleiden werken in het basisonderwijs zijn de
prestaties van de kinderen hoger.
C: In Finland werken meer universitair opgeleiden in het basisonderwijs dan in
Nederland
E: De schoolprestaties van kinderen in het basisonderwijs in Finland zijn beter dan in
Nederland.
Als algemene uitspraken door de jaren heen door vele ervaringsgegevens zijn bekrachtigd worden
het wetten genoemd. Is dit niet het geval blijven het hypothesen.
Een hypothese kan meer of minder abstract zijn. Er wordt dan gesproken van hypothesen van een
hogere of lagere orde.
 Hypothesen van hogere orde staat in samenhang met hypothesen van lagere orde.
 Lagere hypothesen zijn, als de passende conditie is gegeven, afleidbaar uit hogere
hypothesen.
 de hypothesen die geheel bovenaan staan, worden soms beginselen genoemd.
 De onderste hypothesen worden soms stellingen genoemd.
 De ene keer kan een hypothesen een beginsel zijn en in een ander stelsel een
hypothesen van lagere orde.
o Het blijft altijd mogelijke algemene hypothese uit nog algemenere
hypothesen af te leiden.
Een onderzoek word gehouden om te bezien wat er van de opgestelde theoretische verklaring klopt.
 Een onderzoek kan de voorspelling bekrachtigen.
 Een onderzoek kan de voorspelling weerleggen of falsificeren.
 Eén weerlegging is vaak niet voldoende om een wetmatigheid/ algemene uitspraak
overboord te zetten.

Voorafgaand aan de sociologie
In 1830 werd de sociologie bedacht door Comte.
 Latijnse woord socius (medemens) en het Griekse woord logos (leer).

3

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper aniquealbers1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 72042 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49
  • (0)
  Kopen