Samenvatting spelling
Inhoud
Werkwoordspelling................................................................................................................................2
Samenstellingen.....................................................................................................................................4
Hoofdletters...........................................................................................................................................8
Leestekens............................................................................................................................................11
Meervouden.........................................................................................................................................14
Congruentie..........................................................................................................................................17
Dat/ wat/ die........................................................................................................................................17
Omdat/ doordat...................................................................................................................................18
Daarom/ daardoor................................................................................................................................18
Als/ dan................................................................................................................................................18
Zij/ hen/ hun.........................................................................................................................................19
1
,Werkwoordspelling
De persoonsvorm (pv) kan in de tegenwoordige en verleden tijd worden gezet. De persoonsvorm
verandert altijd met het onderwerp mee: ik loop, wij lopen. Je kunt de pv ook vinden door er een
vraagzin van te maken. De pv komt dan vooraan: loop ik?
Hieronder vind je een mooi overzichtje over de werkwoordspelling in de tegenwoordige en verleden
tijd. Daarnaast vind je ook de gebiedende wijs terug.
Stam
De stam vind je door -en van het hele werkwoord af te halen:
halen = hal, werken = werk, leven = lev. Bij sommige
werkwoorden krijg je niet meteen een bruikbare vorm. Er zijn
dan 3 regels die je toe kunt passen:
1. Langer klinker in hele werkwoord? Verdubbel dan die
klinker in de stam ik klag ik klaag.
2. Eindigt de stam op een z of v? dan vervang je die in de
ik- en jij-vorm in een s of f: ik lev ik leef.
3. Eindigt de stam op 2 medeklinkers? Dan moet je er 1
weglaten: ik pakk ik pak.
Tegenwoordige tijd regelmatige werkwoorden
In de tegenwoordige tijd kun je alleen een -t toevoegen. Er
komt dus nooit een -d achter, tenzij dit de stam is (bijvoorbeeld
bij vinden -en eraf ik vind. MAAR jij vindT).
Om het jezelf makkelijker te maken kun je ook een ander
werkwoord invullen. Zo weet je altijd of er een -t achter moet
of niet. Denk bijvoorbeeld aan het woord lopen of maken.
Ik maak Ik vind
Hij maakt Hij vindt
Wij maken Wij vinden
Persoonlijk ben ik een voorkeur van het werkwoord maken, omdat deze niet verandert in de
verleden tijd (maak maakte. Loop liep).
LET OP: Soms staat je na de persoonsvorm: Dan word je ziek (vul het werkwoord lopen in). Je is hierin
een onderwerp. Dit hoeft niet altijd zo te zijn: Soms wordt je (= aan jou) van alles beloofd. Wanneer
je het werkwoord (ww) lopen of maken invult, wordt dit duidelijker.
Tegenwoordige tijd onregelmatige werkwoorden
Een groep onregelmatige werkwoorden zijn: hebben, kunnen, mogen, willen, zijn, zullen.
Ik ben, jij bent, hij is, wij zijn. Ze hebben hun eigen vervoeging. Voor dit soort onregelmatige
werkwoorden bestaan geen algemene regels. Het is een kwestie van weten.
Verleden tijd regelmatige werkwoorden
De verleden tijd van de persoonsvorm maak je door achter de stam -te(n) of -de(n) te plakken: ik
werk, ik werkte, wij werkten.
Om zeker te weten of je -te(n) of -de(n) moet gebruiken, kun je het woord ’t ex-kofschip als
hulpmiddel gebruiken. Als de laatste medeklinker in het hulpmiddel zit, gebruik je -te(n). Ik juich, ik
juichte, wij juichten.
Als dat niet zo is, dan gebruik je -de. Ik verhuis, ik verhuisde (verhuizen – en = verhuiz), wij
verhuisden.
LET OP: eindigt het hele werkwoord zonder -en al op een -d of -t? Dan komt daar een extra -d of -t
bij: ik beland, ik belandde.
2
, IN DE VERLEDEN TIJD KAN EEN WERKWOORD NOOIT EINDIGEN OP -DT, DIT KAN ALLEEN IN DE
TEGENWOORDIGE TIJD!!
Verleden tijd onregelmatige (sterke) werkwoorden
Bij deze werkwoorden verandert in de verleden tijd een klinker. Denk aan de woorden: lopen (liep,
gelopen), spreken (sprak, gesproken), lijden (leed, geleden), zweren (zwoer, gezworen), kopen (kocht,
gekocht), scheppen (als in de ‘creëren’: schiep, geschapen), schrikken (schrok, geschrokken), zeggen
(zei, gezegd).
Neigen, (zand) scheppen, klagen en afschrikken zijn regelmatig werkwoorden!
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord begint vaak met ge- en eindigt op -t of -d: gerookt, gebeurd. Gebruik het ’t
ex-kofschip om te kiezen tussen -t en -d. Sommige voltooid deelwoorden beginnen met be-, ver-,
ont-, er-, her-, mis-.
Naast het voltooid deelwoord bestaat ook het tegenwoordige deelwoord: lopend bereikten we onze
bestemming. Het tegenwoordig deelwoord maak je door een -d achter het hele werkwoord te zetten.
Het krijgt dus NOOIT een -t.
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Schrijf de bijvoeglijke vorm zo kort mogelijk: het bestede bedrag. Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets
over het woord daarop.
Eindigt het voltooid deelwoord op -t of -d? Schrijf het Bijv. nm. dan zo kort mogelijk (één -t of -d): het
is betaald het betaalde bedrag. Hij verbreedde het tuinpad het verbrede tuinpad.
Eindigt het voltooid deelwoord op -en? De bijvoeglijke vorm verandert niet: de hond is geslagen
de geslagen hond.
Uitzonderingen op de regel: schrijf wél dubbel -t of -d wanneer dat voor de uitspraak nodig is: het
geredde (niet gerede) kind. De gewitte (niet gewite) gang.
Gebiedende wijs
De gebiedende wijs drukt een opdracht of verbod uit. De gebiedende wijs bestaat in de meeste
gevallen uit de stam zonder -t: word lid van deze partij. Kom snel even langs!
Uitzondering: de beleefdheidsvorm waarbij ‘u’ het onderwerp is. Deze krijgt wel een -t: Komt u mee.
Denkt u gerust nog even na.
Let op bij werkwoorden met zich: zich melden, zich wenden. Er is een verschil tussen:
Meld u bij de assistente Meldt u zich bij de assistente.
Wend u tot de specialist Wendt u zich tot de specialist.
De zin links bevat een gewone gebiedende wijs, vergelijkbaar met: vergis u niet. In deze zin is u geen
onderwerp, in de rechter zin wel.
LET OP: Soms eindigt de gebiedende wijs op een -d die je niet uitspreekt: Houd daar rekening mee.
Rijd door tot de kruising. Je mag de -d weglaten, maar veel mensen vinden de vorm met -d verzorger.
Engels werkwoorden
Engelse werkwoorden volgen de Nederlandse regels voor regelmatige werkwoorden. De schrijfwijze
wordt soms vernederlandst: ik stres, ik chil, ik scoor. Maar: ik save, ik update.
Dubbele medeklinkers in het Engels verandert in een enkele medeklinker. Het is namelijk niet nodig
voor een correcte uitspraak.
De Engelse spelling blijft onveranderd als dat voor de uitspraak nodig is (update).
De -e aan het eind van een werkwoord uit het Engels vervalt in werkwoorden met een o
(uitgesproken als ‘oo’). Dus niet ik choke, maar ik chook. Niet ik score, maar ik scoor.
Gebruik ook voor deze woorden in de verleden tijd het ’t ex-kofschip!
Ook voor deze woorden kun je lopen of maken invullen als je twijfelt!
Voor de verleden tijd gelden dezelfde regels als bij Nederlandse werkwoorden.
3