AFPF lesdoelen
Casus 1
De structuur en functies beschrijven van arteriën, venen en capillairen en de verschillen
samenvatten tussen deze verschillende soorten bloedvaten.
Structuur Functie
Arteriën Variëren in omvang. De wand bestaat uit Bloed vanuit het hart
drie lagen: buiten bindweefsellaag, vervoeren.
midden glad spier- en elastisch weefsel,
binnen plaveisepitheel (endotheel). In
grote arteriën bevat de middenlaag meer
elastisch weefsel en minder glad
spierweefsel.
Venen Wanden bestaan uit dezelfde drie lagen Bloed onder lage druk terug
als die van slagaderen, maar zijn dunner, naar het hart voeren.
want de middenlaag bevat minder spier-
en elastisch weefsel, omdat de druk in
aderen lager is. Bevatten kleppen.
Capillairen Laag endotheelcellen op een dun Mogelijk maken van uitwisseling
membraan. Sinusoïden zijn wijde van stoffen. Water- en kleine
capillairen; hebben een groter lumen, moleculen kunnen ongehinderd
waardoor het bloed er langzamer passeren, bloed en grote
stroomt en er snellere uitwisseling moleculen niet.
plaatsvindt. De bloeddruk perst vocht
met voedingsstoffen door de celwand.
De mechanismen verklaren waarmee de uitwisseling van voedingsstoffen, gassen en
afvalproducten tussen het bloed en de weefsels plaatsvindt.
Interne respiratie is het proces van het uitwisselen van gassen tussen capillair bloed en lokale
lichaamscellen. Uitwisseling van zuurstof vindt plaats aan de arteriële kant van capillairen en het
weefselvocht en vervolgens tussen het weefselvocht en de cellen. Wegens drukverschillen
diffundeert zuurstof. Dit wordt vergemakkelijkt omdat oxyhemoglobine makkelijk ontbindt.
Koolstofdioxide is een afvalproduct dat diffundeert naar het bloed op basis van verschillen in
drukgradiënt aan het veneuze uiteinde van het capillair. Koolstofdioxide wordt naar de longen
vervoerd in de vorm van natriumbicarbonaat. Het lost op in water of in combinatie met
hemoglobine. Andere stoffen diffunderen via de semipermeabele capillairwand naar de weefsels.
Water kan door osmose zich vrij van plasma naar weefselvloeistof verplaatsen.
De belangrijkste factoren benoemen die de diameter van bloedvaten reguleren.
Sympathische zenuwen van het autonome stelsel: ontspringen aan het vasomotorisch centrum in de
medulla oblongata. Ze innerveren de tunica media van aders en slagaders en activiteit van deze
zenuwen kan de diameter van de bloedvaten veranderen. De arteriolen worden hier het meest door
geregeld.
Glad spierweefsel kan zorgen voor vasodilatatie (verwijding) of vasoconstrictie (vernauwing) van
bloedvaten. Het zij om de bloeddruk te regelen of om de zuurstofvoorziening te regelen.
Uitleggen welk effect de hydrostatische en osmotische druk hebben op de waterverplaatsing
tussen capillairen en weefsels.
De hydrostatische druk (bloeddruk) die vocht uit de bloedbaan perst en de osmotische druk (o.a.
door plasma-eiwitten) van het bloed drie vocht aantrekt, bepalen de algehele vochtbeweging door
de capillairwand. Aan het arteriële uiteinde is de hydrostatische druk hoger dan de osmotische druk
,en gaat er dus vocht uit de capillair. Bij het veneuze uiteinde is de bloedstroom trager. De
hydrostatische druk is juist lager dan de osmotische druk, omdat plasma-eiwitten achterblijven,
waardoor er vocht terug de capillair in stroomt. Van de 24 liter vocht stroomt er 21 liter terug de
bloedstroom in. De rest stroomt de weefselruimte uit door kleine lymfecapillairen en vindt
uiteindelijk weer een weg terug naar de bloedstroom.
De structuur van het hart en de positie ervan in de thorax beschrijven.
Het hart ligt in de thoraxholte in het mediastinum. Het ligt schuin, iets links van het midden en
bestaat uit een basis aan de bovenkant en een apex (hartpunt) aan de onderkant. Het hart zelf wordt
door het septum in een rechter- en linkerhelft verdeeld; een tussenschot van myocard bedekt het
endocard. Elke harthelft wordt door een atrioventriculaire klep in een bovenste atrium en ventrikel
eronder verdeeld. De rechter klep heeft drie klepbladen en de linker twee. De hartwand bestaat uit
drie weefsellagen:
- Pericard: de buitenste laag welke uit twee zakjes bestaat. Het pericardium fibrosum is een
voortzetting van de tunica adventitia, is gedeeltelijk vergroeid met het eronder gelegen
diafragma en voorkomt vanwege zijn niet-elastische samenstelling overdistensie van het
hart. Het pariëtale deel van het pericardium serosum bekleedt de binnenzijde van het
pericardium fibrosum en het viscerale deel bekleedt de buitenlaag van het myocard. Tussen
de pariëtale en viscerale pericard wordt pericardiaal vocht uitgescheiden waardoor de lagen
soepel over elkaar schuiven.
- Myocard: bestaat uit gespecialiseerd dwarsgestreept hartspierweefsel. Elke cel heeft een
nucleus en een of meer vertakkingen die in nauw contact staan met omliggende cellen.
Dankzij de bladstructuur kunnen de atria en ventrikels gecoördineerd en efficiënt
samentrekken. Bij de hartpunt is het myocard het dikst.
- Endocard: bedekt de kamers en kleppen van het hart en maakt een soepele doorstroming
van het bloed mogelijk.
De grote en kleine circulatie van het bloed door het hart en de bloedvaten van het lichaam
beschrijven.
Bij de kleine bloedsomloop stroomt het bloed van het hart naar de longen en weer terug naar het
hart. In de longen neemt het bloed zuurstof op en geeft het koolstofdioxide af. Zuurstofrijk bloed
stroomt terug naar het hart waarna de grote bloedsomloop begint; het hart pompt het bloed via de
grote slagaders naar alle organen. De slagaders vertakken zich tot capillairen. Als het bloed zuurstof
heeft afgegeven en afvalstoffen van het lichaam heeft opgenomen, stroomt het via aders terug naar
het hart en begint de kleine bloedsomloop opnieuw.
De veneuze afvoer beschrijven waarmee bloed uit het lichaam terugkeert naar het hart.
Bloedtoevoer van buikorganen gebeurt direct in de vena cava inferior via de venen met de
overeenkomstige namen zoals bij de arteriën. Zo heb je de venae hepaticae (lever), venae renales
(nieren), venae suprarenales (bijnieren), vena lumbares (lagere abdominale structuren) en venae
testiculares (testes) en venae ovaricae (ovaria). Het meeste bloed van de verteringsorganen in de
abdomen wordt afgevoerd in de venae portae hepaticae en passeert door de lever voordat het
geleegd wordt in de vena cava inferior.
,De volgende arteriën benoemen/aanwijzen in een afbeelding: aorta ascendens, a. coronaria, arcus
aortae, truncus brachiocephalica, a. pulmonalis, a. carotis communis, a. subclavia, a. axillaris, a.
brachialis, a. radialis, a. ulnaris, aorta thoracica, aorta abdominalis, a. renalis, a. illiaca communis,
a. femoralis, a. poplitea, a. tibialis posterior, a. dorsalis pedis.
, De volgende venen benoemen/aanwijzen in een afbeelding: v. jugularis externa, v. jugularis
interna, v. subclavia, v. cava superior, v. cava inferior, v. portae, v. femoralis, v. saphena magna.