AlMeVa – Algemene Medische Vakken
Week 1
Medische terminologie
Latijns
- Kent vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden, naamvallen,
meervoudvormen.. (vgl. Duits en Frans)
Voorbeelden
Vena (vr.) = ader arteria (vr.) = slagader
Venae = aders arteriae = slagaders
Pulmo (m.) = long pulmonalis (2e naamval enkelvoud) = “van de long”
Pulmones = longen pulmonales (2e naamval meervoud) = “van de longen”
Longader = vena pulmonalis (letterlijk: “ader van de long”)
Longaders = venae pulmonales (letterlijn: “aders van de longen”)
Ren = niet, arteria = slagader nierslagader = arteria renalis
Nervus = zenuw, femur = dijbeen dijbeenzenuw = nervus femoralis
Musculus = spier, abdomen = buik buikspier = musculus abdominis
Anatomische nomenclatuur
Voorbeelden bijvoeglijke naamwoorden
Major - minor
Ascendens - descendens
Obliquus - rectus
Longus - brevis
Maximus - minimus
Nog een paar willekeurige voorbeelden
Tuberculum - knol/bol
Lobus - lob/kwab
Manus - hand
Nucleus - kern neuronen CZS
Venter/gaster - maag
Organen
Lever = hepar
Hart = cor
Long = pulmo
Nier = ren maar ook: nephros
(grote) Hersenen = cerebrum
,Lichaamsregio’s
Caput = hoofd
Collum = hals
Thorax = borst
Abdomen = buik
Pelvis = bekken
Extremitas = uiteinde (extremiteit)
De anatomische positie
Handpalmen naar voren
Voeten naast elkaar, tenen naar voren
Ogen open, mond dicht
Drie vlakken:
Sagittale vlak - links/rechts
Frontale vlak - voor/achter
Transversale vlak - boven / onder
Sagittale vlak(ken): Bewegingen naar voor en naar achter zijn IN het sagittale vlak.
Lateraal (verder weg t.o.v. sagittaal)
Mediaal (nader t.o.v. sagittaal vlak)
Het midsagittaaal verdeelt het lichaam in dexter (rechts) en sinister (links).
Frontale vlak: algemeen: “opzij bewegen en terug zijn IN het frontale vlak.
Dorsaal (…posterior, aan de achterzijde t.o.v. frontaal vlak)
Ventraal (…anterior, aan de voorkant t.o.v. frontaal vlak)
Transversale vlak: algemeen: “rotatie” is IN het transversale vlak (van de romp, maar
ook nee schudden)
In romp: Craniaal (superior) en Caudaal (inferior)
In extremiteiten: Proximaal en Distaal
Week 2
Medische terminologie en basis fysiologie
Anatomie: hoe ziet het eruit? Wat zijn de bouwstenen (op micro- en macroniveau)?
Fysiologie: Hoe werkt het? Alleen aanwezig in een levend organisme (i.t.t. anatomie)
Pas wanneer je weet hoe het werkt (fysiologie van anatomische structuren), kun je de
Pathologie begrijpen (wanneer het niet goed werkt, en er (vaak) klachten komen).
Diagnostiek (wat werkt niet goed, en waarom?) leidt (hopelijk tot een
Therapie (behandeling) om de fysiologie en soms de anatomie te herstellen of te verbeteren.
Metabolisme (stofwisseling) = katabolisme en anabolisme
Katabolisme mechanismen: vertering voedsel, opname, verwerking energie en
grondstoffen
Anabole mechanismen: opbouw van eiwitten en structuren m.b.v. energie en grondstoffen.
Processen vaak zeer complex, basis is echter:
Voedsel + zuurstof energie, bouwstoffen + afval
Voedsel: bestaat uit drie macro-nutrienten: koolhydraten, eiwitten (proteïnen) en vetten.
, Koolhydraten: aaneengeschakelde glucosemoleculen. In de dunnen darm afgebroken tot
“losse” glucosemoleculen, die in het bloed worden opgenomen.
Favoriete brandstof van de lichaamscellen.
Eiwitten: aaneengekoppelde aminozuren. In de dunnen darm afgebroken tot losse
aminozuren, die in het bloed worden opgenomen. Aminozuren vormen de bouwstenen van
het lichaam. Kunnen evt. Ook als brandstof worden gebruikt.
Vetten: aaneengekoppelde vetzuren. In de dunnen darm gesplitst in losse vetzuren, die
worden opgenomen. Vetzuren zijn nodig voor o.a. celmembranen, voor aanmaak van
verschillende lipiden, kunnen als brandstof worden gebruikt, en als reserves opgeslagen.
Zuurstof
Nodig voor “verbranding” van glucose in de mitochondriën. Zonder (voldoende) O2 kunnen
spieren en andere weefsels maar kort functioneren. Een kort aan O2 wordt ischemie
genoemd. Sommige organen zijn kwetsbaarder dan andere..
Opname van O2 vindt plaats in de longen (alveoli); het bindt daar aan hemoglobine in de
rode bloedcellen. Die geven het weer af in het gehele lichaam.
Energie
De belangrijkste energiebron voor alle lichaamsactiviteiten is ATP (Adenosinetrifosfaat). In de
citroenzuurcyclus (of Krebcyclus) in de mitochondriën wordt ATP gevormd uit ADP + P door
de oxidatie van met namen glucose (hierbij is zuurstof noodzakelijk).
ATP is te beschouwen als een batterijtje, bij splitsing in ADP en P komt energie vrij.
Bij langer tijd vasten gaat het lichaam over op de verbranding van vetten en aminozuren om
de productie van ATP in stand te houden. Ook wordt er dan glucose gemaakt uit aminozuren
(gluconeogenese in de lever).
Bouwstoffen
Lichaamscellen zijn gespecialiseerd (gedifferentieerd) in een bepaalde functie. In spiercellen
worden uit aminozuren contractiele eiwitten aangemaakt, in zenuwcellen worden
neurotransmitters gemaakt, etc. Alle cellen hebben ene membraan van fosfolipiden.
Eiwitten worden uit aminozuren geproduceerd in ribosomen, vetzuren in het Golgi-apparaat.
Eiwitten binden soms aan glucose (‘versuikering’). De ribosomen krijgen hun “instructies” om
een bepaald eiwit aan te maken via het Messenger-RNA (mRNA) na “aflezing” van een
stukje DNA (een gen) in de celkern.
Het mRNA instrueert het ribosoom om aminozuren in de juiste volgorde aaneen te plakken..
Afval
Alle afvalstoffen uit de lichaamscellen, en de restanten van dode cellen, komen in het bloed
terecht. Er zijn drie manieren waarop die afvalstoffen het lichaam kunnen verlaten:
1. via het spijsverteringskanaal. Afvalstoffen worden in de lever aan galzouten
gebonden, en komen vervolgens via de Papil van Vater in het duodenum terecht. De
restproducten van hemoglobine zorgen voor de donkere kleur van ontlasting.
2. Via de urine. De nier produceert dagelijks 180 liter voor-urine, waarvan 1 liter wordt
uitgeplast. In de urine zit een groot aantal afvalstoffen, waaronder ureum.
3. Via de longen. In het bloed opgeloste gassen, zoals aceton en CO2, worden
uitgeademd. CO2 is het restproduct van de citroenzuurcyclus, een hoge concentratie
ervan in het bloed veroorzaakt een ademprikkel, sterker dan een tekort aan O2.
Functies van de verschillende organen/structuren in het lichaam