Lecture 1
Setting the course
Introduction to economic logic.
- Familiar to those with economic background.
- Accessible, but difficult, for those without.
No complicated calculus, but you do need to learn how to interpret figures (i.e. geometry).
Different vocabulary.
- Basics.
- Theory.
After this course students are able to:
- Explain the concepts and mechanisms of micro-economics and of Neo-Institutional
Economics, nudging and welfare economics.
- Apply the economic concepts and mechanisms to several societal challenges (e.g.
environmental or migration issues) and policy fields (e.g. health or education).
- Apply economic concepts and mechanisms to decision making and policy
assessments.
Program of the course
Micro-economics (Marks)
- Lecture 1: Vocabulary, scarcity, efficiency & effectiveness, supply & demand.
- Lecture 2: Producer behavior, cost, aggregating individual welfare, market failure,
welfare distribution, governments/institutions.
Neo-Institutional Economics (Castelein)
- Lecture 3, 4 & 5.
Exam
50 multiple choice questions
- Micro-economics: 4 problems & 2 lectures.
- Neo-institutional economics : 4 problems & 3 lectures.
- Lectures are part (30%) of exam material.
- 23 micro-economics & 27 Neo-institutional economics questions.
,Program lecture 1
● What kind of animal are we talking about?
- Abstract modelling & assumptions.
- Vocabulary.
● Scarcity & welfare.
- Choice & utility.
- Allocation, efficiency & effectiveness.
● Demand & supply.
- What are they and how to construct them?
- What if things change?
What are we talking about?
Economics is the study of the ALLOCATION of SCARCE resources to meet UNLIMITED
human wants (TOEWIJZING van SCHAARSE goederen om ONBEPERKTE behoeften te
bevredigen). Mensen willen altijd dingen kopen, maar bronnen zijn schaars.
➔ Micro-economics is concerned with decision-making by individual economic agents
such as firms and consumers.
➔ Macro-economics is concerned with the aggregate performance of the entire
economic system.
➔ Economic theory relies upon principles to analyze behavior of economic agents.
Usefulness of economics
Economie voorziet in een objectieve manier van analyse, met rigoureuze modellen die
menselijk gedrag voorspellen.
➢ Scientific approach; rigorously tested.
➢ Rational choice; i.e. consistent behavior.
Assumptions in economics
Economische modellen zijn opgebouwd op bepaalde aannames: simplificaties die
rigoureuze analyse van real world events toestaan, zonder irrelevante complicaties.
Economie gaat ervan uit dat je je rationeel gedraagt!
➢ Het beste model (abstraction from reality) is het model dat de realiteit het beste
beschrijft en het simpelst is; i.e. Occam’s Razor.
➢ Some simplifications:
- Ceteris paribus: all other things equal; alle andere omstandigheden gelijk.
- Marginal decision making: ééntje meer.
→ Het doel is dat marginal costs gelijk zijn aan marginal benefits
(mo=mk, maximale winst).
- Representative agents: ‘’typische beslissingsmaker,’’ economische
beslissingsmaker die kan erkennen dat meerdere factoren invloed hebben op
verschillende economische groepen, er zijn 3 soorten:
1. Consumer (consument).
Consumeert goederen en diensten.
2. Firm (bedrijf).
Transformeert productiefactoren in goederen en diensten.
3. Government (overheid).
Regels over hoe consumer en firm moeten interacteren.
,Economic models as balancing act
Method of decreasing abstraction.
- Models can easily be made more complex.
Ceteris paribus clause.
- Makes it possible to reason partially.
- Abstract models teach something about behavior.
→ Consistency with reality vs usefulness.
Recap
Economics uses
- Abstract models.
- Simplifying assumptions.
- Representative agents.
→ Next scarcity & behavior.
Scarcity & behavior
Adam Smith (1776): founding father of economics
The things which have the greatest value in use have frequently little or no value in
exchange, and on the contrary, those which have the greatest value in exchange have
frequently little or no value in use. (p.44)
(Dingen die grote waarde hebben in gebruik hebben weinig tot geen waarde in uitwisseling
(water), maar dingen met grote waarde in uitwisseling hebben weinig tot geen waarde in
gebruik (diamanten).
- Water is nodig om te overleven, maar niet duur.
- Diamanten zijn niet nodig om te overleven, maar wel duur.
Er zijn oneindig veel behoeftes, maar schaarse middelen, dus moeten er keuzes worden
gemaakt.
Schaarse goederen = er moeten productiemiddelen worden opgeofferd om deze goederen
voort te brengen.
Rational behaviour
, Representative agent will behave rational.
1. Individuen zijn op doelen gericht (goal-oriented).
2. Keuzegedrag van individuen is consistent.
a. Completeness of alternatives.
a > b or b > a or a = b.
b. Transitivity of alternatives.
if a > b and b > c, then a > c.
Bijv. als je a lekkerder vindt dan b en b lekkerder dan c, dan vindt je a sowieso lekkerder dan
c.
Again Adam Smith (1776): founding father of economics
“An invisible hand” that could miraculously turn selfishness from a vice into a virtue. A
businessman might be intending his own gain, but in doing so, he was “led by an invisible
hand to promote an end which was no part of his intention. ... By pursuing his own interest
he frequently promotes that of the society more effectually than when he really intends to
promote it.”
→ door te kiezen voor eigen belang ben je van grotere waarde voor de
maatschappij dan wanneer je werkelijk van plan bent om iets te gaan betekenen
voor de maatschappij.
Rationeel gedrag wordt vaak geïnterpreteerd als eigenbelang en egoïstisch gedrag.
● Preference interdependence.
→ Positief.
→ Negatief.
● Normen en waarden (mensen zijn geen ‘rational fool’).
● Mens is individualist en human being.
→ eigenbelang.
→ welzijn van anderen.
→ toewijding aan de maatschappij.
→ Rationaliteit gaat niet over een specifiek motief.
Individual utility/welfare
Economische problemen hebben te maken met de toewijzing van relatief schaarse middelen
onder concurrerende wensen.
Individueel nut = mate van ervaren tevredenheid waarvoor relatief schaarse middelen nodig
zijn.
● Subjectief, geen echt nummer.
● Voorkeuren zijn exogeen en stabiel.
● Extra consumptie zorgt voor kleinere en kleinere toename in utility.
● Marginal utility (marginaal nut, grensnut) = nut, dat gepaard gaat met een toename
(of afname) van de consumptie van dat goed of die dienst.
In het algemeen laten preferenties afnemend grensnut zien (eerste wet
van Gossen). Dat wil zeggen dat de eerste eenheid consumptie van een
goed of dienst meer nut oplevert dan de tweede en volgende eenheden.
→ Bijvoorbeeld: eerste cola geef je op een schaal 1 tot 10 van nut/utility