Introduction to sociology – Frank
Tubergen
Samenvatting
Inhoudsopgave
Part 1: thinking like a sociologist....................................................................2
Hoofdstuk 1 Questions.................................................................................................... 2
Samenvatting boek...................................................................................................... 4
2.5 Concepts................................................................................................................ 8
Summary hoofdstuk 2................................................................................................ 10
Hoofdstuk 3: Methods.................................................................................................... 11
3.5 Exploratory research............................................................................................ 14
Summary................................................................................................................... 16
Chapter 4 Perspectives.................................................................................................. 16
4.2 Sociological themes and topics............................................................................18
4.4 Multilevel framework............................................................................................ 20
Summary................................................................................................................... 22
5.4 Informational en normative social influence........................................................26
5.5 Social learning theory.......................................................................................... 27
Summary................................................................................................................... 28
6.8 The dynamics of group distinction.......................................................................36
Summary................................................................................................................... 37
Chapter 7: networks...................................................................................................... 37
7.5 The small-world phenomenon..............................................................................41
7.8 Networks and social capital..................................................................................44
Summary................................................................................................................... 46
8.3 The causes of group segregation........................................................................49
8.5 Social context and in-group favoritism................................................................52
8.6 Group threath theory........................................................................................... 52
Summary................................................................................................................... 54
PART 4 – INEQUALITY....................................................................................55
Chapter 9: stratificaiton and mobility............................................................................55
9.7 Modernization and mobility theory.......................................................................58
9.8 Culural reproduction theory.................................................................................59
9.10 Summary........................................................................................................... 61
Chapter 10: Resources.................................................................................................. 61
10.2 Social capital...................................................................................................... 62
10.3 Group affiliation and discrimination...................................................................63
10.4 Inequality of outcomes, opportunities and returns.............................................64
Summary................................................................................................................... 67
PART 5: TOPICS............................................................................................ 68
Chapter 11: immigration and integration......................................................................68
11.2........................................................................................................................... 68
11.3 Integration: what does it mean?........................................................................69
11.4 Integration: changes over time..........................................................................70
1
, 11.7 Integration: selective or spillover effects...........................................................71
Summary................................................................................................................... 74
Chapter 12: modernization............................................................................................ 74
12.7 McDonaldization................................................................................................. 78
12.8 Value change..................................................................................................... 79
12.10 The dynamics of modernization.......................................................................81
Summary................................................................................................................... 82
Chapter 13: Religion...................................................................................................... 82
13.2 Did religions solve the problem of human cooperation......................................83
13.3 The stickiness factor of religion..........................................................................84
13.6 Existential insecurity theory...............................................................................86
Summary................................................................................................................... 87
Part 1: thinking like a sociologist
Hoofdstuk 1 Questions
The sociological perspective (1.1)
Als je om je heen kijkt naar alle mensen om je heen weet je dat sommige mensen veel
kunnen verschillen van andere mensen in wat zij doen en denken: je bezit andere normen en
waarden. Maar hoe kan het nou zo dat mensen zo kunnen verschillen in hun gedrag? Wij
kijken als sociologen naar een groter gedeelte van het probleem. We kijken niet naar het
persoonlijke perspectief, maar naar de sociale context waarin mensen leven. de relatie
tussen de sociale context en personen wordt bestudeerd.
- Individueel perspectief is als het menselijk gedrag uit wordt gelegd aan de hand van een
persoonlijk geval.
- Sociologische verbeelding (ook wel sociologisch perspectief): het gedrag van de mensen
wordt verklaard aan de hand van sociale oorzaken.
- Sociale context is de sociale omgeving waarin personen zich bevinden. Bv land.
De sociale context kan veranderen door de jaren heen doordat het menselijk gedrag ook
verandert.
- Sociaal fenomeen: collectief menselijk gedrag
Sociologen beweren dat gedrag, sociale oorzaken heeft en dat gedeelde sociale contexten
leiden in collectieve uitkomsten.
Vaak beweren sociologen dat het sociologisch perspectief aangevuld wordt door het
individueel perspectief, samen zorgen ze voor een uitgebreidere verklaring van menselijk
gedrag.
De individuele en sociologische perspectieven kunnen ook worden geframed als alternatieve
perspectieven.
Naast dat individuele en sociologische perspectieven als aanvullend gezien kunnen worden
en ook als alternatieven, is er ook een derde relatie tussen die twee. Sociologen beweren af
en toe dat individuele gevallen van menselijk gedrag ‘’proximate’ oorzaken zijn van gedrag
2
,en niet ‘ultimate’ oorzaken. Proximate oorzaken zijn oppervlakkige factoren van een
probleem, ultimate oorzaken zijn de diepere factoren van een probleem.
voorbeeld:
Ultimate oorzaak (gepest op school) proximate oorzaak (negatief zelfbeeld)
consequentie (obesitas)
Macrolevel: Het hoogste level dat individuen delen: landen of groepen landen.
Mesolevel: Sociale condities die individuen delen in hun directe omgeving: familie, buurten,
scholen, organisaties.
Microlevel: Laagste level, gaat over individuen en hun gedrag.
Social problems (1.2)
Een sociaal probleem wordt ook wel een publieke issue genoemd. Het is een sociaal
probleem als:
1. Als het verder gaat als het individu, het heeft effect op veel mensen
2. Het is een probleem waarover veel mensen bezorgd over zijn (het gaat in tegen zekere
waarden)
Sociale problemen worden erger gezien als er veel mensen door geraakt worden en het
wordt ook erger als het tegen steeds meer waarden in gaat.
Obesitas kan gezien worden als een persoonlijk probleem (= problemen die gerelateerd zijn
aan het persoonlijke leven van een individu). Maar het kan ook gezien worden als een
sociaal probleem aangezien veel mensen in hun land ermee te maken krijgen en het gaat in
tegen verschillende waarden.
Andere voorbeelden van sociale problemen zijn bijvoorbeeld: armoede, pesten,
gezondheidsproblemen, terrorisme, vluchtelingencrisis, oorlogen ect.
Three types of sociological questions (1.4)
Soorten vragen
- Normatieve vragen: vraag die waardeoordelen met zich meebrengt.
- Wetenschappelijke vragen: vraag die geen waardeoordelen met zich meebrengt. er zijn drie
soorten wetenschappelijke vragen, namelijk: descriptief, theoretisch en toepassingsgericht:
3 sociologische vragen:
Descreptive question: type wetenschappelijke vraag gericht op het beschrijven van
verschijnselen.
Theoretical question: type wetenschappelijke vraag gericht op het begrijpen van
verschijnselen.
Application question: type wetenschappelijke vraag gericht op het toepassen van
wetenschappelijke kennis.
Voorbeeldvragen:
1. Describe: Hoe ziet het probleem er uit? -> hoe veel? Wat gebeurd er en waarom?
2. Theoretical: waarom gebeurt het? Hoe komt het?
3. Application: wat gaat er gebeuren in de toekomst? Wat zijn de consequenties?
The art of asking good sociological questions (1.5)
Hoe stel je een goede vraag? Een goede sociologische vraag stellen is stiekem best lastig. 2
elementen om een goede sociologische vraag te ontwikkelen zijn precisie en revelatie.
Precisie: je moet geen vage vragen stellen. Er zijn 4 vraag ingrediënten die ervoor zorgen
dat jouw vraag goed geformuleerd is: Het menselijk gedrag waarin je geïnteresseerd bent,
de sociologische context, de periode, de populatie.
3
, Het tweede element van een goede sociologische vraag stellen is relevantie, niet alle vragen
zijn relevant of interessant. Je hebt wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie.
Wetenschappelijke relevantie: relevantie van sociologisch werk voor de accumulatie van
sociologische kennis.
Drie uitdagingen voor de relevantie van een sociologische vraag:
Om te voorkomen dat je niet precies hetzelfde gaat onderzoeken dat iemand anders al heeft
gedaan moet je een ‘literature review’ doen, dit is een systematisch overzicht van theorieën
en observaties die bekend zijn (achtergrond kennis), typisch in een bepaald gespecialiseerd
onderzoeksgebied.
Als je een verkeerde vraag stelt, noemen we dit een valse theoretische vraag: een
theoretische vraag die tot doel heeft iets te verklaren dat niet bestaat.
Vergelijkende casusvraag: vraag die een vergelijking van gevallen omvat, zoals meerdere
sociale contexten, meerdere momenten in de tijd en/of meerdere populaties
Sociology and common sense (1.6)
Veel mensen zeggen dat sociologie common sense is, dat iets gewoon logisch is. Maar ze
hebben niet door hoe veel onderzoeken en denkwerk er achter de wetenschap zit.
In de sociologische wereld kun je onderscheid maken tussen privé sociologie en
academische sociologie. Privé sociologie is de manier waarop mensen in het dagelijks leven
zin hebben in de sociale wereld. Als zodanig zijn ze onder andere vatbaar voor intuïtief
denken, impliciet redeneren, ontwikkelen van onsamenhangende en vage ideeën, houden
kennis privé en zoeken naar bevestigingen
Academische sociologie: de manier waarop academische instellingen de sociale wereld
beschrijven en uitleggen. Kenmerken en de systematische manier om kennis te vergaren,
verklaringen openbaar te maken en aan kritiek te onderwerpen, de ontwikkeling van
coherente theorieën en rigoureus testen.
Sociologie is nog een jonge wetenschap. Daarnaast is het ook een cumulatieve wetenschap:
het borduurt voort op eerdere studies. In de beginjaren werd er gewerkt in kleine groepen, nu
is veel internationaal.
Student 1 onderzoekt een onderwerp, hij stelt een vraag, observeert en krijgt een resultaat.
Student 2 is ook geïnteresseerd in dat onderwerp maar zijn onderzoek gaat net ander, de o
is al geobserveerd voor hem, dat is nu zijn achtergrond informatie. Student 2 borduurt dus
voort op de bevindingen van student 1, daaruit vormt hij een eigen theorie.
Samenvatting boek
- The sociological perspective explains human behaviour with social contexts that
individuals share and thereby differs from the individual perspective.
4
