Samenvatting een Inleiding in de Psychologie
Inhoud
Stromingen en perspectieven (Hoofdstuk 1.1 &1.2)..........................................................................1
Bio psychologie (Hoofdstuk 2)............................................................................................................3
Sensatie en perceptie (Hoofdstuk 3 excl. 3.2.2 & 3.2.3).....................................................................9
Vormen van bewustzijn (Hoofdstuk 8 behalve 8.3.3).......................................................................14
Emotie (Hoofdstuk 9.4 en 9.5)..........................................................................................................16
Gedragsregels (Paragraaf 1.1.3 en hoofdstuk 1.3 exclusief 1.3.2 en beroepscode voor psychologen)
..........................................................................................................................................................19
Stromingen en perspectieven (Hoofdstuk 1.1 &1.2)
Stromingen:
1. Rationalisme (Descartes)
Ratio, het denken, als enige middel om aan wetenschap en filosofie te doen.
2. Empirisme (John Locke)
Waarnemingen, ervaringen en experimenten zijn de enige bronnen van
kennis.
Tabula Rasa: de mens is een onbeschreven blad dat door ervaringen,
leerprocessen en opvoeding persoonlijkheid en vaardigheden krijgt.
3. Structuralisme (Edward Titchener erfenis van Wundt)
Stroming die dacht basisstructuren van de geest en de gedachten trachtte te
ontrafelen. Via introspectie of andere experimenten.
4. Gestaltpsychologie
Perceptie is niet de optelsom van structuren, maar totale samenstelling.
5. Functionalisme (William James)
Psychische processen worden het beste begrepen in het licht van hun
adaptieve nut en functie. Ideeën van Charles Darwin bijv. organismen zich
aan hun omgeving aanpassen.
6. Behaviorisme (John B. Watson)
Een historische school die ernaar streefde om van de psychologie een
objectieve wetenschap te maken die zich alleen op gedrag richten (en niet op
mentale processen).
Tabula Rasa: de mens is een onbeschreven blad dat door ervaringen,
leerprocessen en opvoeding persoonlijkheid en vaardigheden krijgt.
Zes perspectieven:
,Samenvatting een Inleiding in de Psychologie
1. Biologisch perspectief
Dat oorzaken van gedrag zoekt in het functioneren van de genen, hersenen,
en het zenuwstelsel en hormoonstelsel.
- Neurowetenschap
Vakgebied wat zich richt op hoe de hersenen gedachten, gevoelens,
motieven, bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen
creëren.
- Evolutionaire psychologie
Specialisme in de psychologie dat gedrag en mentale processen
beschouwt op basis van hun genetische aanpassingen aan overleving en
voortplanting.
2. Cognitief perspectief
Hierbij ligt de nadruk op mentale processen, zoals geheugen, perceptie en
denken als vormen van informatieverwerking
3. Behaviouristisch perspectief
Een psychologische invalshoek die de bron van onze handelingen zoekt in
stimuli vanuit de omgeving, in plaats van innerlijke mentale processen.
4. Whole person perspectief
Draait om het globaal inzicht in de persoonlijkheid, waaronder de
psychodynamische psychologie, humanistische psychologie en psychologie
van karakter trekken en temperament
- Psychodynamisch psychologie
Legt de nadruk op het begrijpen van het menselijk functioneren in termen
van onbewuste behoefte, verlangens, herinneringen en conflicten.
- Humanistische psychologie
Een klinische benadering die de nadruk legt op de mogelijkheden, groei,
potentie en vrije wil van de mens.
- Psychologie van karakter trekken en temperament
Gedrag en persoonlijkheid ziet als producten van de fundamentele
psychologische kenmerken.
5. Ontwikkeling perspectief
Onderscheid de nadruk op erfelijkheid en omgeving, en op voorspelbare
veranderingen die zich voordoen tijdens de levensloop.
6. Sociocultureel perspectief
Legt de nadruk op het belang van sociale interactie, sociaal leren en een
cultureel perspectief
,Samenvatting een Inleiding in de Psychologie
Bio psychologie (Hoofdstuk 2)
Bio psychologie: specialisme in de psychologie dat de interactie tussen biologie,
gedrag en de omgeving bestudeerd.
Evolutie en natuurlijke selectie: (Charles Darwin)
Evolutie: het geleidelijke proces van biologische verandering van een soort doordat
die zich succesvol aanpast aan zijn omgeving.
Zo kunnen baby’s al naar de borst zoeken en communiceren via brabbelen en huilen.
Creationisme: de religieus geïnspireerde opvatting dat het universum en al het leven
op aarde (planten, dieren, mensen) hun ontstaan te danken hebben aan een
bijzondere (goddelijke) scheppingsdaad.
Natuurlijke selectie: drijvende kracht achter de evolutie, waardoor de omgeving de
best aangepaste organisme ‘selecteert’.
Adaptief kenmerk: kenmerk van een soort dat is ontstaan gebaseerd op aanpassing
aan een specifieke omgeving.
Genotype: kenmerken van een organisme zoals die genetisch zijn vastgelegd
Blauwdruk (plan van uitvoering voor ontwikkeling)
Fenotype: waarneembare fysieke kenmerken van een organisme
Fysieke eigenschappen die door de genetische opmaak zijn bepaald
Chromosomen, genen en DNA:
Genen: stukjes van een chromosoom waarin codes voor de erfelijke lichamelijke en
psychische eigenschappen van een organisme zijn opgeslagen. Ze vormen de
functionele elementen van een chromosoom.
Chromosomen: lange, dunne en spiraalvormige draag waarlangs de genen zijn
gerangschikt als de kralen van een ketting. Chromosomen bestaan voornamelijk uit
DNA.
DNA: lang, complex molecuul dat informatie bevat over alle genetische
eigenschappen.
Genomen: het genoom van een organisme omvat een complete set van
chromosomen.
Epigenoom: een reeks chemische codes die aanvullende ervaringen op het DNA
vormen. Het epigenoom is flexibel en past zich aan de o0mgeving en ervaring aan
door genen ‘aan’ en ‘uit’ te zetten.
Belangrijk!
, Samenvatting een Inleiding in de Psychologie
Genen en gedrag hebben geen direct verband.
Een veelvoud van genen heeft invloed op gedrag via de productie van eiwitten.
Genetische verschillen maken ons gevoeliger voor bepaalde visuele indrukken en
geuren en zijn verantwoordelijk voor productie van hormonen die ons doen neigen tot
angst of woede.
Zenuwstelsel:
Zenuwstelsel is gebouwd uit Neuron Een cel, ook wel zenuwcel genoemd, die is
gespecialiseerd in het ontvangen en doorsturen van informatie naar andere cellen in
het lichaam. Een bundeling van een groot aantal neuronen wordt een zenuw
genoemd.
Soorten neuronen:
1. Sensorische neuron
Zenuwcel die boodschappen van sensorische receptoren naar het centrale
zenuwstelsel geleidt. Deze neuronen geleiden signalen van zicht, gehoor,
smaak ect.
2. Motorische neuron
Zenuwcel die boodschappen van het centrale zenuwstelsel naar de spieren
en/of klieren geleidt. Deze neuronen geleiden dus handelingen.
3. Schakelcel
Zenuwcel die boodschappen van het ene type zenuwcel doorgeeft aan een
ander type en vooral voorkomt in de hersenen en in het ruggenmerg.
Let op! Wanneer er geen sprake is van een reflex hebben sensorische
neuronen altijd eerst via schakelcellen contact daarna pas de motorische
neuronen.
Hoe werken neuronen:
Stap 1. Er komt eerst een signaal binnen bij de dendrieten ontvangers
Dit zijn vertakte uitlopers van het cellichaam van een neuron die de informatie
binnen halen.
- Soma: gedeelte van de cel waar de kern zich bevindt. De kern bevat de
chromosomen. Dit gedeelte van de cel wordt ook wel cellichaam genoemd.
Het evalueert de impulsen die het ontvangt van honderden of soms zelf
wel duizenden neuronen te gelijke tijd.
Stap 2. Wanneer het cellichaam voldoende is gestimuleerd is, stuurt het zijn eigen
boodschap naar het Axon, dat het door middel van een actiepotentiaal weer
overbrengt naar de eindknopjes.
- Axon: de lange uitloper van een zenuwcel die de informatie vanuit het
cellichaam naar de eindknopjes vervoert. De informatie verplaatst zich in
de vorm van een elektrische lading.