Questions on the readings – Lecture 1
Questions on Handel – Introduction (pp. 1-4); Handel intro part II
1) Even though the term organization is difficult to define, according to Handel, what are
common characteristics of organizations? Are there any other elements or characteristics
that you would associate with an organization?
- Het samenkomen van individuen op elk moment ‘outlive individuals’
- Het hebben van ontwikkelde formele regels
- Het hebben van een bepaalde structuur van gezag, rollen en verantwoordelijkheden
die los staan van persoonlijkheden/personen
- Deliberately plannend groups
- Specific appararent goal or goals
2) What are some “problems” in defining organizations as mentioned in the text?
1. Diversiteit van organisaties (denk hierbij aan vakbonden, universiteiten,
kerken, politieke organisaties enzovoort). Het is moeilijk om een
gemeenschappelijke deler te vinden bij elke soort organisatie (karakter,
doelen, grootte, formaliteit en governance).
2. Het karakter van een organisatie bestaat naast de formele kant ook uit
‘informal social life’ (disagreement over de organisatie).
3. Goal displacement. Het doel om de organisatie in leven te houden wordt
uiteindelijk het einddoel in plaats van de opgestelde missie die een
organisatie na wil streven.
4. Individuen en groepen streven vaak doelen na die van elkaar verschillen en
kunnen conflicteren met elkaar.
3) Building on Scott’s typology, briefly explain the main differences between rational, natural
and open systems approaches. What perspective do critical approaches add to the study of
organizations?
Rational: This approach sees organizations as instruments to reach a goal by use of logical
planning, strict rules and clear division of responsibility.
Natural: These organizations also look at the internal, social and human systems. There are
multiple outcomes of this approach, but all with the same vision: an organization is more
than just strict rules and hard requirements (shadow structureàorganisatiecultuur).
Open: kan zowel rationeel als natural zijn, these systems focus on both the internal business
operations, as well as the external environment of the organization. This approach can pick
between the rational and natural one, but also takes the omgeving (external factors) into
account when choosing an approach.
Critical approach (conflicten): hierbij wordt er gekeken naar de verschillen tussen
organization’s rulers (managers) en de members (medewerkers) en de organisatie en een
bredere context (power of large organizations and the general interest). Hierbij wordt een
organisatie niet als tool gezien maar voor het nastreven van belangen van individuen of
subgroepen.
, 4) In the early 1960s, Burns and Stalker made interesting observations about
organizational variation. What were their key insights? And what implications did that
have for the study and theorization of organizations, which is still relevant today?
Burns & Stalker kijken naar de omgeving en onderscheiden twee managementsystemen, die
twee polaire extremiteiten van elkaar zijn: mechanische en organische organisaties
De contigentietheorie (post-fordisme/post-bureaucratic) houdt in dat de
organisatiestructuur zich aanpast aan zijn omgeving. Wanneer een organisatie een omgeving
opereert die voorspelbaar is dan past een bureaucratie vorm daar het beste bij (mechanistic
systems). Wanneer een organisatie in een meer dynamische omgeving opereert dan past
daar een ‘organic systems’ bij (knowledge, commitment, expertise en samenwerking). Het is
lastig vast te stellen wanneer een omgeving niet stabiel is. De contingentietheorie is nog
steeds deels van toepassing dat de structuur contigent aan technologie, complexiteit en
grootte moet zijn. Contingentietheorie heeft belangrijke concepten uitgewerkt en
geoperationaliseerd in die tijd, die nog steeds van toepassing zijn.
5) Despite its merits, what were some of the main critiques of contingency theory by the
late 1970s?
- Er wordt geen rekening gehouden met de voorkeuren en de filosofie van het
management
- Het een mythe is dat structuur de effectiviteit van een organisatie reflecteert. De
contingentie theorie negeert de volgende zaken worden: rol van macht, normen en
waarden in de keuze van een organisatiestructuur
Questions on Bartunek et al. (2006)
1) According to the article by Bartunek, Rynes and Ireland (2006), what makes Management
Research interesting and why? Name three different aspects and explain them briefly.
- Het uitoefenen van invloed op anderen
- Wanneer een artikel interessant is, is er sprake van een hogere graad om te
leren, dit houdt in dat er een grote kans is dat het artikel wordt gelezen en
uiteindelijk wordt onthouden en begrepen (positief effect)
- Het inspireren van anderen studenten om in de toekomst als wetenschapper
(academici) aan de slag te gaan en eigen artikelen te produceren, met als doel
om uiteindelijk een bijdrage te leveren aan de organisatiewereld.
2) The authors also make reference to the Article by Murray Davis (1971) “That’s
Interesting!” What was the core argument of this article?
Je kunt op verschillende manier een bepaald artikel interessant maken voor het publiek
waarvoor de academici schrijft.
3) Haimowitz suggests that some studies can be quite interesting to scholars, but not to
other people. Why is that?
Academici hechten andere factoren/criteria aan een artikel/nieuws artikelen vinden dan
anderen die daar op een andere wijze naar kijken (hechten waarde aan andere criteria).
4) What do you personally find interesting in an article? Do you have a (vague) idea already,
what kind of research you would like to engage with/ make a contribution to in your own
research project (master thesis)?
