Week 1
Formeel belastingrecht, hoofdstuk 13
- Fiscaal partnerschap (artikel 5a AWR)
- Verschil aanslag- en aangiftebelastingen
- Termijn opleggen aanslag aanslagbelasting (i.c.m. verleend uitstel) (artikel 11, lid
3, AWR)
- Bepaling fiscale woonplaats natuurlijk persoon (artikel 4 AWR)
- Voorwaarden en consequenties niet (tijdig) doen van aangifte (artikel 6, 9, 67a e.v.
AWR)
- Voorwaarden opleggen navorderingsaanslag (artikel 16 AWR)
- Voorwaarden opleggen naheffingsaanslag (artikel 20 AWR)
- Mogelijkheden/termijnen bezwaar en beroep (artikel 7:1 AWB, artikel 22j e.v. AWR,
artikel 25, lid 3, AWR, artikel 26 e.v. AWR)
- Omkering van bewijslast (artikel 25, lid 3 AWR)
- Informatieverplichtingen (47 e.v. AWR)
- Verzuimboetes (artikel 67a e.v. AWR)
- Vergrijpboetes (artikel 67cc e.v. AWR)
- Belastingrente (artikel 30fc, AWR)
- Invorderingsrente (artikel 28 Invorderingswet)
Hst 13: Formeel belastingrecht
- Inleiding
- Awr
- Begripsbepalingen
- Woon/vestigingsplaats
- Aangifte
- Aanslagbelastingen
- Aangifte belastingen
- Bezwaar en beroep
- Belastingrente
- Revisierente
- Vertegenwoordiging
- Verplichtingen ten dienste van de belastingheffing
- Domicilie
- Hardheidsclausule
- Ambtshalve vermindering
- Bestuurlijke boete
- Strafrechterlijke bepalingen
- Invorderingswet
- Invorderingstermijn
- Versneld invorderen
- Dwanginvordering
- Verzet
- Verrekening
- Uitstel van betaling
- Formaliteiten bij de aansprakelijkheidstelling
- Verplichting met betrekking tot de invordering
,Inleiding
In de materiële belastingwetgeving wordt aangegeven hoe de te betalen belasting wordt
bepaald. In deze wetgeving wordt bepaald wie belastingplichtig is, waarover belasting moet
worden betaald en hoeveel.
In de formele belastingwetgeving wordt aangegeven op welke manier de aanslagen worden
vastgesteld, hoe en wanneer er aangifte moet worden gedaan en wanneer er dient te
worden betaald.
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) staat de specifieke formele wetgeving die
alleen betrekking heeft op belastingen.
Begripsbepalingen
Heffingsgebied → Art. 2 lid 2 Awr
Belastingaanslag →Art. 2 lid 3 letter e Awr
Woon of vestigingsplaats
Om de woonplaats van een natuurlijk persoon te bepalen, zijn de feitelijke omstandigheden
van belang, art. 4 AWR.
- Waar in bevolkingsregister?
- Waar verblijft het gezin?
- Waar gaan kinderen naar school?
- Waar is de persoon lid van verenigingen?
Het duurzame middelpunt van de persoonlijke levensbelangen bepalen
Aangifte
De inspecteur kan eerst een ‘uitnodiging tot het doen van aangifte’ versturen. Iedereen die
een uitnodiging tot het doen van aangifte ontvangt, is verplicht om deze aangifte in te vullen
en terug te sturen, dit is de aangifteplicht.
Als je geen uitnodiging hebt ontvangen ten onrechte, ben je verplicht deze zelf aan te vragen
op grond van art. 6 lid 2 en 3 AWR, zie ook art. 2 lid 1 en 4 Uitv. Reg. AWR.
Volgens art. 8 lid 1 AWR moet de aangifte duidelijk, stellig en zonder voorbehoud zijn. Stellig
houdt in dat het zonder twijfel en met zekerheid moet zijn. Zonder voorbehoud betekent dat
de aangifte volledig en naar waarheid ingevuld moet zijn.
,Art. 9 lid 1 AWR geeft de aangiftetermijn voor aanslagbelastingen, één maand, als de
aangifte niet binnen de termijn is ontvangen, kan de inspecteur een aanmaning sturen, na
het verstrijken van deze termijn in de aanmaning kan een boete volgen.
Art. 10 AWR geeft de aangiftetermijn voor aangiftebelastingen, minimaal één maand na
afloop van het tijdvak waarop de aangifte betrekking heeft.
Art. 10a AWR, deze geeft een actieve spontane informatieverplichting in 4 gevallen:
1. Het doen van suppletieaangifte omzetbelasting
2. Het melden van dreigende overschrijding van 500 km-grens in geval verklaring geen
privégebruik
3. Bij de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik van bestelauto
4. Bij het doen van onjuiste aangifte erfbelasting over een buitenlands
vermogensbestanddeel
Op grond van artikel 6 AWR kan de inspecteur degene die naar zijn mening vermoedelijk
belastingplichtig is, uitnodigen tot het doen van een aangifte. In een dergelijke aangifte
vraagt de Belastingdienst gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van de te
betalen belasting. Iedereen die wordt uitgenodigd aangifte te doen, dient ook daadwerkelijk
deze aangifte te doen. Op grond van artikel 7 en 8 AWR is pas voldaan aan het doen van
aangifte als alle gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden
ingevuld, (elektronisch) ondertekend en naar de Belastingdienst verzonden. Op grond van
artikel 9 en 10 AWR stelt de inspecteur een termijn van tenminste één maand om de
, aangifte te doen. In de praktijk dienen de aangiften inkomstenbelasting en
vennootschapsbelasting voor 1 april te worden gedaan. Ook moet de aangifte worden
toegestuurd indien de gevraagde gegevens niet van toepassing zijn (bijvoorbeeld als iemand
in een jaar niet heeft gewerkt).
Aanslagbelastingen
Aanslagbelastingen worden geheven door middel van het vaststellen van een aanslag, die
op grond van art. 11 AWR door de inspecteur wordt vastgesteld. Met de aanslag stelt de
inspecteur de belastingschuld vast.
1. Eerst moet de belastingplichtige aangifte doen.
2. De inspecteur behandelt en controleert de aangifte en stelt vervolgens de
voorlopige/definitieve aanslag vast.
- Stel de belastingplichtige doet geen aangifte, de inspecteur kan hem dan aanmanen,
hierdoor bestaat er alsnog de gelegenheid om aangifte te doen.
- Stel reactie blijft uit, dan kan de inspecteur ambtshalve een aanslag opleggen.
De inspecteur moet de aanslag binnen 3 jaar na het ontstaan van de belastingschuld
opleggen, art. 11 lid 3 AWR.
De inspecteur kan gedurende het jaar een voorlopige aanslag opleggen, art. 13 en 14 AWR.
Dan moet de belastingplichtige gedurende het jaar al betalen, de voorlopige aanslag zal
vervolgens worden verrekend met de definitieve aanslag. Regels voor de vaststelling van de
voorlopige aanslag staan in art. 23 Uitv. Reg. AWR.
Als de aangifte is gedaan, dan zal voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
een aanslag volgen. Voor de loonbelasting en omzetbelasting gelden echter andere regels.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen aanslagbelastingen en aangiftebelastingen.
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting zijn aanslagbelastingen. Uit de gegevens
die in de aangifte worden weergegeven, zal blijken welk bedrag aan belasting moet worden
betaald. Dit te betalen bedrag wordt vastgesteld in een aanslag.
Omzetbelasting en loonbelasting zijn aangiftebelastingen. Gelijk met het doen van de
aangifte moet ook de omzetbelasting en loonbelasting worden betaald. In dit geval rekent de
belastingplichtige dus zelf de belasting uit. Er hoeft dus niet eerst een aanslag te volgen.