Praktijk fysiotherapie 1.3
Onderzoek heup
Inspectie
totaal:
- Stand enkel, knieen, bekken, wervelkolom, schouder
- Spiervolume
- Luchtfiguren
- Lordose, kyfose
Lokaal:
- Kleur
- Zwelling
- Verschil links/rechts
- Beharing
- Spiertonus
- Temperatuur
Functioneel:
- Een activiteit die werd genoemd in de anamnese zoals staan, lopen, bukken, hurken, knielen.
Looppatroon
Patient loopt een paar keer heen en weer en je let op een aantal dingen: symmetrie, gangbreedte,
snelheid, rompbewegingen, arm zwaai, bekken, heup, knie, enkel
Beenlengteverschil
klinisch: meten van SIAS naar maleolus
anatomisch: meten van trochanter major naar maleolus
Onderbeen: buikligging en knieën in 90 graden flexie verschil hakken
bovenbeen: rugligging, knieën in flexie en hakken op de bank. Kijken of een knie verder uitsteekt
AROM/PROM
flexie: patient trekt knie zover mogelijk naar de borst toe.
therapeut duwt de knie zover mogelijk naar de schouder en ondersteunt het onderbeen.
extensie: patient trekt knie zover mogelijk naar de borst toe. het andere been moet blijven liggen,
gaat het been mee dan vraag je over de patient de voet nog uitduwt.
adductie: patient zet het ene been over de andere en brengt het been zover mogelijk weg.
patient het zet een been over de andere en de therapeut trekt het been verder
abductie: patient brengt het been zover mogelijk naar buiten, de therapeut ondersteunt het been.
de therapeut brengt het been zover mogelijk naar buiten en fixeert de crista rand.
endorotatie: patient ligt in rugligging en maakt 90 graden flexie in knie in heup. De patient brengt de
knie naar binnen en de voet naar buiten.
de patient ligt in rugligging en maakt 90 graden flexie in knie en heup. De therapeut brengt de knie
naar binnen en de voet naar buiten
exorotatie: de patient ligt in rugligging en maakt 90 graden flexie in de knie en de heup. De patient
brengt de knie naar buiten en de voet naar binnen.
de patient ligt in rugligging en maakt 90 graden flexie in de knie en de heup. De therapeut fixeert de
knie en duwt de voet naar binnen.
,Kapselpatroon: flexie abductie extensie, evenveel beperkt
Trendelenburg test: patiënt staat op het aangedane been en heeft het andere been in 90 graden
flexie heup en knie. Als de patient door de
heup zakt of een extreme laterflexie maakt
dan is de test positief.
Patrick sign test: de patient ligt in
rugligging op de behandeltafel en legt de
ene enkel boven de andere knie. De
therapeut fixeert de crista rand en duwt de
andere knie verder. Uitkomstmaat is
mobilieit
Scour test: de patient ligt in rugligging. De therapeut maakt draaiende bewegingen in de heup. De
uitkomstmaat is mobiliteit van de femur in het acetabulum.
Primaire tractie: de patient ligt in rugligging en de therapeut heeft het been rustend op de schouder.
De therapeut pakt het been binnelangs vast en proximaal de femur met twee handen. Vervolgens
trekt de therapeut het been naar zich toe.
Translatie naar caudaal: patient ligt in zijligging, fixeert de crista rand en duwt de caput femoris naar
caudaal. (abductie)
Translatie naar ventraal: patient ligt in zijligging, fixeert de crista rand en duwt de caput femoris naar
ventraal (extensie
Translatie naar dorsaal: patient in rugligging, therapeut staat en heeft het onderbeen op de
onderarm ondersteuned. Duwen naar dorsaal proximaal op het bovenbeen.
Isometrische weerstandstest
flexie: patient ligt in rugligging en probeert de knie naar de borst te brengen terwijl de therapeut
beide handen op het bovenbeen heeft en weerstand geeft.
Extensie: de patient ligt in rugligging op de behandeltafel. De patient zet beide voeten op de tafel en
brengt de billen iets van de tafel. = bruggetje
Adductie: patient heeft de voeten op tafel staan en lichte flexie in de heup en knie. Therapeut zet zn
vuist tussen de femur condylen. Vervolgens drukt de patient zijn knieen naar elkaar toe.
, Abductie: patient heeft zelfde uitgangspositie maar de therapeut plaatst nu zijn handen aan de
buitenkant van de knieen. De patient duwt nu naar buiten.
Endorotatie: worden meestal niet gedaan
Exorotatie: worden meestal niet gedaan
Spierkrachttest
flexie: iliopsoas, patient zit op de rand van de behandelbank en brengt de knie naar zijn schouder (3),
voor 4 en 5 geeft de therapeut weerstand naar caudaal.
Extensie: gluteus maximus en hamstrings, de patient ligt in buikligging en brengt het hele been
omhoog (3), voor 4 en 5 geeft de therapeut weerstand bij de enkel
Adductie: adductoren, de patient ligt in zijligging en brengt het onderliggende been omhoog en
houdt dit vast (3). Voor 4 en 5 geeft de ther apeut weerstand bij de enkel.
Abductie: gluteus medius en minimus. De patient ligt in zijligging en brengt het bovenliggende been
omhoog en houdt dit even vast (3). Voor 4 en 5 geeft de therapeut weerstand bij de enkel.
Exorotatie: de patient zit met de benen afhangend van de bank. De patient brengt de voet omhoog
binnenlangs (3), voor 4 en 5 geeft de therapeut weerstand aan de binnenkant van de voet en houdt
de knie vast
Endorotatie: de patient zit met de benen afhangend van de bank. De patient brengt de voet omhoog
buitenlangs (3) voor 4 en 5 geeft de therapeut weerstand aan de buitenkant van de voet en houdt de
knie vast.
Spierlengtetest
piriformis: patient in zijligging met het bovenste knie in flexie en net over de bank. De therapeut
duwt de knie naar beneden en andere hand stabiliseert het bekken.
Iliopsoas (=thomas test): patient gaat aan het einde van de behandelbank liggen, trekt een been op
en laat het andere been hangen.
Adductoren:
Tensor fasicae latae (=ober test): de patient ligt in zijligging. Het te rekken been ligt van de tafel,
achter het onderliggende been.
Ischiocrurale groep: patient zet een been op een stoel, met de hak op de stoel en strekt de rug op. OF
patient in ruglig en therapeut duwt het gestrekte been omhoog.
Rectus femoris (kendall test): patient ligt in rugligging aan het einde van de behandelbank, de patient
omvat de knie van het niet te testen been en laat het andere been hangen. OF patient in buiklig en
trekt de hak naar de bil.