Hoofdstuk 8
Paragraaf 1: de verlichting
Veel mensen geloofden in de kerkelijke rituelen en dat ze daarmee god gunstig stemde.
Voltaire was een verlichtingsdenker en was het hier niet mee eens. Er was namelijk geen
bewijs voor de werking van de rituelen en daarom was het geloof volgens hem dogmatisch
(iets wat zonder bewijs voor waarheid aangenomen word). De kritische manier van denken
was nieuw en werd de verlichting genoemd. Er waren 2 manieren van denken:
● Rationalisme: Door logisch na te denken (eigen verstand gebruiken)
● Empirisme: Door onderzoek te doen adhv zintuigen en waarneming
Verlichte denkers dachten na over veel verschillende aspecten van de samenleving. Ze
kwamen met verschillende conclusies.
● Er was veel onnodige uitbuiting en armoede → goed bestuur zou welvaart moeten
verbeteren
● Mensen moesten worden opgevoed tot verantwoordelijke kritische denkers, het
onderwijs moest dus beter
● Ontwikkeling van westerse beschaving was een afwijking van wat oorspronkelijk
goed was → Jean Jacques Rousseau
Voor wonderen kon vrijwel altijd een wetenschappelijke verklaring worden gevonden. Voor
God en de Bijbel was dit niet het geval maar veel verlichte denkers waren wel gelovig. Er
kwamen door het nieuwe denken nieuwe opvattingen over de rol van God. Sommige
zeiden dat God door slim nadenken de beste werelden had geschapen. Andere geloofden
in het mechanistisch wereldbeeld, dit betekend dat God alles had geschapen maar de
wereld verder alles zelf deed en God zich er niet meer mee bemoeide. Heet ook wel het
deïsme. Benedictus de Spinoza zag God niet meer als een persoon maar zag het goddelijke
alleen terug in de natuurlijke processen → ongodisme. Op veel plekken werd dit geloof
verboden.
De meeste verlichte denkers waren het erover eens dat religies niet de beste leidraad kon
zijn → eigen verstand en moraal volgen was beter.
Ook dachten ze na over politiek. Hieruit kwamen 3 ideeën voort:
● John Locke vond dat alle mensen natuurlijke rechten moesten hebben. Mensen
konden hun rechten niet in hun eentje beschermen en daarom moest er een
regering komen die regeert op basis van vertrouwen. Als de regering faalt mag de
gemeenschap een nieuwe regering kiezen en de huidige afzetten.
● Rousseau vond dat de regering een uitvoerder moest zijn van de wil van het volk. De
volk heeft hierbij dus de macht → volkssoevereiniteit.
● Tot slot dacht Montesquieu dat machtsmisbruik voorkomen moest worden door trias
politica. Er is een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
Verlichte denkers dachten ook na over rechtspraak. Ze vonden dat de rechtspraak
onbetrouwbaar en wreed was en dat er een rationeel strafrecht moest komen. Hierdoor
kwam er veel kritiek op de rechtspraak.
Tot slot kwamen ze tot de conclusie dat iedereen dezelfde innerlijke geloofskracht bezaten
maar dat de uiterlijke vormen van het geloof veranderd waren. Elke samenleving gaat door
verschillende fases en de Europese bevolking van gewoon ver in de fases. Dit was wel de
basis voor het superioriteitsgevoel van de westerse landen.
Nog wat andere verlichtingsideeën zijn economische vrijheid (liberalisme), algemene wil,
godsdienstige vrijheid en vrijheid van meningsuiting
Paragraaf 2: Vorsten en verlichte ideeën
Toen Frederik koning van Pruisen werd maakte hij van Pruisen een moderne staat door o.a
scholing voor alle kinderen te regelen en godsdienstige vrijheid in te stellen. Hij vond dat
,omdat hij als koning opgevoed was hij dus ook het beste winst hoe hij het land moest
besturen. Hij maakte een nationaal wetboek en een moderne bureaucratie waardoor
edelen niet meer zelf regels konden maken. In meer landen in europa kwamen er
veranderingen in hoe de landen geregeerd werden. Vaak was dit om beter oorlog te
kunnen voeren (belastinginning werd efficiënter zodat er meer geld voor was en de
wetenschap werd gestimuleerd voor de beste oorlogstechnieken). Een verschil is wel dat
Fredriks manier viel onder het verlicht absolutisme. Hij maakte namelijk hervormingen om zo
de samenleving te verbeteren (met verlichte ideeën) en hij baseerde zijn macht niet op
religie, als dit wel gebeurd heet het droit divin, maar op rationele redenering. Hij noemde
zichzelf de eerste dienaar van de staat en wilde Pruisen een machtig land maken. Frederik
behield wel de lijfeigenschappen en daarmee een onderdeel van het feodale stelsel
waardoor niet iedereen gelijk was. In Oostenrijk, waar dit wel werd afgeschaft en alle
verlichtingsideeën werden ingesteld kwamen opstanden van de kerk, boeren en adel. Hij
besloot daarom de adel te vriend te houden. Het verlicht absolutisme zorgde voor
verbetering maar ook voor onzekerheid.
Verspreiding
In veel landen werden de verlichte ideeën verspreid door tijdschriften waarin nieuwtjes over
politiek en wetenschap te vinden waren. Zo was de wetenschappelijke kennis en de
verlichtingsideeën voor veel mensen toegankelijk. Ook werden er verenigen opgericht om
over dit soort onderwerpen te discussiëren en samen onderzoek te doen. Dit was het geval in
de Republiek en Groot-Brittannië. In Frankrijk ging de verspreiding via de woonkamers van
rijke dames. Overal gingen burgers zelf nadenken en een oordeel vormen over de nieuwtjes
waardoor er een publieke opinie ontstond. Dit is een verzameling van meningen als gevolg
van discussies.
Reactie regering
In Frankrijk was er weinig vrijheid om te discussiëren en ideeën uit te wisselen ten opzichte
van andere landen. De koningen vonden dat het logisch was dat hun macht absoluut was
en stonden niet open voor de verlichtingsideeën. Ze werden gesteund door de adel en de
kerk waardoor die vervolgens allemaal privileges kregen. Dit bestuurssysteem het het ancien
régime. Er was hier veel kritiek op maar dit werd verboden omdat de angst van de
machthebbers groot was om hun macht te verliezen. Ondanks dat werden de ideeën
alsnog verspreid. Dit kwam onder andere doordat de boeken in Nederland en Engeland
gedrukt werden en naar Frankrijk werden gesmokkeld. Daar was namelijk wel vrijheid van
drukpers en de Republiek was zelfs het hoofdkwartier van de Europese boekproductie. Het
verschil in deze vrijheid kwam door de religieuze vrijheid en in Nederland ook geen religieuze
meerderheid. In beide landen was er meer volkssoevereiniteit dan in Frankrijk. Ook was er in
Nederland geen centraal gezag en had de regering geen baat bij een strenge censuur
want de boekproductie/vertaling leverde veel geld op.
Paragraaf 3: Burgers aan de macht
Revolutie in Amerika
Het begin van de amerikaanse revolutie, wat overigens de eerste democratische revolutie
was, was de onafhankelijkheidsverklaring van Thomas Jefferson. De Britse koloniën in Amerika
wilde onafhankelijk worden van Groot-Brittannië en in 1783 lukte dit. Ze wilde onafhankelijk
worden omdat ze heel veel belasting moesten betalen aan de Britten. Hierna kwam er een
grondwet waarin de inrichting van de representatieve democratie werd beschreven.
Staatsburgers (witte mannen met bezit) mochten hun volksvertegenwoordigers in het
federale parlement (wetgevende macht) en de president (uitvoerende macht) kiezen. De
, rechterlijke macht was onafhankelijk en er wat dus sprake van een trias politica. Ook
kwamen er in 1791 grondrechten voor de staatsburgers.
Revolutie in de Republiek
Doordat het stadhouderschap erfelijk was geworden en de regenten een gesloten groep
waren die op edelen leken begon de Republiek op een monarchie te lijken en kwam ook
daar een revolutie. De economische situatie was op dit moment slecht en het bestuur werd
als oorzaak gezien. De kritische burgers die anti-stadhouder waren heten de patriotten. Ze
vonden dat de burgers politieke macht moesten hebben. Hun tegenstanders die voor de
stadhouder waren, waren de orangisten. Doordat er oorlog was met Groot-Brittannië werd
de economische situatie slechter en groeide de aanhang van de patriotten. De patriotten
bewapenden zich en namen verschillende steden over waar vervolgens een democratisch
bestuur kwam. Deze revolutie duurde tot 1787 omdat de Willem V (de stadhouder) getrouwd
was met de zus van de koning van Pruisen. Pruisen stuurden troepen verslaan de patriotten.
Uiteindelijk slagen de patriotten alsnog om de republiek volledig terug te laten keren in 1795
(Duurde maar kort want napoleon kwam in 1806)
Revolutie in Frankrijk
De Franse revolutie wordt ook wel de revolutie der revoluties genoemd omdat deze
radicaler was dan die in Amerika en Nederland en een deel van Europa raakte erbij
betrokken. De franse revolutie duurde 10 jaar (1789-1799 → Doordat napoleon ook nog
ideeën van de revolutie verspreidde zou je ook kunnen zeggen dat de revolutie pas in 1815
eindigde ipv in 1799).
Fase 1: In Frankrijk waren de sociale verhoudingen ongelijk want er waren 3 standen. De
eerste twee standen die bestonden uit geestelijkheid en adel hadden veel voorrechten en
hoefden geen belasting te betalen. De derde stand bestond uit de rest van de burgers. Ze
waren vaak arm of wilde gewoon meer politieke macht. Een andere oorzaak waren de
verlichtingsideeën waar bijna niks mee was gedaan door de koning. Toen de economische
situatie slechter werd moest de koning naar de Staten-Generaal om dit aan te kunnen
passen. De standen kregen ruzie en de derde stand richtte een eigen vergadering op →
Nationale Vergadering (20 juni 1789). Dit was de officiële start van de revolutie. De
symbolische start was de bestorming van de bastille waarbij er wapens gestolen werden
door de burgers om zo zichzelf te kunnen beschermen. De Nationale vergadering schafte de
privileges van de eerste 2 standen af en legde de grondrechten van de burgers vast in de
Verklaring van de rechten van de mens (voornamelijk verlichtingsideeën). Het kiesrecht
kwam in de eerste instantie alleen bij rijke mannen te liggen. Doordat de situatie nog steeds
slecht was zette de revolutie zich voort.
Fase 2: Deze fase wordt ook wel de terreur genoemd omdat veel mensen vermoord werden
door vooral de radicalen (vermoorden iedereen die tegen hen was). De royalisten
(aanhangers van Lodewijk) namen delen weer terug maar de revolutionairen grepen de
macht terug en voerde kiesrecht in voor alle mannen en er kwam een maximale broodprijs
waardoor de honger verminderde. De koning en zijn vrouw probeerde te vluchten en dit
werd gezien als verraad → onder de guillotine. Robespierre was het gezicht van de
radicalen en hij volgde vooral de ideeën van Rousseau. De Fransen vochten met veel
Europese landen omdat ze bang waren dat zij weer een koning wilden in Frankrijk. Hierdoor
werd o.a Nederland steeds meer een deel van Frankrijk (Bataafse republiek) en uiteindelijk
zelfs een eenheidsstaat (1798).
Fase 3: In 1794 kwamen de radicalen ten val. Er kwam een nieuwe grondwet waardoor de
macht weer bij de rijke burgers kwam.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jennakooistra. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.