College 01: Reflexmodel
Literatuur:
- Fysiologie: Leerboek voor paramedische opleidingen
- Hoofdstuk 7.4.1 t/m 3 en 7.6.1 en 7.7.1 t/m 2
- Neurowetenschappen
- Hoofdstuk 7.1 t/m 7.6 en 13.1 t/m 13.6
College 02/03: Trainingsleer I & II
- Zoek in de literatuur en via internet naar informatie over trainingsleer en trainingsprincipes;
bestudeer de corresponderende hoofdstukken en paragrafen.
- Neem de bijbehorende presentatie door
Literatuur:
- https://www.physios.nl/artikelen/artikel/t/inspanningsfysiologie-in-de-praktijk-1
- Morree, J.J. de, Jongert , M.W.A. & Poel, G. van de. (2011). Inspanningsfysiologie,
oefentherapie en training, hoofdstuk 2, 10,11, en 12 bestuderen en hoofdstuk 9 lezen.
Algemene gezondheidsvoordelen
- algemeen gevoel van welbevinden
- Cardio-vasculair en respirator
- Senso-motorisch, coördinatie
- Slaap-waak-ritme en eetpatronen
- Stressreducerend
Definiëring ‘training’
- top) sportwereld, fitheid en gezondheid, revalidatie, bedrijfswereld
- “Training is een oefenproces waarmee een verbetering in een welbepaald doelgebied wordt
nagestreefd” (Vrijens, 1996)
- “Training is een doelgerichte uitvoering van handelingen met het oog op het verbeteren van de
prestatie in een bepaald handelingsbereik” (Carl, 1983)
- Trainingsleer beroept op kennis en inzichten uit:
- Biochemie, sportfysiologie, anthropométrie, biomechanica
- Voedingsleer (voor de fysieke componenten)
- Motorisch leren en motorische controle (voor de technische vaardigheden)
- Psychologie, sociologie en zelfs economie
Trainingsleer: De basisprincipes:
- Specificiteit
- Progressie overload
- Initieel niveau en verminderde meeropbrengst
- Duurzaamheid en reversibiliteit
- Supercompensatie en periodisering
- Individualisering
- Relatieve fysieke en mentale training
Specificiteit
- Fysiologische en metabole aanpassing aan de opgelegde oefeningen zij specifiek naargelang
type oefening, belasting, gebruikte spiergroepen.
- Cardiorespiratoir
- Spierkrachtuithouding
- Explosieve kracht
- SAID: specific adaptation to imposed demands
Fysiologie HC 2
,Progressie overload
- Verbeteringen zijn slechts mogelijk wanneer de belasting hoger is dan de “normale” belasting.
- Er moet dus regelmatig harder getraind worden dan het huidige niveau.
- Hoe? I D F (FITT factoren) variabelen waarmee je kunt spelen om je trainingen vorm te geven.
- Breng je lichaam naar de bovengrens om beter te worden
Initieel niveau en verminderde meeropbrengst
- Je niveau gaat eerst snel omhoog en daarna gaat het steeds moeilijker omhoog.
- Je kunt alleen met steroïden boven het genetisch plafond komen.
Duurzaamheid en reversibiliteit
- Aanpassing van het lichaam door training hebben tijd nodig om te stabiliseren.
- Aanpassing van het lichaam door training verdwijnen door inactiviteit of “detraining”
- Hoe sneller de conditie wordt opgebouwd, des te sneller verdwijnt de conditie (cf. jaaropbouw)
Overtraining
- Je homeostasis wordt door training verstoord
- Je imuunsysteem komt door training even in een dip
Planning van training
- Wanneer wordt dan de volgende training gepland?
- Afhankelijk van de getrainde eigenschap
- Afhankelijk van de intensiteit van de voorbije training
Individualisering
- Algemene richtlijnen aanpassen aan het individu
- Belangrijke factoren:
- Individuele getraindheid
- Mentale aspecten
- Psychologische ontwikkeling individu
- Lichamelijke ontwikkeling en fysieke gesteldheid individu
- Omgevingsfactoren
- Culturele achtergronden
- Groepsdynamiek
Optimale relatie tussen fysieke en mentale training
- Juiste planning en inzet voorgaande principes
- In functie van de leeftijd en individuele factoren deelnemer
- Inzetten mentale training (cf. motivatie, ASE-model, ‘doen/blijven doen’)
FITT factoren
1. Type oefening
2. Intensiteit
3. Duur
4. Frequentie
- Algemene oefen-of trainingsmodaliteiten
- Belastingscomponenten
1. Type oefening
- Cardio respiratoire uithouding:
- Gebruik van grote spiergroepen
- Belasting van aerobe systeem
- Meestal cyclisch en ritmisch
- Vb. Fietsen, lopen, wandelen, roeien, langlauf
Fysiologie HC 2
, - Krachttraining:
- Gebruik van gewichten en halters (vaste en losse)
- Gebruik van lichaamsgewicht: sprongen
- Belasting van aerobe-anaerobe systeem
- Specifieke spiergroepen of bewegingen
- Lenigheid
- ROM
specifieke spiergroepen
- statisch, dynamisch
2. Intensiteit
- Uitgedrukt in snelheid, belasting (kg), bepaalde tijd of fysiologische markers
- Bijvoorbeeld:
Uithoudingsvermogen:
VO2-max %HFmax, hartslagreserve, lactaatdrempel, volhoudtijd
Kracht: % 1RM
3. Duur
- Dur en intensiteit zijn omgekeerd gerelateerd en bepalen samen welke energiesystemen worden
aangesproken.
- Kan variëren van 1-2 sec tot 2-3 uren
- Vb. Verlagen van vet%: minimaal 20-30 minuten aan relatief lage belasting (HF 130-140)
- Krachttraining: gebruik Holten diagram
4. Frequentie
- Afhankelijk van intensiteit en duur van de trainingssessies en oefenstof
- Wordt meestal het aantal trainingssessies per week mee bedoeld
- Trainingsvolume
Fysieke basiscomponenten
Grondmotorische eigenschappen
- kracht
- Snelheid
- Lenigheid
- Uithoudingsvermogen
—> Bepalen het sportmotorische, prestatievermogen
Maar?
Coördinatie
Techniek, tactiek
Functioneel, taak-georiënteerd
Uithoudingsvermogen
- Het vermogen om dynamische of statische arbeid zo lang mogelijk vol te houden
- Cardio-respiratoir uithoudingsvermogen
- Spieruithoudingsvermogen
Testfase
Screening, fitheidsprofiel
Meting / schatting aeroob uithoudingsvermogen (VO2max)
Doel:
- bepalen conditie
- Vaststellen beginsituatie
- Evaluatiemiddel trainingsprogramma
Fysiologie HC 2