Blok 1.2: Circulatie en Ademhaling
Casus 4: Donderslag bij heldere hemel
1. Anatomie van de pleuraholte en de thoraxwand
Het ademhalingsstelsel kan worden onderverdeeld in een conductief en respiratoir deel. Het
conductieve deel bestaat uit de mond- en neusholte, farynx, larynx, trachea, bronchiën en de
terminale bronchioli. Het heeft als functie het geleiden, filteren, opwarmen en bevochtigen van de
lucht. Het respiratoire deel bestaat uit de respiratoire bronchioli, ducti alveolares, atria en sacculi
alveolares. De rechterlong is iets groter dan de linker en bestaat uit drie lobben en negen bronchi
segmentales, waar de linkerlong bestaat uit twee lobben en tien bronchi segmentales.
De longen zijn omgeven door een vlies, het viscerale pleura. Dit vlies
omringt de gehele longen, m.u.v. de hilum pulmonis (longhilum). Dit is een
opening in de pleura, waardoor een van de hoofdbronchiën, een
longslagader, twee longaders, bronchiale bloedvaten, lymfevaten en
zenuwen doorheen lopen. Het longvlies vervolgt zijn weg over de
thoraxwand en het diafragma, waar het de pariëtale pleura wordt
genoemd. Zo bestaan er twee longvliezen, één voor iedere long. Deze
vliezen liggen aan weerszijden van het mediastinum, de inhoud van de
thorax buiten de longen. Het partiële pleura bestaat uit vier delen: het
costale pleura (thoraxwand), mediastinale pleura (laterale delen
mediastinum), diafragmatische pleura (diafragma) en cervicale pleura
(superieure deel longen/hals).
Tussen de twee longvliezen bevindt zich de pleurale holte, gevuld met pleuraal vocht. Er is een
negatieve druk tussen de twee longpleura, zodat ze aan elkaar blijven plakken wanneer de thorax
uitzet. Het pleura vocht zorgt hier ook voor door vanderwaalskrachten. Ook zorgt het ervoor dat de
vliezen soepel over elkaar glijden bij in- en expiratie, doordat het vocht enkele eiwitten bevat en
daardoor slijmerig wordt. De longen hebben ruimte nodig om zich uit te zetten. Daarom zit het
pariëtale pleura onderaan de longen dubbelgevouwen. Het ligt dus tegen zichzelf aan i.p.v. het
viscerale pleura. Dit noemt met het recessus pleuralis. Bij het uitzetten van de thorax en dus ook de
longen, laat het pariëtale pleura zichzelf los en komt het tegenover het viscerale pleura te liggen. Er
zijn twee verschillende recessus, het recessus costodiafragmaticus aan de dorsale zijde, en het
recessus costomediastinalis aan de ventrale zijde.
Pleuravocht
Het pleurale vocht wordt gevormd in de superieure mediastinale pleura, waar het ontstaat door een
subatmosferische druk (onderdruk). Het vocht is afkomstig uit de thoraxwand (hydrostatische druk)
en wordt door de longcapillairen weer opgenomen (colloïde osmotische druk). Dit komt doordat de
longcapillairen een zeer lage hydrostatische druk hebben (slechts 1,5 kPa/ 11 mmHg). Wanneer het
vocht vanuit de thoraxwand, door de poreuze pleura heen naar de longen beweegt, blijft er wat
achter in de pleuraholte. Wanneer dit vocht teveel wordt, wordt het via lymfevaten in de inferieure
mediastinale en costale pleura, en het diafragmatische pleura afgevoerd naar het mediastinum. Het
afvoeren van het vocht zorgt voor de sterke onderdruk in de pleuraholte. Deze onderdruk moet
minstens -4 mmHg zijn, en is meestal rond de -7 mmHg. De pleuraholte bevat slechts enkele
milliliters vocht. Dit vocht is transsudaat (ontstaan door hydrostatisch/osmotisch drukverschil), en
niet exsudaat (ontstaan door verwonding of ontsteking).