Thema 1. Perceptie en Motoriek
Wat is apraxie? Wat is de behandeling? hoe werkt het in het
brein? en bij een beroerte?
Kolb - Hoofdstuk 14: De Pariëtale kwabben
Verwerkt en integreert somatosensorische en visuele info, vooral m.b.t.
controle van beweging
Anatomie van de parietaal kwab
Onderzoek naar beschadigingen aan de parietale cortex is lastig uit te voeren, dit kan
alleen bij mensen (deze is namelijk gelinkt aan taal en cognitie). De pariëtale kwabben
van het menselijke brein zijn groter geëvalueerd dan die van apen.
Het parietale gebied van de cerebrale cortex ligt tussen de frontale en de occipitale
kwabben, onder het pariëtale bot aan de bovenkant van de schedel. Het voorste gedeelte
van de parietaal kwab (anterieur) is de somatosensorische cortex (verwerkt). De
posterieure zone wordt gezien als de posterieure parietale cortex (integreert en
uiteindelijk controleren van bewegingen). De inferieure parietaal kwab bestaat uit de
supramarginale gyrus en de angular gyrus.
Er zijn 3 posterior gebieden: PE, PF, PG
Een gebied met grote expansie in het menselijk brein is PG en superior temporale sulcus
(STS). PG reageert op zowel somatosensorische en visuele input. STS reageert op
verschillende combinaties van auditief, visueel en somatosensorische input. deze twee
gebieden zijn in het brein assymetrisch, ze zijn in de rechter hh een stuk groter.
Pariëtale gebieden in het dorsale pad zijn:
- intraparietale sulcus (cIPS): deze dragen bij aan de controle van saccadische
oogbewegingen (gebied LIP) en visuele controle van object grijpen (AIP).
- pariëtale reach regions (PRR): rol bij begeleide grijpbewegingen
,Verbindingen van de parietale cortex
1. gebied PE: Ontvangt info vanuit de primaire
somatosensorische cortex (1,2,3) en brengt dit over naar area
4 (primair motorische cortex) en supplementaire motor (SMA)
en premotorische gebieden
speelt een rol bij het controleren van bewegingen
door informatie te geven over de positie van de
ledematen.
2. gebied PF: krijgt somatosensorische input vanuit gebied 1,
2 en 3 door area PE en input vanuit de motorische en
premotorische cortex en een kleine visuele input van PG
zelfde soort functie als area PE (uitgebreide info over
ledematen, voor het motorsysteem).
3. gebied PG: krijgt info van meer complexere verbindingen
(o.a. visueel, tactiel, auditief, vestibulair & motivationeel),
→ deel van de dorsale stroom (rol bij controle van
ruimtelijk geleid gedrag m.b.t. visuele en tactiele
informatie).
4. Relatie tussen de posterieure parietale cortex (PG en PF)
en de prefrontale cortex (controle ruimtelijk gestuurd
gedrag). Dus Er is een relatie tussen PG en PF en het
dorsolaterale prefrontale gebied. Het gebied projecteerd op
dezelfde gebieden van de paralimbische cortex en de
temporale cortex, en naar de hippocampus en andere
subcorticale gebieden.
Deze relatie heeft een belangrijke rol in het
controleren van ruimtelijk gestuurd gedrag.
Functie van de parietaal kwab
Er zijn twee functioneel verschillende gebieden met onafhankelijke bijdragen:
- Het anterieure gebied: verwerkt somatische sensaties en percepties
- Het posterieure gebied: is gespecialiseerd voor het integreren van
sensorische input vanuit de somatische en visuele gebieden en in mindere mate
vanuit andere sensorische gebieden, voor met name het controleren van
bewegingen.
Als je denkt aan een avondje in een restaurant (je pakt eten, je eet, je pakt drinken, je
drinkt, je praat etc.) dan moet er een soort van interne representatie zijn van locatie van
verschillende objecten om je heen, dus een soort kaart in het brein voor waar dingen zijn.
Deze kaart moet voor al onze zintuigen zijn.
Weinig bewijs voor zo’n kaart in het brein! In plaats van een enkele kaart zouden er
eerder series van representaties van de ruimte zijn, op twee manieren:
1. Verschillende representaties worden gebruikt voor verschillende gedragsbehoeftes
2. Representaties van de ruimte variëren van simpele (die bruikbaar zijn voor
controle van simpele bewegingen) tot abstracte (die informatie als topografische
kennis representeren).
Gebruik van spatiële informatie
Ruimtelijke informatie is nodig om de locatie van objecten te kunnen vaststellen. Dit is
nuttig voor het uitvoeren van gedragingen met deze objecten en om er betekenis aan te
geven.
Herkenning van vorm: 1. Om objecten te kunnen herkennen. 2. Om bewegingen aan te
sturen.
, 1. Objectherkenning: om een object te kunnen oppakken is informatie nodig
over waar het object is dat je wilt pakken en wat de vorm van het object is (hoe je
het optimaal vast kan houden).
- Viewer-centered systeem (visuomotor control): De locatie, oriëntatie en beweging van
een object, ten opzichte van de kijker. Een gedetailleerde visuele representatie is niet
nodig om handbewegingen uit te voeren (grijpen, ontwijken, wijzen).
- Object-centered systeem: Houdt zich bezig met eigenschappen van het object zoals
grootte, vorm, kleur, relatieve locatie. Het object wordt dan herkend in verschillende
visuele contexts en verschillende perspectieven. Details van objecten zijn belangrijk. De
temporale kwab codeert relationele eigenschappen van objecten.
2. Begeleiden van beweging: De posterieure parietale cortex speelt een rol in
het viewer-centered systeem. Beschadigingen hieraan kunnen de begeleiding van
bewegingen dan ook verslechteren (wellicht ook waarneming van sensorische informatie).
De post. parietale cortex koppelt namelijk aparte informatie aan elkaar (bewegingen van
ogen, het hoofd, de ledematen, het lichaam) om gecoördineerd te kunnen bewegen.
• Sensomotorische transformatie = tijdens het bewegen voortdurend bijhouden waar
alle ledematen zich bevinden om plannen te maken voor het vervolg van de beweging,
zodat deze soepel verloopt. Cellen in de posterieure parietale cortex produceren zowel
bewegings-gerelateerde als sensorisch-gerelateerde signalen om deze transformaties te
bewerkstelligen.
- Movement planning = PRR (parietale reach region) is actief wanneer men zich
voorbereid op beweging en bij het uitvoeren. Dit gebied codeert het gewenste doel
van de beweging. (dit gebied kan ook belangrijk zijn voor verlamde mensen die met hun
protheses moeten lopen)
• Spatiële navigatie: Mensen kunnen onbewust de goede weg vinden. Hierdoor hebben
wij een ‘cognitieve ruimtelijke map’ in ons brein, en een mentale lijst van wat men moet
doen op elke ruimtelijke locatie. Deze lijst wordt ook wel ‘route-kennis’ genoemd – Het
mediale parietale gebied (MPR) is hierbij betrokken (oriëntatie en de weg vinden).
Neuronen in de dorsale route worden verwacht belangrijk te zijn bij kennis over routes.
Complexiteit van de ruimtelijke informatie
Hoewel het controleren van de ledematen of oogbewegingen concreet en relatief
gemakkelijk is, zijn andere typen viewer-centered representaties complexer. Bijvoorbeeld:
het verschil tussen links en rechts is viewer-centered maar vereist geen beweging.
Beschadigingen aan de posterieure parietale kwab, hebben moeite met het onderscheid
tussen links en rechts (verslechterd). Het oproepen van mentale beelden van voorwerpen
en mentale rotatie zijn eveneens complex (ook dit vindt plaats in de posterieure parietale
cortex).
Other Aspects of Parietal Function
Er zijn 3 symptomen van de parietale kwab die niet passen in het beeld als visuomotor controle
centrum:
1.Moeilijkheden met rekenkunde = acalculia -> door de ruimtelijke oorsprong van de taak.
Rekenkundige operaties hangen dus af van de het polysensory weefsel bij de linker
temporaal/parietale kruising.
2. Moeilijkheden met bepaalde aspecten van taal: taal kan worden gezien als quasi-ruimtelijk
(woorden pat en tap: zelfde letters, maar verschillende ruimtelijke organisatie) -> patienten
hebben een goed begrip van afzonderlijke elementen, maar ze begrijpen niet het geheel,
wanneer de syntax belangrijkw wordt. -> kan ook afhangen van de polysensorische regio bij