Kbs 4/5/6
WHO world health organisation = op internationaal niv gezondheid bevorderen/
gezondheidsverschillen in landen terugdringen
Visie: ‘complete psysical, social and mental being, and not merely absence of disease or infirmity’
humane benadering (breder, positiever,holistisch mensenbeeld)
Gezondheid
- waarderende/normerende/culturele aspecten die in tijd en plaats kunnen verschillen
- WHO: Geestelijk welbevinden afwezigheid van ziekte of lichaamsgebrek sociaal
welbevinden lichamelijk welbevinden (en andersom).
Klassieke medische benadering (professioneel/medisch) afwezigheid ziekte en lichaamsgebrek
Monocausale benadering: ziekte ontstaat bij ontdekking van mo’s als ziekteveroorzakers ziekte
heeft 1 oorzaak
Multicausale,multifactoriele gezondheid: verbind bio,psych en sociale visie
Biologische benadering: aanpassing mens lich door externe omstandigheden, interne milieu
constant houden homeostase (balans tussen fysiolog en biochemische processen in
mens)
Psychologische visie: persoon is gezond als doelen bereikt worden en geest behoefte kan
voorzien (individuele benadering)
Sociale visie: gezond als sociale rollen in maatschappij vervuld worden binnen normen en
waarden
Dynamische visie gezond als: balans tussen mens en extern milieu door aanpasssingvermogen
in staat om regie te houden over gezondheid. Richt zich op positieve gezondheid:
o Lichamelijke functies: medische feiten, energie, klachten & pijn
o Mentaal welbevinden: cognitief welbevinden, emotionele toestand & veerkracht
o Spirituele/existentiele dimensie: zingeving, doelen & toekomstperspectief
o Kwaliteit van leven: genieten, geluk beleven, balans & levenslust
o Sociaal- maatschappelijk participeren: sociale contacten & betekenisvol werk
o Dagelijks functioneren: basis ADL, instrumentele ADL & werkvermogen
ICF international classification of functioning, disability and health
- Classificatie van gezondheid/gez gerealeteerde domeinen
- Hoe gaan mensen om met gezondheid, gezondheidsprobleem= uitgangpunt
- Vanuit bio psycho sociaal model holistische eenheid
ICD intern classi of diseases
- Info over gezondheid, ziekte en sterfte
- Gezondheidstoestand beschreven met: Gezondheidsindicatoren= objectief, meetbaar
grootheden van gezondheid en ziekte geven aan hoevaak, welke ziekte voorkomt, hoge
sterfte
Gezondheid/problemen worden beinvloed door: Gezondheidsdeterminanten factoren die gez
probleem analyseert optimaliseren voor gezond probleem, inzicht in gez. risico’s, verbeteren
,LaLonde:
Endogeen= intern milieu (human biology)
Leefstijl & gedrag (lifestyle)
Exogeen= fysiek (psysical envoirement) – maatschap (social environment)
Medische zorg & preventie curatief/preventief voor gezondheid
1. Endogene,pers gebonden gezondheidsdeterminant: fysio/psygische factoren in de mensen
hebben invloed op gezondheid:
- Genetisch: afwijking in genen, chromosomen, multifactoriele gez probleem, aanleg voor gez
probleem
- Verworven: hoge tensie, afwijking immuun, hoog cholesterol, wissel glucose, obesitas,
veroudering
Monogene ziektebeelden: ontstaan ziekte op 1 gen berust
Multifactoriele problemen: genetische fact spelen rol, meer aan de hand
Co-morbiditeit: meerdere ziektes tegelijk
2. Leefstijl & gedrag gedragingen die posi/negatief invloed hebben op gezondheid en/of
gezondheidsprobleem: gez vaardidgheden, voeding,alcohol, drugs,roken,sporten, seks
Gezondheidsvaardigheden: complexe vaardigheden, die bepalen of mensen hun weg vinden in gez
zorg ingezet om info te verwerven over gezondheid
3. Exogeen/fysiek invloed van omgeving op ontstaan van ziekte
- Fysisch: fijnstof, verkeersgeluid,tabak,randon,stralingsbron
- Chemisch: dioxinen, PCB(polychloorbifenylen), luchtvervuiling
- Biotisch: levende organismen of resten daarvan, allergenen/bacterien, mo’s in drinkwater
thailand
3.Exogeen Maatschappelijk: invloed maatschappij, werk/school/ses/sociale omgeving
Arbodienst 4 disciplines: gezond/veiligheidkunde/ergonomie/psychologie
4. Medisch & preventie
Positief effect: daling sterfte, goede kwali van leven, vroegtijdige zorg
Negatief (iatrogenese): resistentie ab-kuur, zknh infectie, bijwerking medicatie
Risicofactor specifiek aan te duiden gezondheidsdeterminant, verhoogde kans geeft op ontstaan
van ziekte, als ze corrigeerbaar zijn kunnen ze voorkomen worden
RR relatief risico: sterkte vh verband tissen risicofactor en optreden ziekte. De kans hierop
word berekend, R1= relatief risico, individu met/ R0= mens zonder risico
Populatie attributieve risico PAR: aantal percentage ziektegevallen door blootstelling aan
risicofactor aan bevolking. Par ook belangrijk bij uitrekenen hoeveel gezondheidsbeleid toe
te schrijven aan ongezond gedrag/leefstijl: (R-R0):R
RV risicoverschil: verschil in ziektefrequentie tussen mensen met risicofactor en mensen
zonder( r1-r0)
AR attributief risico: welk deel vh risico dat risicogroep loopt, te wijten is aan risicofactor. R1-
R0:R1
, Preventie: maatregelen die tot doel hebben om gezondheid te bevorderen,bewaken en voorkomen.
Activiteiten die zijn gericht op voorkomen ziektes die kwaliteit van leven aantasten
Primaire preventie – universeel Gericht op gezondheid van bevolking of deel daarvan
Doel: ziekte voorkomen, incidentie/prevalentie omlaag krijgen
Individuele,gedragsmatige, omgevingsgerichte aanpak
nudging ‘duwtje in rug’
Secundaire Gericht op risicofactor/sympt. Opsporen/vroegtijdig
behandelen voor betere prognose
Tertiaire- zorg gerelateerd Optimaliseren gez situatie/ziekte etc patienten krijgen
diagnose
Doel: gezondheidssitu optimaliseren
Selectieve preventie Mensen met hoog risico op
Geïndiceerde preventie Mensen niet voldoen aan diagnostische criteria voor ziekte of
aandoening, wel beperkte symptomen hebben.
Opsporen van risicovol gedrag
Casuïstische preventie Verbonden met zorg patient/omgeving. Gekoppeld aan
individuele zorgsituatie vd patient, met specifieke zorgverlening
Case-finding: vorm van screening zonder bevolkingsonderzoek specifieke groep mensen
systematisch gezocht wordt naar risicofactor,gedrag of gez probleem.
Screening: aantonen van aanwezigheid van gez probleem, diagnose wordt naarvoren gehaald,
vroege start met behandeling. Hulpmiddel bij geïndiceerde preventie. Proberen in vroeg stadium
vaststellen of sprake is van ziekte of aandoening of van gedrag dat gezondheid schaadt. 2
obstakels: betrouwbaarheid en sensitivteit/specifiteit
Foutpositieven: persoon positief getest, terwijl ze niet heeft
Foutnegatief: screening negatief, terwijl persoon wel heeft
Sensitiviteit: gevoeligheid vd screeningsmethode, percentage werkelijk zieke personen dat door
screening wordt opgespoord. Hoe kleiner het aantal foutnegatieven, hoe hoger sensitiviteit.
Specifiteit: percentage werkelijk gezonde mensen dat door de test word aangegeven
Patients delay: vertraging in diagnosestelling, door geen arts te bezoeken
Docotr’s delay: arts stelt onterecht geen diagnose of kennis te kort
Public health imperative: screenen hoge risicogroepen vanuit algemeen belang aan mensen
opleggen
Individual informed choice: screen hoge risicogroepn eigen keuze door patient (geinformeerd zijn is
een must criteria)
Preventieniveaus:
Individuele preventie: aangeboden aan hulpvrager met individueel risico om risico te
voorkomen, te beperken of behandelen
Hoog risico benadering: (vpk noemt dit wel individuele preventie) opsporen persoon met
hoog risico is vaak lastig
Collectieve preventie: groepen in bevolking/ aan bevolking als geheel bij gezondheidsrisico
met gemeenschappelijk karakter. Opsporen van risicofactor maakt kans kleiner, dat
risicofactor in gehele bevolking leidt tot ziekten
Populatiebenadering: = collectieve preventie