Inhoud
Psychopathologie...................................................................................................................
Psychiatrie een inleiding, hoofdstuk 7: stemmingsstoornissen en zelfmoord............................
Ontwikkelingspsychopathologie, hoofdstuk 14: stemming en stemmingsstoornissen..........
Neurologie............................................................................................................................. 13
Motiverende Gespreksvoering College 1............................................................................24
Runningtherapie................................................................................................................... 42
Bavo boek..................................................................................................................................................... 45
Inleiding........................................................................................................................................................ 46
Lecs in relatie tot doelstelling. Met het LECS-model wordt verondersteld dat
menselijk gedrag altijd vier componenten heeft:.........................................................................47
PMT-strategieën Een PMT’er kan gebruik maken van drie basisstrategieën om
gedrag te beïnvloeden. Een gekozen strategie heeft consequenties met betrekking
tot attitude, benaderingswijze en interventies. Daarnaast heeft hij invloed op de te
ontwerpen activiteit. De drie strategieën zijn:..............................................................................48
Bewegingsmodaliteiten De wijze van deelnemen aan een bewegingsactiviteit is
passend binnen een van de vier bewegingsmodaliteiten:........................................................49
Contextmanipulatie Context is het verband waarin iets zich voordoet, de situatieve
omstandigheid waarbinnen gedrag plaatsvindt, opgeroepen wordt en in stand
gehouden wordt. Manipuleren is iets naar jouw hand zetten. Bij contextmanipulatie
brengt een therapeut veranderingen aan in een situatie om zo gewenst bewegings-
of belevingsgedrag uit te lokken. We onderscheiden context in een aantal aspecten:. 49
Tijd - Tempo - Richting Afgeleid vanuit het idee dat in het bewegend zich gedragen
van mensen tijd, tempo en richting altijd aanwezig zijn. Onder tijd verstaan we het
moment van in actie komen (Timing is hierbij belangrijk!). Tempo is de snelheid
waarmee de actie uitgevoerd wordt (Kracht en het doseren hiervan is hierbij
belangrijk!). Onder richting verstaan we het waarheen, waar de actie naartoe gaat....50
Loopt ’t - Lukt ’t - Leeft ‘t LoLuLe is een plannings- en observatie-instrument. Je kan
het namelijk gebruiken bij de voorbereiding van sessies en je kan als professional
onderzoeken of het aanbod voldoende aansluit bij de cliënt en of de
ontwikkelingswens (en dus de sessie doelstelling) voldoende aan de orde komt. Het
gaat er hier om in welk ontwikkelgebied je je cliënt wil laten werken; de
comfortzone of ergens in de zone van naaste ontwikkeling. Je baseert deze keuze op
het te verwachten niveau van de cliënt........................................................................................... 50
Attractiviteit, oproepbaarheid en uitbouwbaarheid Een activiteit in een PMT sessie
is geschikt als deze voldoende aantrekkelijk is voor de cliënt, als de kans dat de
sessie doelstelling bewerkbaar groot is en als er voldoende vervolgmogelijkheden
denkbaar zijn om bij herhaling constructief aan de sessie doelstelling te werken........50
Zwemmen.............................................................................................................................. 51
Reader methodiek zwemmen blz. 1 t/m 36................................................................................... 51
Artikel: Het halliwickconcept............................................................................................................... 54
Artikel: Zwemles: twee verhalen uit de praktijk..........................................................................58
,Dans Hier heb ik verder niks over samengevat. Het gaat alleen over de theorie in de
lessen. Rianne zei zelf: “denk gewoon goed na wat er in de les is gebeurd en dan zijn
de 3 vraagjes goed te beantwoorden”. Waar de vragen over gaan:.................................59
Aantekeningen van de lessen: Gezonde”
mensen/kinderen hebben altijd behoefte om
op een of andere manier te bewegen.
Wanneer mensen dit niet hebben, is er iets
mis. Zonder motivatie is er moeizame
deelname (ze doen het wel, omdat het moet)
in plaats van duurzame deelname (ze blijven
het doen). Daarom moeten PMT’ers die
motivatie brengen.................................................................................................................................... 59
Activiteitenpracticum / bewegingsgeoriënteerde
methodieken......................................................................................................................... 61
Bavo boek blz. 19 – 22, 53-68 (m.u.v. 63/64),
139-144 (162-168 en 177-187).......................................................................................................... 61
Psychopathologie
Psychiatrie een inleiding, hoofdstuk 7: stemmingsstoornissen en zelfmoord
Bij iemand met een stemmingsstoornis is de stemming ongewoon ernstig of langdurig
verstoord, waardoor normaal functioneren onmogelijk is. Er zijn twee categorieën
stemmingsstoornissen: depressieve stemmingsstoornissen (unipolair→ een kant is verstoord)
en bipolaire stemmingsstoornissen (bipolair→ twee kanten zijn verstoord). Er zijn twee
soorten depressieve stemmingsstoornissen; de depressieve stoornis en de persisterende
depressieve stoornis (dysthymie). Er zijn ook twee soorten bipolaire stemmingsstoornissen;
bipolaire stoornis en cyclothyme stoornis.
Iemand krijgt de diagnose depressie wanneer er sprake is van één of meer episoden van ernstige
depressie, zonder dat de patiënt ook een manier of hypomanie heeft gehad. Een depressieve
episode houdt in dat iemand een periode van minimaal twee weken een matte, afgevlakte,
sombere stemming heeft en een onvermogen om te genieten of plezier te hebben van de dingen
waar hij/zij normaal wel plezier in heeft. Dit zijn de twee kernsymptomen. Volgens de DSM-5
moet iemand vijf symptomen van depressie hebben (zie afbeelding), inclusief de twee
kernsymptomen.
1
,Veel mensen beschouwen depressie nog steeds als een teken van zwakte. Hierdoor wordt
mogelijk niet tijdig hulp gevraagd. Mensen denken het zelf wel op te kunnen lossen. Uit
onderzoek in Amerika blijkt dat slechts de helft van de mensen met een depressie hulp kregen.
Slechts 1 op de 5 mensen kreeg de juiste hulp. Dit kan ook te maken hebben met het feit dat
huisartsen depressies soms niet herkennen en effectief behandelen.
Hulp komt bij een depressie gemiddeld 1 jaar te laat. Dit komt o.a. door het prijskaartje, het taboe
en onwetendheid over waar de juiste hulp gevonden kan worden. Binnen de hulpverlening zijn
problemen met juiste diagnostisering en doorverwijzen, mede doordat huisartsen niet goed op de
hoogte zijn van wat de ggz te bieden heeft.
Naar schatting krijgt circa 20% van de vrouwen en 10% van de mannen ooit een depressie.
Over het geheel genomen lijdt 18,7% van de bevolking ooit in hun leven aan een depressie.
Kinderen: gelijk, adolescentie 2x zoveel vrouwen.
Herstel: 80% < 1 jaar.
Recidief (terugval): 70% binnen 5 jaar! Recidief tot ver in volwassenheid: 95%.
Depressie kost ons land gemiddeld 1,3 miljard euro per jaar. Deels worden deze kosten gemaakt in
de gezondheidszorg, maar het grootste deel komt door productieverlies door arbeidsverzuim.
Een depressie ontstaat gemiddeld tussen het 23e en 25e levensjaar. Depressie komt steeds meer
voor, waardoor dat komt is onduidelijk. Mogelijk door verandering van sociale omstandigheden en
van de omgeving (meer oorlogen, gewelddadige misdaden, mogelijke blootstelling aan gifstoffen,
meer sociale druk, etc.)
Vrouwen hebben bijna een twee keer zo grote kans op depressie als mannen. We verwachten dat dit
o.a. komt door:
- Dat vrouwen meer geneigd zijn symptomen te rapporteren en behandeling te zoeken.
- Dat vrouwen een ander copingsmechanisme hebben (ze piekeren veel meer, en hangen hun
waardeoordeel af aan wat anderen van hen vinden)
- Vrouwen meer te maken hebben met stressvolle factoren als seksueel misbruik,
mishandeling, armoede, alleenstaand ouderschap en seksisme.
- Mogelijke diagnostische bias (mannen hebben het, maar zeggen niks).
Een seizoensgebonden depressie houdt in dat iemand zich depressief voelt tijdens de overgang naar
de winter. De oorzaak is mogelijk het gevolg van een verstoring van de interne centrale klok die alle
biologische ritmen regelt. De tijdsaanduider voor deze klok is melatonine, dat wordt vrijgegeven
wanneer het donker is. Melatonine is een afbraakproduct van serotonine, een
stemmingsregulerende neurotransmitter. Door de verandering in melatonine aanmaak verloopt de
transmissie van serotonine in sommige delen van het zenuwstelsel mogelijk gebrekkig. Genetische
en cognitieve factoren spelen ook een rol. Lichttherapie helpt vaak om een seizoensgebonden
depressie te verminderen. Men krijgt dan gedurende minimaal een week ´s ochtends vroeg 30-60
min een wit licht op zich. Biologische klok wordt ´gelijkgezet´.
Lichttherapie kan beangstigend zijn, nare bijwerkingen hebben en verstoord de
hormoonhuishouding. Antidepressiva (Prozac) kunnen helpen de depressie te verlichten.
2
,Vrouwen met een postnatale depressie maken een depressie door binnen vier weken na de
bevalling. In de helft van de gevallen begint de depressie al voor de bevalling.
Een persisterende depressieve stoornis, ook wel dysthyme stoornis, is eigenlijk de mildere maar
langdurige versie van een depressie. Het duurt meestal meerdere jaren. De klachten zijn soms al zo
lang aanwezig dat het lijkt alsof ze onderdeel zijn van iemands persoonlijkheid. Dit roept soms veel
onbegrip op in de omgeving. Depressieve gevoelens en sociale problemen gaan door, maar de cliënt
lijkt hersteld. Het risico op terugval is hoog net als het risico op een depressie.
De premenstruele stemmingsstoornis is een nieuwe diagnose in de DSM-5. Hij is omstreden omdat
critici bang zijn dat het vrouwen met aanzienlijke premenstruele klachten zal stigmatiseren
(kenmerken) met een psychiatrische diagnose. Premenstruele stemmingsstoornis is een ernstigere
vorm van premenstrueel syndroom.
Iemand met een bipolaire stoornis heeft extreme stemmingswisselingen. De ene periode is hij of zij
onuitputtelijk, impulsief en kan hij of zij alles aan (manisch) en de andere periode is hij of zij erg
somber (depressief). Manies duren meestal een paar weken of een maand of twee, depressieve
periodes veel langer. Sommige mensen met bipolaire stoornis ervaren een gemengde toestand. Ze
kunnen dan mega snel wisselen tussen een manie en depressie. De DSM kent twee typen bipolaire
stoornissen:
1. Bipolaire stoornis type I: de patiënt beleeft ten minste 1 volledige manie. In veel gevallen
ervaart de patiënt stemmingswisselingen tussen depressie en manie en is hij of zij in de
tussentijd ´normaal´.
2. Bipolaire stoornis type II: van toepassing op mensen die hypomanische episodes hebben
gehad naast tenminste 1 periode van depressie.
Hypomanische periodes zijn minder hevig dan manische periodes. Ze gaan niet gepaard met extreme
sociale of beroepsmatige problemen.
In Nederland heeft 1,2% van de mannen en 1,4% van de vrouwen een bipolaire stoornis (relatief
veel). Meestal ontstaat de stoornis in de jongvolwassenheid en ontwikkelt de stoornis zich tot een
chronische aandoening waarvoor langdurige behandeling nodig is.
Bij een cyclothyme stoornis is sprake van een chronisch, cyclisch patroon van stemmingswisselingen
dat minstens twee jaar aanhoudt. Milde vorm van een bipolaire stemmingsstoornis. Het begint
meestal in de late adolescentie of jong volwassenheid. Perioden waarin de stemming normaal is,
duren zelden of nooit langer dan twee maanden. Men schat dat 1 op de 3 mensen uiteindelijk een
bipolaire stemmingsstoornis ontwikkeld. Vermoeiend, omdat lichaam altijd aanstaat.
Kenmerken manie:
- Begint plotseling
- Ongewoon opgewekt, optimistisch (over niets)
- Grenzeloze energie (weinig slapen)
- Buitengewoon spraakzaam (dominant)
- Snelle vlucht van ideeën
- Grootheidswaan
3
, - Slecht beoordelingsvermogen
- Niet nadenken over de consequenties
Depressieve stoornissen kunnen het best verklaard worden door complexe interacties tussen
biologische en psychosociale invloeden. Stressvolle levensgebeurtenissen vergroten het risico op
stemmingsstoornissen. Zo´n stressvolle levensgebeurtenis is vaak nauwer verbonden met een eerste
episode van zware depressie dan met latere episodes. Een relatie tussen stress en depressie werkt
twee kanten op. Je kunt door een stressvolle gebeurtenis een depressie krijgen, maar je depressie
kan ook een stressvolle gebeurtenis veroorzaken (bijv. verliezen van baan). Copingvaardigheden,
genetische aanleg en beschikbaarheid van sociale steun kunnen invloed hebben op de kans op
depressie.
Genetische factoren spelen een belangrijke rol bij het risico op het ontwikkelen van depressieve
stoornissen. Bepaalde variaties van bepaald genen die de activiteit van serotonine reguleren blijken
van invloed op de kans op depressie na het ervaren van een stressvolle situatie. Serotonine is het
aangrijpingspunt voor antidepressiva. Hoe nauwer familieleden verwant zijn, hoe groter de kans dat
ze dezelfde depressieve stoornis hebben.
Genetische en omgevingsfactoren komen namelijk overeen.
Verschillende psychische stoornissen hebben dezelfde genetische basis. Twee mensen kunnen dus
dezelfde genetische risicofactoren hebben, maar een andere stoornis.
Hoewel antidepressiva de beschikbaarheid van neurotransmitters in de hersenen binnen enkele uren
verhoogd, reageert men vaak pas na enkele weken of maanden op het medicijn. Hierom is het
onwaarschijnlijk dat de werking uitsluitend berust op het verhogen van de concentratie
neurotransmitters. Mogelijk berust de werking op de gevoeligheid van de receptoren.
Er is ook gekeken naar afwijkingen in de hersenen. Bij depressie is er sprake van een kleinere
omvang en lagere metabole activiteit in bepaalde hersendelen die betrokken zijn bij denkprocessen
en bij stemming. Het gaat hierbij o.a. om de prefrontale cortex en het limbisch systeem. De
prefrontale cortex ligt in de frontaalkwab van de hersenschors en is het gebied van de hersenen dat
verantwoordelijk is voor hogere verstandelijke functies (problemen oplossen, denken, beslissen,
organiseren van gedrag, etc.). Bepaalde delen van het limbisch systeem zijn betrokken bij het
vormen van herinneringen. De neurotransmitters serotonine en norepinefrine spelen een
belangrijke rol bij het reguleren van zenuwimpulsen in de prefrontale cortex. Mensen met een
bipolaire stemmingsstoornis hebben hersenafwijkingen (verlies van hersencellen) in delen van de
hersenen die betrokken zijn bij het reguleren van stemming. Zie ook neurologie!
Uit onderzoek is gebleken dat mensen met bipolaire stoornis problemen hebben met het afleiden
van emoties uit o.a. gezichtsuitdrukkingen (sociale recognitie). Dit lijkt verband te houden met
afwijkingen in de verwerking door de prefrontale cortex van signalen uit het limbische systeem
(emoties) van de hersenen. Ook genetische factoren spelen een grote rol bij bipolaire stoornis (nog
een grotere rol dan bij depressie). Er is een hoger risico op bipolaire stoornis bij baby´s van vaders
ouder dan 55 jaar. Dit heeft te maken met een slechtere sperma kwaliteit, waardoor eerder
4
,genetische foutjes ontstaan die mogelijk vatbaarder maken voor psychische stoornissen waaronder
bipolaire stoornis. Stressvolle gebeurtenissen kunnen stemmingsepisodes teweeg brengen bij
mensen met bipolaire stoornis. Positieve gebeurtenis → manie. Negatieve gebeurtenis → depressie.
Sociale steun kan het functioneringsniveau van cliënten verhogen, kan helpen bij herstel en verlaagd
kans op terugval.
Er zijn vier soorten theorieën over depressie:
Psychodynamische theorieën
Volgens deze theorie (door Freud) is depressie in feite woede die naar binnen is gericht in plaats van
tegen dierbaren. Na het feitelijke of dreigende verlies van deze dierbaren wordt de woede soms
tegen het zelf gericht (internaliserend).
Een bipolaire stoornis is volgens de psychodynamische theorie een verschuivende dominantie van de
persoonlijkheid van het individu tussen het ego en het superego. In de depressieve fase is het
superego dominant (overdreven ideeën over wandaden, schuld en onwaardigheid). Na enige tijd
herstelt het ego zich en krijgt het de overhand (verrukking en zelfvertrouwen). Het buitensporige
gedrag leidt uiteindelijk tot een terugkeer van het schuldgevoel en het begint weer van voor af aan.
Humanistische theorieën
Volgens de humanistische theorieën worden mensen depressief wanneer ze geen betekenis aan hun
leven kunnen geven en wanneer ze geen eigen keuzes kunnen maken die leiden tot zelfvervulling.
Het verlies van eigenwaarde kan ontstaan als mensen bijv. dierbaren of hun beroep verliezen. We
zijn geneigd ons te identificeren met onze rol. Als die rol verloren gaat (ontslag dus geen docent
meer) kan ons gevoel van nuttigheid en eigenwaarde verdwijnen.
Leertheorieën
Leertheorieën richten zich op situationele factoren zoals het verlies van positieve bekrachtiging. We
functioneren het best als het niveau van bekrachtiging overeenkomt met onze inspanningen. Door
gebrek aan beloning kan de motivatie uitgehold raken en kunnen gevoelens van depressie worden
opgewekt. Wanneer iemand dan minder actief wordt en zich sociaal gaat isoleren is er nog minder
ruimte voor bekrachtiging. Daarnaast nemen familieleden of vrienden soms verantwoordelijkheden
over. Dat is een vorm van beloning en zo wordt de depressie mogelijk in stand gehouden. Depressie
kan zo stressvol zijn voor een partner dat de omgeving automatisch minder gaat bekrachtigen, het
roept als het ware afwijzing op (reciproque interactie). Depressieve mensen reageren mogelijk met
een diepere depressie op de afwijking of gaan zich schuldig voelen omdat ze hun familie/vrienden
pijn doen.
Cognitieve theorieën
Bij deze theorie wordt de oorsprong en het aanhouden van de depressie in verband gebracht met de
manier waarop men zichzelf en de wereld rondom hem beleeft. Aaron Beck brengt het ontstaan van
depressie in verband met het feit dat de cliënt tijdens de jeugd een negatief beïnvloede of
vertekende manier van denken heeft aangenomen: de cognitieve triade van depressie. Dit is
gebeurd op basis van vroege leerervaringen.
De cognitieve triade van depressie
Negatief zelfbeeld
Het idee van waardeloosheid, tekortschieten,
ontoereikend zijn en niet over de vaardigheden
5
, beschikken die nodig zijn om gelukkig te zijn.
Negatief beeld van de omgeving of de wereld Het idee dat de omgeving buitensporige eisen stelt /
hindernissen bevat die onmogelijk zijn →constant
falen, verlies.
Negatief beeld van de toekomst Toekomst is hopeloos, machteloos om dingen te
veranderen, verwachting van voortdurend falen en
ellende en tegenslag.
Cognitieve vervormingen die in verband staan met depressie:
- alles of niets denken: iets is zwart of wit, er zit niets tussenin (perfectionisme)
- overgeneralisatie: iets is vroeger zo gebeurd dus het gaat altijd zo gebeuren
- mentaal filter: negatief horen/zien, positief negeren
- uitsluiting van het positieve: prestaties relativeren of ontkennen
- overhaaste conclusies trekken: levensgebeurtenis negatief interpreteren zonder bewijs
(benauwd → hartaandoening)
- vergroting / verkleining: mug wordt een olifant, sterke punten minimaliseren
- emotionele rationalisatie: redeneren op basis van emoties
- beweringen met moeten: iemand moet altijd van alles van zichzelf
- labeling en mislabeling: verklaring van gedrag door negatief etiket of anderen en zichzelf te
plakken.
- personalisatie: altijd verantwoordelijkheid bij zichzelf zoeken voor andermans problemen en
gedrag.
Dit verstoord denken wordt meestal als automatisch ervaren. Deze gedachten worden als feiten
geaccepteerd. Als de vertekende cognitie na behandeling blijft is de kans op een terugval groot.
Stemming beïnvloed gedachten, gedachten beïnvloeden stemming. De cognitieve
specificiteithypothese is een theorie die stelt dat verschillende stoornissen door verschillende
automatische gedachten worden gekenmerkt.
Een theorie die een combi is van de leertheorie en de cognitieve theorie is de theorie van de
aangeleerde hulpeloosheid. Mensen kunnen depressief worden omdat ze leren zichzelf te
beschouwen als niet in staat invloed te hebben op hun eigen leven. Dit model verklaard niet waarom
mensen weinig gevoel van eigenwaarde hebben en waarom de depressie bij de een hardnekkiger is
als bij de ander. Hieruit is het begrip attributiestijl gekomen. Er zijn vijf verschillende attributiestijlen:
1. interne attributie (we geven onszelf de schuld)
2. externe attributie (schuld zoeken in de omstandigheden waarin we ons bevinden)
3. stabiele attributie (slechte ervaring beschouwen als iets dat altijd gebeurd)
4. instabiele attributie (een geïsoleerde gebeurtenis)
5. specifieke attributie (bewijs van nauwkeurige en beperkte tekortkomingen)
De herziene hulpeloosheidstheorie stelt dat men het meest vatbaar is voor depressie als hij de
negatieve gebeurtenissen verklaard aan 1 van de onderstaande typen attributies:
- interne factoren, waarbij wordt aangenomen dat mislukkingen het gevolg zijn van
persoonlijke tekortkomingen.
6