HOORCOLLEGES:
RECHTSHANDELING EN
OVEREENKOMST
Volledig gedicteerd.
,Inhoudsopgave
Hoorcollege I. Rechtshandeling en overeenkomst (Beginselen en uitleg) ................... 3
Hoorcollege II. Rechtshandeling en overeenkomst (Algemene voorwaarden) ........... 18
Hoorcollege III. Rechtshandeling en overeenkomst (Dwaling en (non-)conformiteit) . 37
Hoorcollege IV. Rechtshandeling en overeenkomst (Exoneratiebedingen) .............. 52
Hoorcollege V. Rechtshandeling en overeenkomst (Wanprestatie) ........................ 72
Hoorcollege VI. Rechtshandeling en overeenkomst (Beëindiging en wijziging) ........ 93
Pagina 2 van 112
, Hoorcollege I. Rechtshandeling en overeenkomst
(Beginselen en uitleg)
Eerst even wat fundamenten. U heeft in leerjaar één en twee al een nodige basis gelegd op het gebied
van contracten, dus hopelijk weet u nog ontbinding 6:265 BW en wanprestatie 6:74 BW, het sluiten van
overeenkomsten, aanbod en aanvaarding. Als u dat allemaal kwijt bent of op een of andere manier vanuit
een andere richting bent ingestroomd, het is dan totaal niet verkeerd om Brahm/Reehuis ‘Zwaartepunten
van het vermogensrecht’ óf, nog beter, de rode boeken uit de studiereeks om weer even up-to-date te
geraken. Die mag u er gewoon bij pakken. De ‘Asser’, dat is vooral de bewerker Sieburgh, dat gaat over
de fundamentele vraag: wat is een contract én wat zijn nou de grote gedachten achter het sluiten van
contracten. De traditionele beginselen, heb ik even uit heb boek gefilterd, dit is eigenlijk hoe vanuit een
wat individualistisch gedachtegoed, wat de basis vormde om überhaupt te kunnen contracteren. Een
contract zou je heel simpel kunnen definiëren als gewoon een juridisch bindende afspraak tussen twee
of meer partijen. Afspraken maak je de hele tijd in het dagelijks leven, maar een contract is in die zin
bijzonder dat je dan juridisch gebonden wordt aan de afspraken die je hebt gemaakt.
Traditioneel gezien werd er al nagedacht over hoe kan dat dan dat het – zo’n afspraak – juridisch iets
wordt tussen twee partijen. En de allerbelangrijkste gedachte daarachter is toch wel de
contractsvrijheid, ook wel partijautonomie genoemd. Partijautonomie, het idee dat je als partij, dat als
mens hetzij als natuurlijk persoon, jezelf kunt ontplooien op de manier zoals je dat wilt. En
partijautonomie als heel algemeen beginsel houdt ook in dat je kunt participeren in de samenleving, dat
je mag stemmen, dat je een testament mag maken en – heel belangrijk – dat je in het privaatrechtelijk
rechtsverkeer met anderen afspraken kunt maken, dat je vrij bent om dat te doen. De onderdelen van de
contractsvrijheid. De contractsvrijheid is dan een onderdeel van de partijautonomie, de partijautonomie
is echt een brede (bijna) grondrecht tot zelfontplooiing, maar om dat allemaal te concretiseren, de
contractsvrijheid is daarbinnen de mogelijkheid om te contracteren. Dat betekent dat je vrij bent om wel
of niet een contract aan te gaan, dat je mag bepalen met wie je dat doet én dat je bepaalt wat erin komt
te staan. Dit maakt contractenrecht meteen al wat ongrijpbaar: de wet geeft de regels, eigenlijk de kaders
waarbinnen dat contracteren mogelijk is, maar het fundamentele is nu, de wet zegt het is verder in
principe aan partijen, dus of ze het doen, met wie ze het doen en welke inhoud ze een contract geven.
Dit maakt het dus al mogelijk dat je twintig verschillende soorten overeenkomsten hebt, zoals de koop-
, de huur-, de arbeids-, de opdrachtenovereenkomsten, maar ook allemaal dingen die niet in het wetboek
zijn geregeld; daar mag je op zich contracten over sluiten. Dat is de contractsvrijheid. En je mag dus
ook bepalen wat de inhoud van contracten is. Dat mag u dus straks ook gaan doen in het vak. U heeft
die contractsvrijheid. U bent wel verplicht om een contract te sluiten met de wederpartij, anders gaat u
geen cijfer krijgen voor dit vak, dus we passen de contractsvrijheid aan op een manier die eigenlijk niet
kan, maar desalniettemin – we zeggen overigens ook met wie u een contract moet sluiten – de inhoud
van het contract is aan u.
Het tweede klassieke beginsel is vormvrijheid, wordt ook wel consensualisme genoemd. Wat betekent
dat? Dat het in beginsel voldoende is dat je door consensus, door wilsovereenstemming, kun je een
contract sluiten. Partijen moet niet te veel in de weg worden gelegd. Ze zijn vrij om te contracteren in
elke vorm die hun uitkomt. Wat wil dat met name zeggen? Dat een contract – wat u in jaar één hebt
geleerd – een contract niet schriftelijk hoeft volgens de wet, dat het namelijk net zo goed mondeling kan
én ook alle moderne communicatievormen, die niet via papier maar digitaal gaan, ook allemaal in orde
is als beginsel. We gaan het niet te moeilijk maken, partijen hebben ook hier de ruimte om een passende
vorm te kiezen. Dit maakt dus mogelijk dat je een enorme miljoenendeal, een bedrijfsovername, in de
praktijk zijn dat documenten van honderden pagina’s, maar in principe kan je het via een telefoontje
doen waarbij je alléén wat je nodig vindt afspreekt en de rest openlaat. Ook dan heb je een bindende
overeenkomst. Het is altijd wel lastiger om aan te tonen wat nou precies de afspraken zijn, als het echt
puur en alleen mondeling is en er niks is opgenomen, maar als uitgangspunt geldt: elke vorm is prima.
Pagina 3 van 112
, Het derde klassieke beginsel is als je van je contractsvrijheid gebruikmaakt door afspraken te maken
met iemand anders, dat dan ook geldt – in het Latijn even – Pacta sunt servanda: de afspraken moeten
worden nagekomen. Dat is als het ware de keerzijde van de medaille, je bent dan gebonden aan je
woord én je kan worden aangesproken tot – in eerste instantie – nakoming. De ander kan dan naar de
rechter stappen om nakoming af te dwingen. Dit is de verplichtende kant van de medaille. Dus als je
contracteert, dan ontstaan er rechten en plichten over en weer. En die rechten en plichten moeten worden
nagekomen. Of je nu een werknemer bent of een verzekeraar of een bank, je moet nakomen wat je hebt
gedaan en je bent misschien wel aansprakelijk tot betaling van schadevergoeding als je het niet hebt
gedaan. Dit zijn de uitgangspunten. U weet hopelijk – u kunt het misschien al wel bedenken – dit is
nooit onbeperkt, want contractsvrijheid betekent niet dat je werkelijk elke afspraak kunt maken die je
wilt. Om maar eens een voorbeeld te noemen, je kunt iemand – een ambtenaar of rechter – omkopen om
een gunstig vonnis te krijgen, maar iedereen kan wel aanvoelen ook als de omkoper en de rechter het
eens zijn over de voorwaarden dan is er een probleem. Je kunt inhoudelijk niet alles doen wat je maar
wilt. Elk systeem heeft wel grenzen. Het Nederlandse systeem heeft op allerlei plekken wel grenzen aan
de contractsvrijheid, om maar iets te noemen art. 3:40 BW: de inhoud van een overeenkomst kan in
strijd zijn met dwingend recht, goede zeden of openbare orde. En in geval van omkoping zou dat
allemaal wel aan de hand zijn en dan zal zo’n afspraak nietig worden genoemd. Dat is een begrenzing
aan de contractsvrijheid.
Vormvrijheid is ook een uitgangspunt. Tenzij de wet anders bepaalt, mag u een overeenkomst sluiten.
U kent vast een aantal uitzonderingen op dat beginsel, bijvoorbeeld de koop van een huis door een
particulier moet schriftelijk. Dat staat namelijk in Boek 7 artikel 2 BW. In de onderwijsgroepen kunnen
we nog even naar die wetsartikelen bladeren, maar dat is dus een uitzondering. Je bent niet vrij om de
vorm te kiezen. Ook een huwelijk is een speciale overeenkomst met speciale vormvereisten, namelijk
het afleggen van een verklaring voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, dus ook daar geen
vormvrijheid. Je mag niet onderling bepalen dat je gaat trouwen. Je kan het daarmee geen geldig
huwelijk maken.
Degenen die Sieburgh hebben gelezen, dat is dus de Asserserie, weten dat – nou ja, zij noemde vrij veel
beginselen – en kwam met termen als maatschappelijke aanvaardbaarheid en maatschappelijke
rechtvaardigheid en dergelijke en ze beschouwde dat toch ook wel als beginselen van het Nederlandse
contractenrecht. Wat daarachter zit is de gedachte dat je als contractant niet alleen met jezelf te maken
hebt. Die contractsvrijheid gaat in principe uit van het individu, van de autonomie van een partij om
maar te doen en laten wat hij wil. Contracteren is bij uitstek eigenlijk een handeling die je niet alleen
kunt verrichten, want alleen contracteren is schizofreen, dat bestaat niet. Je hebt altijd twee partijen
nodig, er zijn rechten en plichten over en weer. Ook vanuit die gedachte zijn er ook wel wat, met name
de laatste halve eeuw vanuit de wetgeving en de rechtspraak, meer vanuit een sociale gedachte wat
regels opgekomen van waar uit weer beginselen zijn gedestilleerd. Dus vanuit de gedachte dat je een
contract altijd met een wederpartij sluit. En de ultieme formulering van die gedachte zit eigenlijk in het
eerste arrest dat u moet kennen voor dit vak: Baris/Riezenkamp.
In het arrest Baris/Riezenkamp merkte de Hoge Raad eigenlijk voor het eerst op ten eerste dat je door
onderhandelen kom je te staan in een door de goede trouw beheerste rechtsverhouding. Dus eigenlijk
zodra je begint te praten over een contract, zodra je gaat onderhandelen, dan kom je te staan in een door
de goede trouw beheerste rechtsverhouding. Ten tweede, wat betekent dat, dat betekent dat je rekening
moet houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. Dat is eigenlijk een heel andere
gedachte dan het puur individuele: je moet niet alleen met jezelf rekening houden, hoewel contracteren
in eerste instantie een egoïstische activiteit is, want je moet eerst en vooral aan jezelf denken, maar daar
komt iets bij. Er kan namelijk een punt komen dat er op allerlei plekken in de onderhandelingen, maar
ook bij het eventueel uitvoeren van het contract, dat je rekening moet houden met de ander, met de
gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. Daar kunnen een hoop beginselen aan gekoppeld
worden, zoals de rechtvaardigheid van een overeenkomst. In allerlei leerstukken kun je de gedachte zien
Pagina 4 van 112