ONDERWIJSGROEPEN:
RECHTSHANDELING EN
OVEREENKOMST
,Inhoudsopgave
Bijeenkomst I. Rechtshandeling en overeenkomst (Beginselen en uitleg) .................. 3
Bijeenkomst II. Rechtshandeling en overeenkomst (Algemene voorwaarden)........... 17
Bijeenkomst III. Rechtshandeling en overeenkomst (Dwaling en (non-)conformiteit). 36
Bijeenkomst IV. Rechtshandeling en overeenkomst (Exoneratiebedingen) .............. 53
Bijeenkomst V. Rechtshandeling en overeenkomst (Wanprestatie) ........................ 82
Bijeenkomst VI. Rechtshandeling en overeenkomst (Beëindiging en wijziging) ..... 101
Bijeenkomst VII. Rechtshandeling en overeenkomst (afsluiting) ........................ 121
Pagina 2 van 128
, Bijeenkomst I. Rechtshandeling en overeenkomst
(Beginselen en uitleg)
Opdrachten week I
Opdracht 1: Stellingen:
1. Enkele wilsovereenstemming is voldoende om een overeenkomst tot stand te laten komen.
2. Als partijen in vrijheid een afspraak hebben gemaakt die zij beiden wilden, dan dienen zij
deze afspraak strikt na te komen; zij zijn te allen tijde gebonden aan deze afspraak.
Bepaal in hoeverre u het eens bent met bovenstaande stellingen.
Verplichte literatuur:
Asser/Sieburgh 6-III, nrs. 39-63.
Jurisprudentie:
HR 15 november 1957, NJ 1958, 67 (Baris/Riezenkamp)
Beantwoording stelling één: het is correct dat voor de totstandkoming van een overeenkomst
wilsovereenstemming noodzakelijk is.1 Echter, voor het sluiten van een overeenkomst is vooraleer een
aanbod nodig welke door één der partijen wordt aanvaard. De aanvaarding van het aanbod waarmede
de rechtshandeling (lees: de overeenkomst) tot stand komt, is gebonden een aantal vereisten. Ten
eerste zijn er eisen die gelegen zijn in de persoon, zoals het juridische leerstuk
‘handelingsbekwaamheid’. Minderjarigen alsmede onder curatele gestelden worden geacht niet
handelingsbekwaam te zijn ex. art. 3:32 jo. 1:234 jo. 1:381 BW, tenzij zij zich laten
vertegenwoordigen door respectievelijk de wettelijke vertegenwoordigers dan wel de curator. Let wel,
het vorenstaande heeft geen invloed op de totstandkoming van een rechtshandeling, daar er immers
een overeenkomst tot stand komt die evenwel vernietigbaar is.
Ten tweede zijn er eisen aan de totstandkoming van de rechtshandeling. Uit artikel 3:33 BW blijkt dat
een essentieel element van wilsovereenstemming een op een rechtsgevolg gerichte wil is dat zich
middels een verklaring heeft geopenbaard.2 Ergo, het uiten van de wil, welke noodzakelijk is voor een
overeenkomst, is de gedraging die beoogt een rechtshandeling aan te gaan. Bovendien mag er geen
sprake zijn van wilsontbreken, wilsgebreken dan wel een scenario waarin wil en verklaring niet
overeenstemmen.
Aanvulling college: Het tweede klassieke beginsel is vormvrijheid, wordt ook wel consensualisme
genoemd. Wat betekent dat? Dat het in beginsel voldoende is dat je door consensus, door
wilsovereenstemming, kun je een contract sluiten. Partijen moet niet te veel in de weg worden gelegd.
Ze zijn vrij om te contracteren in elke vorm die hun uitkomt. Wat wil dat met name zeggen? Dat een
contract – wat u in jaar één hebt geleerd – een contract niet schriftelijk hoeft volgens de wet, dat het
namelijk net zo goed mondeling kan én ook alle moderne communicatievormen, die niet via papier
maar digitaal gaan, ook allemaal in orde is als beginsel. We gaan het niet te moeilijk maken, partijen
hebben ook hier de ruimte om een passende vorm te kiezen.
1 Pas in de late middeleeuwen is, onder invloed van het canonieke recht, ook in het ius civile de regel aanvaard dat pacta
quantumcunque nuda servanda sunt (overeenkomsten, hoewel naakt, moeten worden nagekomen), hetgeen inhield dat de
enkele wilsovereenstemming bindend is. Bovendien werd aanvaard dat voor de totstandkoming van de overeenkomst enkele
wilsovereenstemming voldoende is; aldus werd de regel nudus consensus obligat als geldend recht aanvaard.
2 Wilsovereenstemming komt tot stand middels de uitwisseling van gesproken of geschreven woorden, door houding of
handeling, kortom door tekens of symbolen. Deze tekens – meestal woorden – zijn voor de partijen middelen om hun op het
teweegbrengen van rechtsgevolg gerichte wil te verklaren. Doorgaans heeft de uitleg betrekking op de bewoordingen van een
overeenkomst. Hebben partijen andere tekens gebruikt, dan vormen deze zogenoemde stilzwijgende wilsverklaringen het
voorwerp van de uitleg.
Pagina 3 van 128
, Beantwoording stelling twee: de stelling is correct al naargelang de omstandigheden. Het beginsel
dat bij deze stelling behoort is de contractsvrijheid van partijen, welke impliceert dat het aan partijen is
om invulling te geven aan de inhoud van een overeenkomst. Evenwel is de contractsvrijheid op
generlei wijze absoluut. De Code civil, die vervaardigd is in een tijd waarin individualisme centraal
stond, maakte alreeds beperkingen op de vrijheid van partijen om hun contracten vorm te geven.
Eveneens is deze tendens in respectievelijk het oude en het nieuwe Burgerlijk Wetboek voortgezet
middels het opnemen van een wetsartikel dat benadrukt dat slechts wettige overeenkomsten zijnde
rechtsgeldig worden beschouwd. In het huidige Burgerlijk Wetboek is de geest van het vorenstaande
artikel aan te treffen in onder meer art. 3:40 BW. Ingevolge dit wetsartikel worden rechtshandelingen
(lees: overeenkomsten) nietig verklaard indien de inhoud hetzij de strekking conflicteert met de goede
zeden of de openbare orde. Benevens zijn er in het Burgerlijk Wetboek dwingende wetsbepalingen die
bewerkstelligen dat de vrijheid van partijen ingeperkt wordt. Enkele voorbeelden van dwingende
bepalingen in het Burgerlijk Wetboek zijn de regelingen aangaande de arbeidsovereenkomsten,
collectieve overeenkomsten, huurovereenkomsten en consumenten(koop)overeenkomsten.
Niet louter de wetgever heeft de contractsvrijheid gerelativeerd, maar eveneens de doctrine alsmede de
jurisprudentie. Dit komt tot uiting middels het leerstuk ‘de redelijkheid en billijkheid’. De redelijkheid
en billijkheid is onder meer in de wet te vinden zijnde art. 6:248 jo. 6:2 BW. Partijafspraken kunnen
ten gevolge van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex. art. 6:248 lid 2 BW
teniet worden gedaan hetzij gewijzigd, waardoor partijen niet meer gehouden zijn aan hetgeen
aanvankelijk overeengekomen is. Niettemin is het aan de rechter, die de beperkende werking van de
redelijkheid en billijkheid terughoudend toepast, om invulling te geven aan het onderhavige leerstuk.
Tevens Baris/Riezenkamp benoemen bij de tweede stelling, daar partijen rekening met elkander dienen
te houden: je sluit immers een contract met een wederpartij. Ingevolge dit arrest staan partijen in een
door de goede trouw (thans redelijkheid en billijkheid) beheerste rechtsverhouding tot elkander. Dat
betekent dat je rekening moet houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.
Aanvulling college:
Dit zijn de uitgangspunten. U weet hopelijk – u kunt het misschien al wel bedenken – dit is nooit
onbeperkt, want contractsvrijheid betekent niet dat je werkelijk elke afspraak kunt maken die je wilt.
Om maar eens een voorbeeld te noemen, je kunt iemand – een ambtenaar of rechter – omkopen om een
gunstig vonnis te krijgen, maar iedereen kan wel aanvoelen ook als de omkoper en de rechter het eens
zijn over de voorwaarden dan is er een probleem. Je kunt inhoudelijk niet alles doen wat je maar wilt.
Elk systeem heeft wel grenzen. Het Nederlandse systeem heeft op allerlei plekken wel grenzen aan de
contractsvrijheid, om maar iets te noemen art. 3:40 BW: de inhoud van een overeenkomst kan in strijd
zijn met dwingend recht, goede zeden of openbare orde. En in geval van omkoping zou dat allemaal wel
aan de hand zijn en dan zal zo’n afspraak nietig worden genoemd. Dat is een begrenzing aan de
contractsvrijheid.
En wat we het vaakst gaan tegen komen in dit vak is de beperkende werking van de redelijkheid en
billijkheid, die gecodificeerd staat in art. 6:248 lid 2 jo. 6:2 lid 2 BW. Een beroep op een afspraak kan
eventueel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, dat is beperkend. Dat is
dus de mogelijkheid dat een op zich geldende afspraak tussen partijen tóch niet geldt. Met name als
het over exoneratiebedingen gaat, dan gaan we dat leerstuk van de beperkende werking van de
redelijkheid en billijkheid zien. Ook daar zie je dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid
uiteindelijk een rol gaan spelen bij de vraag: mag je de ander nu aan de afspraken houden? Of dient
daar tóch, onder de omstandigheden van het geval – deze omstandigheden –, een uitzondering op
gemaakt worden?
Opdracht 2 – Wiz kid in zaken
Floris is al sinds zijn vroege jeugd hevig geïnteresseerd in computers. Op den duur slaat hij ook zelf
aan het programmeren. Een van zijn meest interessante 'uitvindingen' is WinExtra, een
computerprogramma dat verschillende functies toevoegt aan Windows XP en dat ook voor meer
Pagina 4 van 128