Sociale psychologie
INLEIDING
Sociale Psychologie = De wetenschappelijke studie van de manier
waarop gedachten, gevoelens en gedragingen van mensen worden
beïnvloed door werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van andere
mensen. (Beïnvloeding door mensen, onbewust of bewust).
- Wetenschappelijke studie = Gedrag observeren is subjectief,
iemand anders kan iets anders waarnemen dan jij, er moet dus een
systematisch onderzoek met methodes gebruikt worden.
- Gedachten, gevoelens en gedragingen = Onzichtbare processen
die invloed hebben op gedrag.
- Invloed = Automatische invloed van anderen, soms is het ook niet
de bedoeling om te beïnvloeden. (BV: groep mensen op straat kijkt
omhoog, jij zelf ook). Mensen worden niet alleen beïnvloed door wat
anderen vinden, maar ook door wat ze denken dat andere vinden.
- Werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van anderen =
Beinvloeden als ze feitelijk aanwezig zijn of als ze niet aanwezig zijn
maar de persoon in kwestie hieraan denkt (BV: In het pashokje
denken aan de mening van anderen)
Sociale Dieren = Mensen leven graag samen met anderen. Het denken,
doen en voelen van mensen wordt beïnvloed door anderen, de hele dag
door. We stemmen ons gedrag dan ook af op anderen (BV: keuze voor
kleding, muziek)
- Need to belong = Mensen bleven bij een groep
(Overlevingswaarde, in je eentje overleefde je niet), pasten zich aan
elkaar aan, belangrijk vonden om erbij te horen en een goed
groepslid te zijn. Niet bewust, maar ontstaan in de evolutie en zit
momenteel dus in ons instinct.
- Social Tuning = Onbewust op elkaar afstemmen van gedrag,
gedachten en gevoelens (BV: Stemming)
- Kameleon- effect = Overnemen van bewegingen en mimiek (BV:
Gapen, krabben)
- Spiegelneuronen = Automatische imitatie, cellen die activiteiten en
ervaringen van anderen weerspiegelen in het eigen brein (BV: Kijken
naar voetballers, eigen beenspieren ook gespannen). Door deze
neuronen vindt belichaming plaats: ons lichaam stimuleert de
ervaring van een ander.
- Empathie = Spiegelen van emotionele en lichamelijk ervaringen,
vaak wanneer deze 2 een goede band hebben (BV: Verdriet, pijn).
Sociale Besmetting = Elkaar ‘besmetten’ en dus elkaar nadoen, zowel
goed als fout.
, - Besmetting imitatie = Achter groep mensen aanlopen, in paniek
allemaal dezelfde kant op rennen of juist stil blijven zitten. Daarom is
het belangrijk dat gezagdragers rust kunnen bewaren.
- Emotionele besmetting = Automatisch elkaars emoties
overnemen. BV: Hard juichen of lachen.
- Beïnvloeding imitatie = Imitatie bevordert de onderlinge band. BV:
herhalen bestelling, hogere fooi geven.
- Conformisme = De neiging om ons aan te passen aan anderen.
Hindsight Bias = Als je eenmaal iets weet, lijkt het vaak alsof je het altijd
al wist. Je kan ook wel zeggen: het ‘’Ik heb het altijd al geweten’’-effect.
Kracht van de situatie = Factoren binnen de persoon (eigenschappen,
drijfveren en intenties) en factoren buiten de persoon (omgeving, normen)
is voor gedrag bepalend. Je wordt vooral sterk beïnvloed door omgeving
en de situatie waarin je je bevindt. 2 onderzoeken als voorbeeld:
- Omstander-effect/ bystander-effect = Hoe meer omstanders, des
te kleiner de kans op hulp. Als er meerdere zijn voel je je niet
verantwoordelijk, je denkt iemand anders zal het wel doen. Hangt
samen met: (diffusion of responsibillity)
- Diffusion of responsibillity = Verantwoordelijkheid verspreid over
meerdere mensen (diffuus). Het is onduidelijk wie verantwoordelijk is
waardoor niemand iets doet, want iedereen doet elkaar na. Bij een
groep die elkaar helpt is de kans op hulp groter, ook wanneer je
alleen bent help je sneller omdat je een verantwoordelijkheidsgevoel
hebt.
- Gehoorzaamheid = Kan op positieve manier (hulp bieden) of op
negatieve manier (agressief worden). Mensen gehoorzamen eerder
wanneer een autoritair iemand erbij is (BV: Onderzoeker). Wanneer
zo iemand erbij is wordt het gedrag van hem/ haar overgenomen
omdat het lijkt dat diegene er veel verstand van heeft en
zelfverzekerd is.
- Voet-tussen-deur-effect = Mensen kunnen beïnvloed worden door
situaties die ervoor zorgen dat iets, wat ze eigenlijk niet willen doen,
geleidelijk toch mogelijk blijkt te zijn. BV: Mensen moeten schokken
toedienen aan andere, uiteindelijk zal de volt toch van 15 naar 450
gaan.
HET ZELF
Het Zelf = Geheel van processen, gedragingen, gedachten en gevoelens
die bepalen hoe mensen hun eigen persoon ervaren. 3 centrale aspecten:
- Zelfkennis = Gevoelens en ideeën die mensen hebben over
zichzelf/ jezelf te kunnen herkennen als een zelfstandig object. Hoeft
niet per se waar te zijn.
- Motieven = Speelt een rol bij het functioneren van het zelf (BV:
Behoefte positief over jezelf te denken)
, - Interpersoonlijke aspecten = Hoe het zelf is verweven met de
mensen om je heen en hoe je jezelf presenteert aan anderen.
Het vermogen om zelfkennis op te bouwen veronderstelt dat je
een bepaalde mate van bewustzijn hebt van jezelf.
Zelfbewustzijn = Je kan voor jezelf kennis vergaren en verbanden
leggen, je kijkt op een objectieve manier naar jezelf, van buitenaf waarin
je dingen over jezelf aan jezelf vraagt. Zelfbewustzijn is de beleving van
eigen identiteit (van wie wij zijn, wat we doen, denken of voelen). Dus de
beleving is wat er in iemands eigen geest en lichaam gebeurt.
- Hyperfocus = Alle focus ligt op jezelf.
- Vlekkentest = Ieder die zelfbewust is, herkent zichzelf in een
spiegel, en proberen de blek weg te halen om zichzelf weer te zien.
(kind 9/12 maanden of niet menselijke dieren zoals olifanten of
chimpansees).
- Ought self = Gedrag en gevoelens vergelijken met anderen, en zo
gaan gedragen.
- Ideal self = Zo zouden we het zelf willen.
Verhoogd zelfbewustzijn = Jezelf in een spiegel zien, je eigen stem
horen. Hierdoor herkennen mensen het vertrouwde beeld van zichzelf en
kunnen ze eventuele afwijkingen opmerken (BV: Slecht haar)
- Publiek zelfbewustzijn = Jezelf bekijken door de ogen van een
denkbeeldig publiek.
- Privé zelfbewustzijn = Je aandacht is gericht op de eigen
‘binnenkant’.
Nadelen verhoogd zelfbewustzijn:
- Piekeren: Ongezond, bezorgdheid, gedachten draaien, passief
gedrag, blijft doorgaan.
- Onderbreekt gedragsroutines: Daardoor slechtere prestaties
want je staat onder druk.
- Depressieve gevoelens: Wilt voldoen aan de eisen die je jezelf
oplegt.
- Vloeibare extraversie: In sommige gevallen zorgt (overmatig)
alcohol voor het remmen van zelfbewustzijn.
Voordelen verhoogd zelfbewustzijn:
- Zelfreflectie = Gezond, je wilt niet iets veranderen of oplossen
maar kijken op een beschouwende manier naar jezelf, accepterend
zonder jezelf te veroordelen. Geïnteresseerde en nieuwsgierige
houding.
- Mindfullness = Bewustzijn toestand waar veel positieve effecten
aan worden toegeschreven. Je bent in het hier-en-nu zodat je
gedachten niet afwijken.
, ZELFKENNIS
Bronnen van Zelfkennis: Subjectieve zelfkennis
- Introspectie = Over jezelf heb je informatie die je niet hebt over
anderen. Je kan bij jezelf naar binnen kijken (BV: Je vindt iets vies/
lekker). Eigenlijk innerlijk lijkt een behoorlijk betrouwbare bron van
zelfkennis. Echter kan dit ook meevallen door de roze bril: jezelf
enkel vanuit het positieve bekijken. Omdat je zoveel informatie
onbewust verwerkt, is de mogelijkheid tot introspectie veel beperkter
dan we zelf aannemen. Toch lijkt het of je je eigen drijfveren wel
kent, wat je dan doet: een aannemelijke verklaring bedenken voor je
gedrag. (bv. ik moest aan dit wasmiddel merk denken, omdat het
een bekend merk is). Maar ze kunnen dit niet weten, en verzinnen
het ter plaatse. Alleen wat-vragen bevorderen de kans om via
introspectie tot ware zelfkennis te komen.
- Adaptief onbewuste = Beslissingen en keuzes zijn gedelegeerd
naar het onbewuste, dit moet wel anders zou het veel te veel
worden. Dit wordt ook wel cognitief efficiënt genoemd. Keerzijde is
dat het zoveel voorwerk doet dat je je eigen drijfveren vaak niet kent.
Je gaat dan een reden verzinnen, maar dit is een illusie. We kennen
het resultaat, maar niet het proces zelf. Bewuste zelfkennis leidt dus
tot een verkeerde inschatting van het gedrag, want je weet wat je
voorkeuren zijn (bewust) (resultaat), maar niet waarom (proces).
Bronnen van Zelfkennis: Objectieve zelfkennis
Zelfwaarneming = D.m.v. zelfbewustzijn kan je als buitenstaander naar
je eigen gedrag kijken en dit interpreteren. Zelfperceptietheorie/
zelfwaarnemingstheorie (Bem) = mensen leren zichzelf kennen door
op een objectiverende manier naar hun eigen gedrag te kijken en daaruit
hun persoonlijkheidseigenschappen af te leiden. (aan de hand van de
reactie van de omgeving trekken we conclusies over zichzelf). Als je
subjectieve gevoelens hebt is dit niet nodig, dan heb je introspectie. Maar
als je twijfelt aan je innerlijke gevoelens is deze theorie handig. > kan o.a.
verklaren dat de manier waarop mensen zich op sociale media voordoen,
uiteindelijk beïnvloed hoe ze zich echt gaan gedragen.
Zelfperceptietheorie (Bem, 1967) stelt dat mensen hun attitudes, zoals
hoe leuk ze iets vinden, afleiden uit observaties van hun eigen gedrag. Zo
kunnen mensen afleiden dat ze honger hebben omdat ze merken dat ze
het afgelopen uur herhaaldelijk naar de koelkast zijn gestruind voor een
snack
Organisatie van zelfkennis
- Zelf-schema = Abstract stuk kennis over jezelf (ik ben een
natuurmens) dat geassocieerd is met allerlei meer concrete
attributen en voorbeelden (ik ben graag buiten).