Preventie en straffen
Week 1
De Keijser, J.W. (2004). Doelen van straf: Morele theorieën als grondslag voor een
legitieme strafrechtspleging. In B. Van Stokkom (Ed.), Straf en herstel: Ethische
reflecties over sanctiedoeleinden (pp. 43-65). Den Haag: Boom Juridische
Uitgevers.
Straffen betreft het toevoegen van leed. Daarom is het heel belangrijk om te weten of
het passend en rechtvaardig is. De later beschreven morele theorieën bieden de mogelijkheid
om het straffen te binden aan orde, richting en regelmaat en ze vormen een kritische
standaard. Er luiden veel waarschuwingen over de steeds groter wordende management-
cultuur en te hoge instrumentaliteit in de rechtspleging
De morele theorieën bevatten vaak twee lagen. De eerste laag gaat over de
rechtvaardiging en de tweede vraag gaat over wie er in aanmerking komt voor een straf en op
welke wijze dit moet geschieden. Twee bekende theorieën zijn de utilitaristische theorie en de
retributivistische theorie. De utilitaristische theorie is toekomstgericht: de rechtvaardiging van
het straffen wordt gevonden in het nut voor de toekomst. De retributivistische theorie haalt
zijn rechtvaardiging uit de verstoorde morele balans. Een combinatie van de twee
bovenstaande theorieën maakt de verenigingstheorie.
Retributivisme
Het retributivisme heeft een positieve en een negatieve zijde. Het negatieve
retributivisme houdt aan dat alleen schuldigen gestraft mogen worden en niet zwaarder dan
dat evenredig is. Deze theorie is echter niet sluitend, want er wordt niet ingegaan op de
rechtvaardiging voor de praktijk van straffen (waarom is straf toegestaan?). Het positief
retributivisme is vollediger. Volgens deze theorie eist de gerechtigheid dat een straf
uitgedeeld wordt aan misdadigers. Het is niet alleen toegestaan, het is een plicht.
Een verstoorde balans wordt dus hersteld door het geven van een straf. De
samenleving bestaat uit een balans tussen baten en lasten. De bescherming die het
rechtssysteem biedt, wordt gezien als de baten. De lasten zijn het onderdrukken van de
neigingen om anderen te schaden. De straf herstelt de balans tussen de baten en de lasten
omdat het oneigenlijk verkregen voordeel teniet wordt gedaan. Volgens Polak zijn er twee
stappen mogelijk om het contract tussen het ‘objectief geldende zedelijke’ en het ‘subjectief
geldende zedelijke’ te vereffenen. De eerste stap is het oneigenlijk verkregen voordeel weg te
nemen en de tweede stap is het bestraffen van de subjectieve immoraliteit. Daarnaast speelt de
vraag hoe het oneigenlijk verkregen voordeel gemeten kan worden en of de baten en lasten in
de samenleving wel eerlijk verdeeld zijn. Hirschi heeft als antwoord hierop de klemtoon
gelegd op de morele waarde van afkeuring.
Utilitarisme
Utilitaristen wijzen op het nut voor de toekomst (preventie) en het vergroten van het
algemeen welzijn. Straf zorgt voor afschrikking, dit kan zowel individueel als algemeen zijn.
Het idee van afschrikking is erop gebaseerd dat de mens een rationeel wezen is en een kosten
en baten afweging maakt hiervoor. Rehabilitatie is ook een onderdeel van deze theorie. Dit
gaat over het beïnvloeden van het karakter van de pleger om herhaling te voorkomen.
Daarnaast bestaat ook incapacitatie, iemand is onschadelijk voor de samenleving omdat deze
zich in de gevangenis bevindt. Algemene afschrikking is een middel voor algemene preventie,
1
,hetzelfde geldt voor individuele afschrikking. Preventie kan ook gediend zijn met rehabilitatie
en incapacitatie. Er worden regelmatig twijfels geuit over de werking van afschrikking.
Bentham en Beccaria zijn twee invloedrijke utilitaristen die afschrikking als een
centraal element namen. Bentham stelt dat het denken en doen van iedereen wordt
gedomineerd door het utiliteitsprincipe. Iedereen weegt de kosten af tegen de baten. Bentham
stelt dat de zwaarte van de straf nooit minder mag zijn dan wat nodig is ter
voordeelscompensering. Dit is louter instrumenteel van aard, terwijl dit in het retributivisme
wordt gezien als morele waarde. Als er met de straf geen nut behaald wordt, moet er niet
gestraft worden. Bentham heeft zijn inspiratie gehaald uit het werk van Beccaria. Beccaria
beschouwt straf als iets dat nooit zwaarder mag zijn dan noodzakelijk en dat geldt ter
preventie. Hij stelt ook dat het maatschappelijk contract is afgesloten om de burgers een zo
groot mogelijke bescherming te kunnen bieden.
Verenigingstheorieën
Er kunnen twee verenigingstheorieën onderscheiden worden:
1. Utiliteit als algemene rechtvaardiging voor de praktijk, waarbij het negatief
retributivistische principe geldt als rem op het straffen met preventief oogmerk. Alleen
schuldigen mogen gestraft worden en alleen evenredig.
2. Retributie als algemene rechtvaardiging voor de praktijk, waarbij retributieve eisen
aan de straf worden afgezwakt op basis van utilitaristische overwegingen. Het uitdelen
van straffen is niet verplicht.
Deze twee benaderingen zijn elkaars spiegelbeeld, maar in de praktijk komen ze vaak
op hetzelfde uit. Er zijn echter ook problemen met de integratie van conflicterende principes
van twee theorieën. Daarnaast treden soms de utilitaristische overwegingen op de voorgrond
en op andere momenten de retributivistische.
Herstelrecht
Het herstelrecht is ontwikkeld door de onvrede over de retributivistische en
utilitaristische benadering. In het herstelrecht hebben de termen ‘interventie’ en ‘sanctie’ de
voorkeur boven ‘straf’. De rechtvaardiging wordt gezocht in de geleden schade en voor het
herstel ervan dienen alle partijen maximaal betrokken te zijn. In Nederland heeft het
herstelrecht geleid tot verschillende experimenten met dading en herstelbemiddeling. Er is
meer aandacht gekomen voor het slachtoffer, deze heeft meer mogelijkheden gekregen zoals
het indienen van een schadeclaim.
Een groot kritiekpunt is de problematiek van gelijke behandeling en de evenredigheid
tussen het delict en de sanctie. Voor gelijke delicten kan de behandeling verschillen omdat dit
af zou hangen van de geleden schade van de slachtoffers. Daarnaast blijken herstelrechtelijke
sancties vaak punitiever te zijn, omdat de aangerichte schade als referentiepunt wordt
genomen.
Kronenberg, M.J., & De Wilde, B. (2018). Straffen en Maatregelen. In M.J. Kronenberg
& B. de Wilde, Grondtrekken van het Nederlandse Strafrecht (6de druk, pp. 305-
325 en 332-333). Deventer: Kluwer.
Het verschil tussen straffen en maatregelen ligt in het doel. Met een straf wordt,
afschrikking en preventie nagestreefd. Maatregelen hebben tot doel de samenleving te
beveiligen of het recht weer in balans te brengen. De rechter bepaalt of er een straf wordt
opgelegd, welke straf en hoe hoog deze gaat zijn.
De rechter is met het opleggen van straffen gebonden aan bepaalde maxima door het
legaliteitsbeginsel. Hiermee wordt de rechtsongelijkheid rechtsonzekerheid zo veel mogelijk
2
,beperkt. Daarnaast is er nog een onderscheid tussen hoofdstraffen en bijkomende straffen.
Onder de hoofdstraffen vallen de gevangenisstraf, hechtenisstraf, taakstraf en geldboete.
Onder de bijkomende straffen vallen de ontzettingen van bepaalde rechten,
verbeurdverklaringen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. De hoofdstraffen zijn
geregeld onder de delictsomschrijving in de wet, terwijl de bijkomende straffen in het eerste
boek staan omdat deze gemeenschappelijk zijn voor alle delicten. De maximaal op te leggen
straf moet in een redelijke verhouding staat tot het delict.
Hoofdstraffen
Men kan alleen een gevangenisstraf opgelegd krijgen bij een misdrijf. Hechtenis is de
vrijheidsbenemende straf voor overtredingen en enkele misdrijven. Voorheen werd een
hechtenis ten uitvoering gelegd in het huis van bewaring en een gevangenisstraf in de
gevangenis. Tegenwoordig worden alle vrijheidsstraffen in de gevangenis ten uitvoer gelegd,
behalve de voorlopige hechtenis, deze vindt plaats in het huis van bewaring. Het verschil
tussen een gevangenisstraf en hechtenis ligt in het regime (gevangenis is minder streng). Na
het uitzitten van de straf komt een veroordeelde vrij, maar dit kan ook al eerder gebeuren; de
voorwaardelijke invrijheidsstelling. De veroordeelden moeten zich in de periode die daarop
volgt aan bepaalde voorwaarden houden. Bij een schending daarvan moeten ze weer terug de
gevangenis in. Over het algemeen wordt 2/3 van de straf uitgezeten en is 1/3 voorwaardelijke
invrijheidsstelling. Bovendien moet de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht
van de totale straf afgetrokken worden.
Een taakstraf kan worden opgelegd voor alle delicten tenzij het een overtreding is
waarop alleen een geldboete als straf staat. Daarnaast mag een taakstraf niet worden opgelegd
bij een veroordeling wegens een ernstig zedenmisdrijf of geweldsmisdrijf. Als laatste is deze
optie uitgesloten als de verdachte in de vijf jaar daarvoor al een taakstraf heeft gekregen voor
een soortgelijk delict. Een taakstraf is het onbetaald verrichten van arbeid, wat maximaal 240
uur mag bedragen. Een taakstraf heeft vele voordelen: het is goedkoop en levert de
samenleving wat op. Er kan vervangende hechtenis worden opgelegd als de taakstraf niet
voldoende wordt uitgevoerd. De officier van justitie mag ook zelf een taakstaf opleggen (max.
180 uur).
Bij het opleggen van een geldboete moet de rechter rekening houden met de financiële
situatie van de verdachte. Dit uitgangspunt wordt neergelegd in het draagkrachtbeginsel. In
principe moet de geldboete in één keer worden betaald, mits de rechter anders beslist. Als een
geldboete niet betaald kan worden zal vervangende hechtenis de nieuwe straf zijn. Voor
iedere 25 euro geldboete mag een dag hechtenis bevolen worden. Ook hier kan de officier van
justitie met een strafbeschikking een geldboete opleggen.
Bijkomende straffen
De verbeurdverklaring is een vermogensstraf: bepaalde voorwerpen (art. 33a Sr)
kunnen aan de veroordeelde worden ontnomen en worden verkocht. De opbrengst gaat naar
de staat. Hierbij speelt ook het draagkrachtbeginsel een rol.
Delicten die vanuit een bepaald beroep of ambt worden gepleegd kan leiden tot de
ontneming van het recht om dat beroep of ambt nog uit te mogen oefenen. Daarnaast kan ook
het kiesrecht ontnomen worden. Ontzetting van rechten mag alleen wanneer de wet dit heeft
aangegeven.
Als laatste bijkomende straf kan de rechter bepaald worden dat zijn uitspraak openbaar
gemaakt wordt zodat de goede naam van de verdachte wordt geschaad.
Maatregelen
3
, Maatregelen kunnen tezamen met een straf of een andere maatregel worden opgelegd,
maar ook zelfstandig. Onttrekking van het verkeer is één van de zeven maatregelen die
opgelegd kunnen worden. Gevaarlijke voorwerpen die tijdens het voorbereidend onderzoek in
beslag zijn genomen kunnen onttrokken worden aan het verkeer. Als eis hiervoor geldt dat ze
van zodanige aard moeten zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet
of het algemene belang. De officier van justitie kan deze maatregel ook opleggen bij een
strafbeschikking.
Een volgende maatregel is de ontnemingsmaatregel. Hierbij wordt het wederrechtelijk
verkregen voordeel ontnomen. Vaak gebeurt dit bij het geld dat verdiend is in de drugshandel,
wat lastig is vast te stellen. Hiervoor is de SFO in het leven geroepen: strafrechtelijk
financieel onderzoek. Het voordeel van andere feiten dan waarvoor de verdachte is
veroordeeld kan ook ontnomen worden, dit hoeft niet bewezen te worden.
Het slachtoffer kan via een civiele procedure een schadevergoeding bij de
veroordeelde halen, maar de rechter kan dit ook zelf opleggen. Ook hier kan de officier van
justitie bij een strafbeschikking een schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Als een verdachte ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard, kan hij niet veroordeeld
worden. Er kan dan nog wel een maatregel worden opgelegd, zoals de plaatsing in een
psychiatrisch ziekenhuis. Dit kan voor maximaal een jaar worden opgelegd. Hiervoor moeten
twee gedragsdeskundigen een advies uitbrengen. Een andere optie is TBS, dit kan ook naast
een gevangenisstraf worden opgelegd. Er bestaan twee soorten TBS: TBS met
dwangverpleging en TBS met voorwaarden. Als TBS met dwangverpleging wordt opgelegd,
zal de veroordeelde in een speciale inrichting moeten worden opgenomen, waar hij behandeld
en verzorgd wordt. TBS met voorwaarden wordt opgelegd als de veroordeelde niet een groot
gevaar voor de samenleving vormt. De maximale duur van TBS is twee jaar, maar kan door
de rechter worden verlengd, wat ervoor zorgt dat iemand levenslang TBS kan krijgen.
Als laatste kan de verdachte ook in een ISD (inrichting stelselmatige daders) worden
geplaatst. Een veelpleger kan bij deze straf maximaal twee jaar zijn vrijheid verliezen. In de
ISD volgt de veelpleger een speciaal opgezet programma om zijn gedrag te beïnvloeden.
Bijzondere sanctieregelingen
Er zijn ook straffen voor delicten die niet in het wetboek van strafrecht staan. Een
voorbeeld is een persoon die een economisch delict heeft gepleegd in de uitoefening van zijn
bedrijf. Een straf die hierbij opgelegd kan worden is dat het bedrijf een jaar zijn deuren moet
sluiten of twee jaar onder bewind komt te staan. Een ander voorbeeld is het ontzeggen van de
rijbevoegdheid na een verkeersdelict.
Von Hirsch, A. (2009). Proportionate sentences: A desert perspective. In A. Von Hirsch,
A. Ashworth & J. Roberts (Eds.), Principled sentencing: Readings on theory and
policy (3rd ed., pp. 115-125). Portland: Hart Publishing.
Met de publicatie van de Quaker-sponsored American Friends Service Committee
werd duidelijk dat geadviseerd werd om gemiddelde, proportionele straffen uit te delen en
werd afgeraden om de ernst van de straf niet af te laten hangen van de rehabilitatieve gronden.
Vergeldingstheorieën voor straffen focussen zich voornamelijk op wat iemand verdient voor
zijn delict, meer dan op de gevolgen voor de toekomst.
Een centraal idee van straffen is het behandelen van de dader als een kwaaddoener.
Een straf die het gedrag behandelt als fout heeft twee belangrijke functies: het erkennen van
het belang van de rechten die geschonden zijn en het de dader aanspreken op zijn moraliteit
(idee van goed of kwaad). Ieder mens moet behandeld worden alsof ze een goed beeld hebben
van de moraliteiten. Een neutrale straf zou de daders behandelen als beesten in een circus, ze
begrijpen niet waarom hun gedrag fout was. Een straf wordt gezien als een deprivatie van
4