Samenvatting ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 1
Historische invloeden op de ontwikkeling:
- Normatieve historische bepaalde invloeden: oorlogen, economische groei en crisis, hongersnoden
en rampen.
- Normatieve leeftijdsgebonden invloeden: voor het eerst naar school gaan en de puberteit
bereiken.
- Normatieve sociaal-culturele invloeden: etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een
bepaalde subcultuur.
- Niet normatieve invloeden: je ouders verliezen door een ongeval, landelijke wetenschapswedstrijd
winnen.
Wat is identiteit: het besef dat bepaalde dingen hetzelfde blijven ongeacht veranderingen van vorm,
omvang en uiterlijk. Dankzij besef van identiteit kan een kind bijv begrijpen dat een stuk klei evenveel
klei bevat of hier nu een bal of een slang van gemaakt is. Conservatie is besef dat een kwantiteit niet
gerelateerd is aan een fysieke verschijning.
Hoofdstuk 2
Psychodynamisch perspectief: voorstanders van dit perspectief zijn voorstanders die geloven dat
gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten en herinneringen, waarvan de persoon weinig
controle over heeft. Deze innerlijke krachten die hun oorsprong kunnen hebben in de kindertijd,
zouden iemands gedrag gedurende zijn hele leven blijven beïnvloeden.
Psychoanalytische theorie van Freud: zijn theorie gaat er van uit dat onbewuste krachten bepalend
zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag.
Freud zegt dat elke persoonlijkheid drie aspecten heeft: id, ego en superego. Id is het primitieve,
ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid (primitieve driften die te maken hebben
met honger, seks, agressief etc. Doel: zo veel mogelijk bevrediging en zo weinig mogelijk spanning
ervaren. (opereert vanuit het genotsprincipe)
Ego: het rationale en redelijke deel van de persoonlijkheid. Het vormt de buffer tussen de echte
wereld en het primitieve id. Houdt de instinctieve energie in toom om de veiligheid van de persoon
te bewaren en hem te helpen in de samenleving (opereert vanuit realiteitsprincipe)
Superego: vertegenwoordigt iemand zijn geweten, maken onderscheid tussen goed en kwaad. Dit
wordt ontwikkelt rond 5-6 jarige leeftijd, doordat kinderen dit overnemen van ouders, leerkrachten
etc.
Psychoseksuele ontwikkeling: dit voltrekt zich doordat kinderen een aantal fases doorlopen. Als er
iets misgaat in een bepaalde fase dan kan dat volgens Freud leiden tot fixatie, fixatie is gedrag dat in
een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost conflict.
Behavioristisch perspectief: gaat ervanuit dat waarneembaar gedrag en externe stimuli in de
omgeving cruciaal zijn voor het begrijpen van de ontwikkeling van het individu. Als we de stimuli
kennen, kunnen we het gedrag voorspellen. (Kritiek op dit perspectief: mensen worden beschouwd
als black boxes, niets wat daarbinnen gebeurt wordt begrepen en is ook weinig interesse voor).
Cognitief perspectief: nadruk op de invloed van veranderingen in de manier waarop mensen dingen
weten en begrijpen.
, Systemisch perspectief: gedrag wordt bepaald door de relatie tussen individuen en hun fysieke
wereld. (bio-ecologische model en de sociaal-culturele theorie)
- Bio ecologische model: gaat uit van vijf omgevingsniveaus die elk organisme gelijktijdig
beïnvloeden.
- Sociaal culturele theorie: benadrukt dat ontwikkeling een wederzijdse transactie is tussen de
mensen in de omgeving van het kind en het kind zelf. De samenleving wordt steeds multicultureler,
deze theorie geeft ons inzicht in de vele verschillende invloeden die bepalend zijn voor de
ontwikkeling.
Evolutionair perspectief: gedrag probeert te identificeren dat het resultaat is van de genetische
erfenis van onze voorouders.
Waarom is ‘welk perspectief de juiste’ de verkeerde vraag: Bij elk perspectief ligt de nadruk op
andere aspecten van de ontwikkeling. Ieder perspectief kan dus ook interessante inzichten
opleveren.
Piagets fases in de cognitieve ontwikkeling
- Sensomotorisch: geboorte-2 jaar. Kenmerken: ontwikkeling van zintuigen, motoriek, geheugen.
- Preoperationeel: 2-7 jaar. Kenmerken: ontwikkeling van taal, fijne motoriek, symbolisch denken,
egocentrisch denken.
- Concreet operationeel: 7-12 jaar. Kenmerken: ontwikkeling van conservatiebegrip (bol klei is
evenveel als slang klei) Reversibiliteit: uitgevoerde handeling (in gedachten) weer terug te draaien.
En Logica (relatie begrijpen tussen tijd, afstand en snelheid).
- Formeel operationeel: 12 jaar- volwassenheid. Kenmerken: ontwikkeling van logisch redeneren en
abstract denken.
Kritiek op bovenstaande theorie:
- sommige cognitieve vaardigheden komen duidelijk eerder dan Piaget voor.
- universaliteit van Piagets stadia worden in twijfel getrokken.
Grootste kritiek: cognitieve ontwikkeling is niet perse zo discontinu als in Piagets stadiamodel.
Andere onderzoekers menen dat groei veel meer een continu proces is.
Zie blz 52 tabel
Surveyonderzoek:
Ook wel enquêteonderzoek. Waarbij aan een grote groep mensen vragen worden gesteld over
attitudes, gedrag of denkbeelden over een bepaald onderwerp. Toch is dit niet altijd een geschikte
methode, bijv: pubers zullen op vragen over hun seksleven misschien met tegenzin of sociaal
wenselijk antwoorden, uit angst of geen vertrouwen.
Natuurlijke observatie:
onderzoek waarbij natuurlijk voorkomend gedrag wordt geobserveerd zonder in te grijpen in de
situatie. Nadeel bij dit onderzoek: onderzoekers kunnen geen controle uitoefenen op de factoren
waarin ze geïnteresseerd zijn.
Casestudy’s:
studie waarbij de toestand waarin één individu of een groep individuen diepgaand en uitvoerig wordt
onderzocht.