Psychologie van het leren
Week 1: Van leertheorie naar onderwijspraktijk hoofdstuk 1.1-1.3
Formeel leren is het ‘schoolse leren’ of het georganiseerde leren. Het vindt plaats in het
onderwijs, bij trainings- of opleidingsinstituten. Het is gestructureerd door leerdoelen en
beschikbare leertijd, ook voldoet het aan bepaalde kwaliteitseisen. Deze manier van leren
leidt als het goed is tot een diploma of certificaat met civiel effect (je voldoet aan de
eisen). Dit leren wordt door de leerling intentioneel gedaan (opzettelijk).
Informeel leren kan overal plaatsvinden, het is niet doelgericht en ook niet
georganiseerd. Je kan denken aan dingen die je leert als je samenwerkt met anderen,
maar ook tijdens een avond met vrienden. Deze manier van leren is hierdoor vrijwel
altijd non-intentioneel (niet opzettelijk). Deze manier van leren leidt dan ook niet tot een
diploma of certificaat.
Non-formeel leren is net als formeel leren doelgericht of intentioneel en georganiseerd.
Het vindt plaats buiten de reguliere onderwijs- of opleidingsinstellingen. Je krijgt hiervoor
niet per se een diploma of certificaat. Hierbij kun je denken aan het bezoeken van
congressen, het volgen van cursussen of trainingen en het maken van studiereizen.
Indien een gedragsverandering toegeschreven kan worden aan biologische factoren,
spreekt men van rijping.
De hersenen
De grote hersenen bestaan uit twee helften, die ook wel hemisferen worden genoemd.
Deze zijn onderling verbonden door de hersenbalk. De buitenkant bestaat uit de
hersenschors, ook wel cortex genoemd, en ligt om de middenhersenen geplooid. Elke
hemisfeer heeft vier kwabben die alle vier een andere functie hebben.
De frontale cortex of frontaalkwab heeft te maken met beoordeling, problemen
oplossen, spreken en schrijven, intelligentie, concentratie, impulscontrole,
doelgerichtheid en zelfbeeld. De prefrontale cortex is een deelgebied van de frontale
cortex en ligt achter ons voorhoofd. Hier vinden veel leerprocessen plaats en worden
complexe cognitieve vaardigheden geregeld. Deze noemen we ook wel de topmanager
van het brein. Dit gebied is pas in de late adolescentie uitgerijpt.
Als tweede de pariëtale cortex of de wandkwab. Deze heeft dan weer te maken met
interpretatie van taal, visuele perceptie, interpreteren van zintuigelijke en
geheugensignalen, tastzin en de controle over de lichaamsdelen.
De occipitale cortex of achterhoofdskwab interpreteert kleur, licht en beweging.
Als laatste de temporale cortex of de slaapkwab. Deze regelt het begrijpen van taal,
bepaalde geheugenprocessen, onze motivatie, ons gehoor en daarnaast is het ook nog
het centrum van onze emoties.
De kleine hersenen (deze noem je het cerebellum) spelen een belangrijke rol
bij het vloeiend laten verlopen van bewegingen.
, Frontaalkwab/ Wandkwab/
frontale cortex pariëtale cortex
Achterhoofdskwab/
occipitale cortex
Slaapkwab/
temporale
cortex
De hersenen blijven zich ontwikkelen tot ruim na het twintigste levensjaar. Zoals Jolles
het in 2006 zei: ‘Veel verbindingsbanen tussen hersendelen moeten zich nog vormen,
terwijl cellen nog contact met elkaar moeten maken om te kunnen functioneren. Kortom,
de grote structuur is er, maar vrijwel alle hersenstructuren moeten nog een start maken
met de verdere ontwikkeling.’
De hersenen vormen samen met het ruggenmerg het centrale zenuwstelsel. Dit is
opgebouwd uit neuronen of zenuwcellen, ongeveer honderd miljard. Deze neuronen
zijn heel goed in het opslaan en uitwisselen van informatie en vormen dan ook netwerken
met eindeloos veel onderlinge verbindingen. Deze onderlinge verbindingen heten
neurale netwerken. Hetgeen wat voortkomt uit deze interactie is onze ‘geest’. Swaab
zei het leuk: ‘Zoals de nier urine produceert, zo produceert het brein de geest’ (2011).
< Neurale netwerken in de hersenen
Een neuron bestaat uit een cellichaam van grijze stof dat aan de ene kant dendrieten
heeft en aan de andere kant een axon. Dendrieten kunnen informatie ontvangen en
axonen kunnen informatie overdragen. De informatie wordt overgedragen aan dendrieten
van andere neuronen en aan spieren. De informatieoverdracht tussen neuronen vindt
plaats met behulp van neurotransmitters. Dat zijn boodschappers (eigenlijk chemische
stofjes) die geactiveerd worden door een elektrische impuls in een neuron. Via de
,synaps geeft een axon informatie af en dan wordt die informatie dus ontvangen door
dendrieten van andere neuronen.
< zo ziet een neuron eruit
< hier zie je de neurotransmitters
Je hebt heel veel verschillende neurotransmitters en die dragen allemaal specifieke
informatie over die alleen door bepaalde dendrieten ontvangen kunnen worden. Vergelijk
het met een sleutel die maar in één slot past. Door hun verschillende eigenschappen, hun
inhoud, zijn ze in staat ons gedrag te sturen, onze gevoelens en verlangens, ons denken
en ons handelen. Wat zijn dan voorbeelden van neurotransmitters? Denk bijvoorbeeld
aan adrenaline, serotonine, dopamine en oxytocine.
Adrenaline verhoogt de alertheid, geeft meer energie en komt in grote hoeveelheden
vrij bij angst en stress, maar ook bij woede, kou, hitte, pijn en fysieke arbeid.
Serotonine leidt tot opwinding en heeft invloed op je stemming, zelfvertrouwen, slaap,
emotie, seksuele activiteit, eetlust en de verwerking van pijnprikkels.
Dopamine geeft een gevoel van genot na beloning en blijkt een gunstige werking te
hebben op cognitieve prestaties.
Oxytocine speelt een belangrijke rol bij het verbinden van sociale contacten met
gevoelens van plezier. Het speelt ook een centrale rol bij moederverbinding,
vriendschappen en romantische interacties. Hierom staat het ook wel bekend als het love
hormone.
Axonen zijn voorzien van witte stof, ook wel myeline genoemd. Dit is een soort
beschermende coating en het zorgt ervoor dat de communicatie tussen cellen en
gebieden optimaal is. Wanneer je leert worden er nieuwe verbindingen gemaakt en
, worden er nieuwe neurale netwerken gevormd. De neurale netwerken worden gevormd
door ervaren, oefenen, herhalen, experimenteren enzovoort. Zo kunnen verbindingen
dus sterker worden, maar wanneer je dit niet doet kunnen ze afzwakken.
Gevoelige perioden zijn perioden waarin de hersenen extra plastisch zijn door
overproductie van grijze stof. Gevoelige perioden vinden niet alleen plaats als je klein
bent, het kan ook nog plaats vinden wanneer je ouder bent. Maar als je klein bent, kun
je bijvoorbeeld beter een taal leren en als je ouder bent, kun je bijvoorbeeld beter
plannen.
Controleren, plannen en concentreren vindt allemaal plaats in de prefrontale cortex
en deze is pas uitgerijpt rond de leeftijd van vierentwintig.
Adolescenten vertonen vaak roekeloos gedrag, omdat er onbalans optreedt tussen het
emotionele en rationele regelsysteem in de hersenen. Het rationele regelsysteem wordt
pas na je twintigste volledig functioneel, wat ervoor zorgt dat bij adolescenten het
emotionele regelsysteem oververhit wordt. Emoties worden niet goed geremd en worden
dus heviger ervaren en geuit.
Neuromythes zijn misvattingen over de rol die het menselijk brein speelt bij het
leerproces. Ze ontstaan doordat niet-deskundigen gegevens of resultaten uit
hersenonderzoek, niet goed lezen of verkeerd opvatten. Enkele voorbeelden zijn:
Jongens zijn slimmer dan meisjes, omdat hun hersenomvang groter is.
Breinontwikkeling van jongens en meisjes verloopt in hetzelfde tempo.
We gebruiken slechts 10% van onze hersenen.
Veel beweging bevordert de informatie-uitwisseling tussen de hersenhelften.
Dit is dus allemaal niet waar.
Leren berust op een aanname, aangezien we he proces als zodanig niet direct kunnen
waarnemen. Leren is iets waartoe men concludeert op grond van gedragingen, die men
constateert. Het is dus een hypothetisch proces (het bewijs moet nog komen).
Een paar samenvattende feitjes over wat leren is:
Leren is een (inter)actief proces, dat in toenemende mate onder eigen regie van
de lerende plaatsvindt. Externe sturing en monitoring van het leerproces,
bijvoorbeeld door de leraar, maakt tijdens de ontwikkeling van de lerende
geleidelijk aan plaats voor interne sturing of zelfsturing.
Leren is een proces van kennisconstructie en betekenisverlening.
Leren bouwt voort op al aanwezige kennis.
Leren is situatie- of contextgebonden.
En om het dan nog even een echte definitie te geven:
Leren is het vormen, versterken en uitbreiden van neurale netwerken, die bestaan
uit groepen neuronen met een specifieke functie, zoals het herkennen van
gezichten, terwijl ongebruikte verbindingen na verloop van tijd opgeruimd
worden.