Samenvatting Tentamen Voeding
Hoorcollege 1: Lichaamssamenstelling
Er is een directe link tussen voeding en lichaamssamenstelling, maar ook andere leefstijlfactoren
hebben invloed hierop. De lichaamssamenstelling kan zowel gezondheid als ziekten
beïnvloeden, maar ook andersom.
Obesitas is nog steeds een belangrijke risicofactor voor verschillende levensbedreigende ziekten,
waaronder hartaandoeningen, diabetes type 2 en sommige vormen van kanker.
→ Centrale obesitas (buikobesitas): visceraal vet zit om de organen in de buik heen
→ Onderhuids vet rond de heupen en dijen, ook wel onderlichaam vet genoemd, komt het
meest voor bij vrouwen tijdens hun reproductieve jaren en wordt in verband gebracht met
een lager risico op hart- en vaatziekten.
→ De associatie tussen insulineresistentie en obesitas is sterk: diabetes type 2
Waarom willen we lichaamssamenstelling weten?
- Om gezondheidsrisico vast te stellen
- Om veranderingen in lichaamssamenstelling te volgen die geassocieerd zijn met bepaalde
ziekten
- Om de effectiviteit van voedings- of
activiteiteninterventies te bepalen (bijv. na krachttraining
kijken hoeveel spiermassa erbij is gekomen)
- Om het ideale lichaamsgewicht vast te stellen
- Om voedingsadvies of trainingsadvies te geven
- Om groei en ontwikkeling te volgen
Atomaire niveau is het meest gedetailleerde niveau,
bijvoorbeeld hoeveel koolstof of stikstof
Lichaamsniveau het meest grote niveau
‘Reference man’ (standaard man):
- Man
- 20-24 jaar
- Gezond
- 1,74 m
- 70 kg
Lichaamssamenstelling reference man:
▪ Op atomair niveau
→ Calcium 1 kg (1,4%): in de botten en een beetje in het bloed
→ Zuurstof 43 kg (61%): in bijna al het weefsel zit zuurstofatomen (koolhydraten, eiwitten etc.)
→ Koolstof 16 kg (23%)
→ Waterstof 7kg (10%)
→ Stikstof 1,8kg (2,6%)
→ Fosfor 0,6 kg (0,8%)
▪ Op moleculair niveau
,→ Koolhydraat 0,5 kg (0,6%): suiker in het bloed en glycogeen in lever (snelle koolhydraatopslag)
→ Essentieel vet: omhulsel van zenuwbanen en fosfolipiden in celmembranen
→ Niet-essentieel vet: rondom organen en als energiebron
▪ Op weefselniveau:
- Bloed: 5,5 kg (8%)
- Bot: 5 kg (7,1%)
- Spier: 28 kg (40%) → Lichaamseiwit vind je vooral in spieren
- Vet: 15kg (21,4%)
- Huid: 2,6 kg (3,7%)
- Lever: 1,8 kg (2,6%)
Meest gebruikte niveaus:
1) Moleculair niveau
2) Weefselniveau
3) 2 componenten model: lichaam opdelen in chemisch vet en vetvrije massa
Methoden voor het meten van de lichaamssamenstelling:
1. Directe methoden: gouden standaardmethoden
2. Indirecte methoden (gebaseerd op directe methoden): veel in onderzoek en medische circuit
3. Dubbel indirecte methoden (gebaseerd op indirecte methoden): makkelijk in gebruik
1. Directe methoden
▪ Kadaver studies
- Ontleding en chemische analyse van kadavers
- Veelal uitgevoerd rond 1940
- Bevinding 1: aanzienlijke variatie in hoeveelheid lichaamsvet
- Bevinding 2: samenstelling van botmassa, vet-vrije weefsel en vetweefsel redelijk constant
Nadelen:
- Relatief klein aantal humane studies
- Kadavers vaak van oude/zieke personen
- Samenstelling verandert na de dood
- Niet erg praktisch voor toepassing bij levende personen
▪ Neutronenactivatie analyse
Bewust het lichaam bestralen, waardoor bijv natriumatomen
isotoop worden en stralen vervolgens gammastraling uit.
→ Na, CA, CI, P, N, H, O, C
Voordelen:
- Meet chemische lichaam in vivo
- Gouden standaard
Nadelen:
, - Flinke stralingsbelasting
- Duur
- Zeer beperkt beschikbaar
2. Indirecte methoden:
- K40methode
- Densitometrie(onderwater weging, Bodpod)
- Verdunningsmethoden
- MRI
- CTf
- DXA
3. Dubbel-indirecte methoden:
▪ Antropometrische methoden:
a. Gewicht: zelfde moment van de dag, let op kleding, goed geijkte weegschaal
b. Lengte: zonder schoenen, hielen, billen, schouders en achterhoofd tegen de muur, na
maximale inademing, hoofd in ‘frankfort horizontal plane’
→ Kyfose: werfels zakken in; tussenschijven verkleinen
→ Alternatieve indicatoren voor lichaamslengte:
- Kniehoogte
- Armspanwijdte
c. BMI (Quetelet-index): gewicht / lengte^2
→ Tot BMI 35 een lineair verband tussen BMI en vetpercentage
→ Belangrijk: voorspellingsformules op basis van de BMI op groepsniveau kunnen een redelijke
schatting geven van de vetmassa of het vetpercentage, maar bij toepassing op een
individuele patiënt zijn grote schattingsfouten mogelijk.
Gebruik maken van lineair verband om vetpercentage te voorspellen op basis van de BMI:
Bijvoorbeeld voor ouderen
(Visser et al., 1994): Vetpercentage= 1,20*BMI + 0,23*Leeftijd–10,8*geslacht–5,4
(geslacht0=vrouw, 1=man)
BMI zegt dus niets over lichaamssamenstelling op individueel niveau
→ Zelfde BMI: ouderen hebben hogere vetpercentage, omdat zij minder spiermassa hebben
→ Zelfde BMI: zegt niets over vetverdeling
→ BMI wordt vaak overschat bij ouderen door bijv kyfose (kromming ruggenwervelkolom)
→ Aziaten hebben hoger vetpercentage bij zelfde BMI
→ Voor BMI onder de 18 jaar gebruiken we groeicurves
d. Omtreksmaten:
- Middelomtrek ter hoogte van navel
→ Meetlint horizontaal na normale uitademing, midden tussen onderste rib en iliac crest (bovenrand
bekkenkam)
→ Maat voor abdominaal vet (visceraal vet)
, - Vrouwen met WC groter dan 88cm en mannen 102 cm hebben een grote kans op de risico’s
die centraal obesitas met zich meebrengt
Bij veroudering vindt herverdeling van lichaamsvet plaats; accumulatie van buikvet, maar
middelomtrek bij ouderen mogelijk beter dan BMI. Afkappunten middelomtrek voor ouderen
aanpassen: ongeveer 70% van ouderen zit in hoog-risico groep
→ Tot 70 jaar
Voordelen:
- Redelijk makkelijk te meten
- Hangt met name af van buikvet
- Wellicht beter bruikbaar bij ouderen dan BMI
Nadelen:
- Meting lastig bij obesitas (locatie/ huidplooien)
- Afkappunten zijn geslacht specifiek
- Afkappunten bij ouderen mogelijk niet juist
Middel heup verhouding: MHV = middelomtrek / heupomtrek → gebruikt als maat voor de
vetverdeling (appel of peer lichaam)
→ Vergeleken met de middelomtrek is MHV lager gecorreleerd met visceraal vet en voorspelt
MHV minder goed gezondheidsrisico. Niet meer gebruiken dus!
Andere veelgebruikte omtreksmaten:
- Hoofdomtrek: groei
- Kuitomtrek: spiermassa
- Armomtrek wordt gebruikt als simpele maat voor het vaststellen van ondervoeding bij
kinderen in ontwikkelingslanden
e. Huidplooien
Directere methode om de hoeveelheid vet in het lichaam te bepalen dan BMI
Meten van de dikte van subcutaan vet op diverse anatomische plaatsen
→ Meest gangbare plekken: biceps, triceps, sub-scapula, supra-illiaca
Procedure huidplooien:
1) Linker of rechterzijde lichaam
2) Exacte locatie bepalen op basis van botpunten
3) Locatie markeren
4) Plooi oppakken en huidplooimeter plaatsen
5) Dikte aflezen 4 seconden na start van de meting
6) Nauwkeurig aflezen (0,1 mm Harpenden of Holtain; 0,5 mm Lange) ̈ Procedure herhalen en
uitkomsten middelen
→ Binnen-waarnemer behoorlijke variatie. Tussen-waarnemer variatie nog groter!
→ Bij eenzelfde huidplooidikte is vetpercentage van ouderen hoger! Komt o.a. door accumulatie
van vetmassa in de buikholte (= onderschatting lichaamsvet bij ouderen)