Latijn toetsweek 3
Plinius brief 16 + Catallus I, II, III, V en VII + inleiding
Plinius
Het verzoek van Tacitus
C. PLINIUS TACITO SUO S.
[1] Petis ut tibi avunculi mei exitum scribam (con. Bij ut), quo verius tradere posteris possis (con. Bij
quo). Gratias ago; nam video morti eius si celebretur a te immortalem gloriam (A) esse (I)
propositam.
C. Plinius groet zijn vriend Tacitus
Jij vraagt of ik voor jou over de dood van mijn oom schrijf, opdat jij des te waarachtiger zijn dood aan
het nageslacht kan overleveren. Ik bedank jou, want ik zie in dat aan zijn dood onsterfelijke roem
toegezegd is, als hij wordt geprezen door jou.
[2] Quamvis enim pulcherrimarum clade terrarum, ut populi ut urbes memorabili casu (abl. causae),
quasi semper victurus (pfa) occiderit, quamvis ipse plurima opera et mansura (pfa) condiderit (con.
Bij quamvis), multum tamen perpetuitati eius scriptorum tuorum (gen. Poss.) aeternitas addet.
Want hoewel hij gedood is door een ramp van zeer mooie landen, net als volkeren net als steden
door een gedenkwaardig voorval, terwijl hij als het ware altijd zal leven, en hoewel hij zelf zeer veel
en toekomst bestendige werken heeft geschreven, zal de eeuwigheid van jouw boeken toch veel
toevoegen aan zijn voortbestaan. Pfa= participium futurum activum
[3] Equidem beatos puto, quibus deorum munere datum est aut facere (I) scribenda (gv) aut scribere
(I) legenda (gv), beatissimos vero quibus utrumque. Horum in numero avunculus meus et suis libris et
tuis (abl. Instrumentalis) erit. Quo libentius (comp.) suscipio, deposco etiam quod iniungis.
Inderdaad beschouw ik als gelukkigen, aan wie het gegeven is door een geschenk van de goden of
schrijvingswaardige dingen te doen of lezenswaardige dingen te schrijven, maar ik beschouw als het
gelukkigst aan wie het beide gegeven is. In het aantal van deze zal mijn oom zijn zowel door zijn
eigen boeken als door de jouwe. Des te liever neem ik op mij, eis ik zelfs op, wat jij mij opdraagt.
De uitbarsting
[4] Erat Miseni classemque imperio praesens regebat. Nonum Kal. Septembres (acc. Temporis) hora
fere septima (abl. Temporis) mater mea indicat ei apparere nubem inusitata et magnitudine et
specie.
, Hij was in Misenum en hij voerde persoonlijk het bevel over het vloot. Op 24 augustus op
ongeveer het zevende uur wijst mijn moeder hem aan dat een wolk verschijnt en zowel met een
ongebruikelijke grootte als uiterlijk.
[5] Usus ille sole, mox frigida, gustaverat iacens studebatque; poscit soleas, ascendit locum ex quo
maxime miraculum illud conspici poterat. Nubes — incertum procul intuentibus (ppa) ex quo monte;
Vesuvium (A) fuisse (I) postea cognitum est - oriebatur, cuius similitudinem et formam non alia magis
arbor quam pinus expresserit (con. Pf. Betrekkelijke bijzin).
Nadat hij een zonnebad had gebruikt, vervolgens een koud bad, had hij liggend een paar hapjes
genomen en studeerde hij; hij eist zijn sandalen en klimt naar een plaats waaruit dit schouwspel het
best gezien kon worden. Een wolk ontstond – voor de kijkers van verre was het onduidelijk uit welke
berg; later is vernomen dat het de Vesuvius was geweest – waarvan de gelijkenis en vorm geen
andere boom meer dan de pijnboom zou kunnen voorstellen,
[6] Nam longissimo velut trunco elata (ppp) in altum quibusdam ramis diffundebatur, credo quia
recenti spiritu evecta (ppp), dein senescente eo (ppa+ ablabs) destituta (ppp) aut etiam pondere suo
(ablabs) victa (ppp) in latitudinem vanescebat, candida (A) interdum (B), interdum (B) sordida (A) et
maculosa (A) (chiasme) prout terram cineremve sustulerat.
want nadat hij verheven was als of met een zeer lange stam in de hoogte verspreidde zich met
zekere takken, ik geloof omdat nadat zij omhoog gevoerd was door een nieuwe luchtstroom,
vervolgens toen deze zwakker werd, nadat ze achtergelaten was of zelfs door zijn eigen gewicht
overwonnen werd, zij verdween in de breedte, soms stralend wit, soms vuil en vol vlekken al naar
gelang ze aarde of as mee omhoog had gebracht.
De reacties van Plinius Maior
[7] Magnum propiusque noscendum (gv) ut eruditissimo viro visum. Iubet liburnicam aptari; mihi si
venire una vellem (con. Bij si) facit copiam; respondi studere me malle, et forte ipse quod scriberem
(con. Bij quod) dederat.
Het scheen, zoals voor een zeer geleerde man, belangrijk en juist om te onderzoeken. Hij beveelt
dat een Liburnisch schip wordt klaargemaakt; hij geeft aan mij de mogelijkheid om samen te komen,
als ik zou willen; ik heb geantwoord dat ik liever wilde studeren, en hij zelf had toevallig gegeven wat
ik moest schrijven.
[8] Egrediebatur (deponens) domo (abl. sep.); accipit codicillos Rectinae (A) Tasci imminenti (B)
periculo (B) exterritae (A) (Chiasme+ hyperbaton)— nam villa eius subiacebat, nec ulla nisi navibus
fuga (hyperbaton) -: ut se tanto discrimini (abl. sep.) eriperet (con. Bij ut) orabat.