Latijn Gram. Samenvatting
Het naamwoord
Nominativus: onderwerp/naamwoordelijk deel
Genitivus: naamval van de bijvoeglijke bepaling van bezit: van
Gebruik genitivus: van bezit (possesivus): van, van deel (partivus)
genitivus van onderwerp (subiectivus): van, genitivus van lijdend
voorwerp (obiectivus): naar, tot, jegens, voor, van
De dativus: aan, voor
Gebruik: meewerkend voorwerp, dativus possesivus: mihi est – aan mij is
ik heb
Bepaalde werkwoorde, bv. Nocere. Nocet mihi – hij schaadt mij
Bepaalde bijvoeglijke naamwoorden: ignotus mihi: onbekend voor mij
Accusativus: lijdend voorwerp
Ablativus: is de naamval van de bijwoordelijke bepaling, heeft als
eigenlijke betekenis: vanaf, door (door middel van), met (met behulp van),
wordt ook gebruikt met voorzetsels: cum (samen met), e/ex (uit), a/ab
(vanaf), de (vanaf, over), in (in, op, bij)
Decl. 1e 2e N 3e 3e N
m/f
getal s. Pl. S. Pl. s. Pl. s. Pl. s. Pl.
Nom. a ae us i um a s/- es ----- A
Gen. ae arum i orum I orum is (i)u is (i)um
m
Dat. ae is o is O is i ibus i ibus
Acc. am as um os um a em es ----- A
Abl. a ae o is O is e ibus e ibus
,De persoonlijke voornaamwoorden
Casus Ik Jij Wij jullie
Nom. Ego Tu Nos vos
Gen. ------ ----- ------ -----
Dat . Mihi Tibi Nobis vobis
Acc . Me Te Nos vos
Abl. Me Te Nobis vobis
Bezittelijk voornaamwoord
Meus, -a, -um = mijn, van mij
Tuus, -a, -um = jouw, van jou
Suus, -a, -um = zijn, haar eigen, van hem/ haar zelf
Noster, stra, strum, = onze, van ons
Vester, stra, strum = jullie, van jullie
Suus, -a, -um = hun eigen, van hen zelf
Het persoonlijk voornaamwoord 3de persoon
Is, ea, id:
Deze, dit
hij, zij, het
Casus Hij/deze Zij/deze Het/dit Zij m. Zij v. Zij n.
Nom. Is Ea Id Ei Eae Ea
Gen. Eius Eius Eius Eorum Earum Eorum
Dat. Ei Ei Ei Eis Eis Eis
Acc. Eum Eam Id Eos Eas Ea
Abl. eo ea Eo Eis Eis Eis
, Adiectiva
Adiectiva zijn bijvoeglijke naamwoorden, die iets zeggen van een persoon
of zaak in 1. Geslacht, 2. Getal en 3. Naamval. Dit heet congrueren.
Bijvoeglijke naamwoorden van de 1e / 2e declinatie hebben een
mannelijke vorm op -us, een vrouwelijke op -a en een onzijdige op -um.
Bonus (m) Bona (f) Bonum (n)
Perfectum: de voltooid tegenwoordige tijd
Het perfectum maak je door de perfectumuitgangen achter de perfectum
stam van een werkwoord te zetten. Verba van iedere conjugatie hebben
een eigen perfectum stam.
Ik heb ge…. -i
Jij -isti
Hij/zij/het -it
Wij -imus
Jullie -istis
Zij -erunt
Infinitivus -isse
De perfectum uitgangen van de conjugaties
1e conj. Stam + v + uitgang Salutare saluta-v-i
2e conj. -e- u +uitgang Monere monu-i
3e conj. Stam+s+uitgang Regere rex-i
Nota bene: Scribere scripsi
c/g +s x Mittere misi
b +s ps
t/d +s s
4e conj. Stam+(v)+uitgang Audire audi(v)i
5e conj. onregelmatig Cap-e-re cep-i