Management en organisatie
(2.1, 2.2, 4.1, 4.2, 4.4, 5.1, 5.2, 5.4, 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 8, 10.1, 10.2, 10.3, 10.4)
Hoofdstuk 2
2.1 Attitude (pag. 27)
Drie componenten van een attitude:
- Cognitie (mening/oordeel feitelijke toestand)
- Affect (emotie die de cognitie bij je oproept)
- Gedragsintentie (gedrag dat voortvloeit uit cognitie en affect)
Cognitieve dissonantie = tegenstrijdigheden die een individu waarneemt tussen attitude en gedrag.
Of we iets aan dissonantie willen doen hangt af van het belang van de attitudes, de invloed die je
over de elementen denkt te hebben en de beloning van dissonantie.
Moderatorvariabelen = Variabelen die bij bepaalde waarden het verband tussen twee verschijnselen
onderdrukken of juist versterken.
Krachtigste versterkers/onderdrukkers van verband attitude en gedrag (pag. 31)
2.2 Vijf werkgerelateerde attitudes (pag. 32)
Werktevredenheid, werkbetrokkenheid, organisatiebinding, waargenomen steun van de
organisatie, bevlogenheid van de werknemer (pag. 32)
2.2.1 Werktevredenheid meten (pag. 35)
Meetbaar door score aan de hand van algemene vragen of optelscore van verschillende
werkfacetten.
2.2.2 Uitkomsten van werktevredenheidsmetingen (pag. 36)
2.2.3 Oorzaken van werktevredenheid (pag. 37)
Werkomstandigheden, persoonlijkheid, loon (pag. 38), maatschappelijk verantwoord ondernemen
(pag. 39)
2.2.4 De voordelen van werktevredenheid (pag. 40)
Werkprestaties, voorbeeldig werkgedrag, klanttevredenheid (pag. 40), tevredenheid met het leven
(pag. 41)
2.2.5 De nadelen van werkontevredenheid (pag. 41)
Exitreactie, stemreactie, loyaliteitsreactie, verwaarlozingsreactie
Ongewenst werkgedrag (pag. 42) verzuim, verloop (pag. 43)
2.2.6 Het belang van werktevredenheid (pag. 44)
Teun Manders Management & Organisatie 11-06-2021
, Hoofdstuk 4
4.1 Persoonlijkheid (pag. 76)
4.1.1 Wat is persoonlijkheid? (pag. 76)
Persoonlijkheid, persoonlijkheidstrekken
4.1.2 Waardoor wordt persoonlijkheid bepaald? (pag. 76)
Omgevingsbenadering, erfelijkheid en erfelijkheidsbenadering (pag. 77)
4.2 Persoonlijkheidsmodellen (pag. 78)
Persoonlijkheidskenmerk
4.2.1 De Myers-Briggs Type Indicator (pag. 79)
Extroverted vs introverted
sensing vs intuitive
thinking vs feeling
judging vs perceiving
Persoonlijkheidstypes
4.2.2 The Big Five-model (pag. 80)
Vijf basisdimensies
Conscientiousness (plichtsgetrouwheid, nauwgezetheid)
Emotional stability (emotionele stabiliteit)
Extraversion (extraversie)
Openness to experience (openstaan voor ervaringen)
Agreeableness (inschikkelijkheid, vriendelijkheid)
4.2.3 Big Five-kenmerken voorspellen werkgedrag (pag. 81)
Plichtsgetrouwheid
Emotionele stabiliteit van het werk (vanaf deze pag. 82)
Extraversie op het werk
Openheid op het werk
Inschikkelijkheid op het werk (pag. 83)
4.2.4 Het duistere drietal (pag. 83)
GiO (Gedrag in Organisaties)
Machiavellisme, narcisme en psychopathie
Andere problematische persoonlijkheidskenmerken (pag. 85)
4.2.5 Andere persoonlijkheidseigenschappen die GiO beïnvloeden (pag. 85)
Zelfbeeld, self-monitoring, proactieve persoonlijkheid
Locus of control (intern of extern): naarmate iemand het idee heeft het lot in eigen handen te
hebben. (pag. 86)
4.2.6 Persoonlijkheid en situaties (pag. 87)
De theorie van situatiesterkte
Componenten van situatiesterkte: duidelijkheid, consistentie, beperkingen, consequenties
Organisatiesituaties (pag. 88)
De theorie van activering van persoonlijkheidskenmerken (trait activation theory (TAT)) (pag. 88)
Teun Manders Management & Organisatie 11-06-2021