OWE 8 Indiceren van zorg
Anatomie en fysiologie samenvattingen
Handboek geriatrie: pagina 2
Inleiding in gerontologie en geriatrie: pagina 7
Interne geneeskunde: pagina 12
Leerboek interne geneeskunde: pagina 21
Leerboek psychiatrie voor verpleegkundige: pagina 25
Neurologie voor verpleegkunde: pagina 38
Handboek geriatrie (Oosterhuis)
1
,H2 De oudere mens
Levensfase
Ook voor het 70ste levensjaar is er al sprake van veroudering
daarom wordt er onderscheidt gemaakt tussen jonge oudere
(60-70 jr) en oudere (70+ jr).
In welke levensfase iemand zit wordt bepaald door:
Kalenderleeftijd: leeftijd in jaren.
Biologische leeftijd: wordt bepaald door leefstijl,
aanwezigheid van ziektes/aandoeningen, erfelijke
factoren en de mate waarin iemand een sociaal actief
leven heeft.
Ontwikkelingstaken ouderen
Ontwikkelingstaken: thema’s die karakteristiek zijn voor een bepaalde levensfase en die bepaalde
vaardigheden vragen.
Een ziekte/beperking en/of een conflict/uitdaging kan de ontwikkeling beïnvloeden Erikson: het
individu moet in iedere levensfase een conflict oplossen, anders stagneert de ontwikkeling.
Lichamelijke veranderingen bij ouder worden
Gerontologie: wetenschap die veroudering bestudeert.
Als je ouder wordt verouderen je organen/weefsels ook het vermogen om te herstellen neemt
ook af. Hoe beter iemand voor zijn lichaam zorgt, hoe minder snel de veranderingen door ouderdom
optreden.
Veroudering jonge oudere (60-70 jr)
Problemen worden vaak al in eerdere fasen opgebouwd maar komen nu tot uiting. Veelvoorkomend:
kortademigheid, aderverkalking, hoge bloeddruk, vergrote kans op diabetes (door verlaagd
insulinegehalte), verzwakking immuunsysteem (door vermindering productie hormonen), ze worden
kwetsbaarder voor infectieziekten en ook qua uiterlijk vinden er typische ouderdomsveranderingen
plaats.
Oudere (70+ jr)
Zichtbare uiterlijke veroudering, spieren presteren minder & worden stijver, botten worden broos,
ernstig terugval in reukvermogen (ontstaan vaak klachten over eten is minder lekker) en
achteruitgang cognitieve vaardigheden (kun je blijven trainen door breinspelletjes).
Veroudering organen:
Hersenen
Vanaf 50 jaar nemen hersencellen af andere zenuwcellen moeten taken overnemen van
zenuwcellen die kapot zijn gegaan denken gaat trager. Als er teveel zenuwcellen kapot zijn gegaan
dat niet meer alle functies overgenomen kunnen worden ontstaan er cognitieve problemen of
dementie.
Zenuwcellen maken nieuwe verbindingen daardoor zijn mensen in staat om te leren. Op oudere
leeftijd gaat het maken van nieuwe verbindingen niet zo makkelijk meer ze zijn minder flexibel.
Bloedcirculatie
2
,Op oudere leeftijd wordt het hart stijver en het HMV neemt af grotere kans op flauwvallen,
hartfalen en het uitvoeren van inspannende activiteiten gaat minder goed.
Bloeddrukschommelingen: bij ouderen herstelt de bloeddruk zich minder snel. Orthostatische
hypotensie: de bovendruk daalt met meer dan 20 of de onderdruk daalt met meer dan 10 binnen 1-3
minuten (als een oudere te snel gaat staan). Orthostatische hypotensie heeft duizelingen tot gevolg
wat het risico op vallen vergroot.
Bloeddruk wordt vaak hoger bij ouderen doordat de wanden van slagaders stijver worden bloed
kan minder goed door de slagaders stromen. De bloeddruk kan links en rechts verschillen bij ouderen
eerste keer aan beide arm meten en dan bij de arm waar de waardes het hoogst zijn meet je.
Brozer worden van botten
Osteoporose: de tussencelstof van botweefsel gaat meer uit kalkzouten dan uit lijmstof bestaan. De
botdichtheid word minder. Door het brozer worden van botten zijn ze minder soepel en breken ze
sneller.
Spieratrofie
Door spieratrofie zal een cliënt eerder vallen als hij/zij uit balans raakt.
Voorbeeld spieratrofie: als een cliënt 10 dagen op bed ligt is de spieratrofie vergelijkbaar met de
spieratrofie van het normale verouderingsproces van 10 jaar.
Dunnere huid
De huid wordt dunner, subcutaan vet neemt af en de doorbloeding vermindert hierdoor kan
skintear onstaan (= stuk losgescheurd huid): door druk/schuifkrachten scheurt het ene stuk huid
makkelijk af van het andere ontstaat een wond.
Risico op skintears: mensen met veel blauwe plekken op armen/benen en mensen die veel prednison
gebruikt hebben, hebben vaak een dunne huid.
Door de verminderde doorbloeding ontstaan er sneller wonden en genezen ze ook minder goed.
Verminderde functie zintuigen
Veroudering van het oog:
Oudziendheid: oog kan zich niet meer goed aanpassen om vanaf dichtbij/ver af te kijken
kan verholpen worden met een bril.
Overgang van licht naar donker wordt moeilijker omdat pupil stijver wordt.
Slechtziendheid door glaucoom, cataract en maculadegeneratie. Door slechtziendheid
hebben ouderen een groter risico op vallen en ADL-afhankelijkheid.
Veroudering gehoor:
Ouderdomsslechthorendheid: afnemen van gehoor als gevolg van verminderde functies van
het trommelvlies, slakkenhuis en de gehoorbeentjes. Door slechthorendheid neemt de kans
op een delier toe.
Reuk- & smaakvermogen
Het smaakvermogen neemt af door een afname in het reukvermogen (en soms ook doordat het
smaakvermogen zelf afneemt). Afname ontstaat doordat er minder overdracht van signalen naar de
hersenen plaatsvindt en er minder cel vernieuwing is van reuk- en smaakcellen.
Verminderde weerstand
Witte bloedcellen veranderen waardoor de weerstand afneemt en bijvoorbeeld een klein griepje al
een grote impact kan hebben.
Psychosociale veranderingen
Veranderingen in slaappatroon
3
, Slaappatroon: moment van inslapen tot wakker worden. Gaat ook over de kwaliteit van slaap die
wordt bepaald door hoe diep je slaapt ouderen slapen minder diep worden vaker wakker en
komen dan weer moeilijker in slaap omdat de slaapbehoefte afneemt hoeft dit geen direct
probleem te zijn het kan wel stress opleveren waardoor ouderen nog slechter slapen. Veel
ouderen gebruiken slaapmedicatie maar hierbij ontstaat het risico op verslaving.
Verandering in dag invulling
Transitie: ingrijpende verandering stoppen met werken is een voorbeeld (transitie is een proces,
geen moment). Als mensen niet goed weten om te gaan met die verandering kan dat leiden tot
sombere gevoelens/depressie.
Eenzaamheid
Eenzaamheid is een beleving een klein sociaal netwerk betekent niet meteen dat iemand
eenzaam is. Vormen van eenzaamheid:
Sociale eenzaamheid: iemand heeft minder contacten dan hij/zij wenst, maar met die
contacten zit er wel voldoende diepgang in.
Emotionele eenzaamheid: iemand heeft genoeg contacten, maar er zit te weinig diepgang en
emotionele binding in.
Isolatie: combinatie van sociale en emotionele eenzaamheid.
Aandacht voor levensvragen
Als mensen ouder worden komt de dood dichter bij bij ouderen ontstaat een toenemende
behoefte om terug te blikken op het leven en zich af te vragen waar ze nu nog voor leven (zingeving).
H4 Kwetsbaarheid
Geriatrische patiënt: heeft meerdere problemen op lichamelijk, sociaal en psychisch gebied hierbij
is sprake van een kwetsbaar evenwicht: een kleine verandering kan grote gevolgen hebben.
Het evenwicht bestaat aan de ene kant uit risicofactoren op lichamelijk, sociaal en psychisch gebied
en aan de andere kant uit beschermende factoren.
Oorzaken kwetsbaarheid
Kwetsbaarheid betekent tekorten op lichamelijk, sociaal of psychisch gebied.
Voorbeelden:
- Lichamelijke tekorten: (onbedoeld) gewichtsverlies, verminderd uithoudingsvermogen,
inactiviteit, verminderde loopsnelheid en zwakte.
- Sociale tekorten: eenzaamheid en onvoldoende sociale steun.
- Psychische tekorten: geheugenstoornis, stemmingsstoornissen, angst en coping.
Model van kwetsbaarheid van Gobbens: hierin zie je hoe bovenstaande factoren van invloed zijn op
ongewenste uitkomsten van ziekte.
Co-morbiditeit & multi-morbiditeit: betekent allebei dat er meerdere ziektes/aandoening aanwezig
zijn, maar er zit verschil in:
Co-morbiditeit: als de ene ziekte/aandoening het gevolg is van een andere ziekte/aandoening (bv.
depressie als gevolg van Parkinson).
Multi-morbiditeit: op zichzelf staande ziektes/aandoeningen (bv. diabetes en Parkinson).
Geriatrische reuzen = meest voorkomende problemen als gevolg van co-/multi-morbiditeit (ook wel
geriatrisch syndroom):
Vallen
Duizeligheid
4