Samen uit de opvoedingskramp
Inleiding:
Ondanks alle voorzieningen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg lijkt het grootbrengen van
kinderen er niet makkelijker op geworden. Dit zien we aan de toenemende vraag naar professionele
hulp. Dit terwijl de zwaarte van de psychische problemen hetzelfde is. Verklaringen hiervoor:
- Ouder hebben het gevoel dat zij tekort schieten en schakelen daardoor eerder een hulpverlener
in
- De grote druk van buiten. Als kinderen zich anders gedraagt dan anderen is hij niet langer een
buitenbeentje maar een zorg leerling die een diagnose en behandeling nodig heeft.
- Ook de politiek bemoeit zich steeds meer met opvoeding landelijke politici gaan veel
indringender gezinsbeleid voeren.
Ondanks deze zorgelijke cijfers is de boodschap dat opvoeden vooral leuk moet zijn ouders moeten aan
zichzelf werken, dit is goed voor hun kinderen. Opvoeden is een individuele keuze, maar als je
verkeerd kiest is het wel je eigen verantwoordelijkheid.
Ouders zijn zich voor veel meer ontwikkelingsaspecten verantwoordelijk gaan voelen; ging het eerst om
voeding, hygiëne en gezondheid gaat het tegenwoordig over tot emotioneel welbevinden en geluk.
Kramp is een situatie van verstijving, je hebt het gevoel dat je geen kant meer uit kunt. Verkramping
betekent dat er weinig spontaniteit overblijft.
Niet alleen ouders hebben last van de opvoedingskramp, ook politiek en de media vertonen
symptomen. De discussies over opvoeding gaan 1 kant op; in de richting van het beperken van de
negatieve vrijheid. Het lijkt een proces waar iedereen zich gevangen houdt. Burgers kiezen politieke
vertegenwoordigers die maatregelen op leggen om de opvoedingskramp te versterken.
Het moderne ouderschap is een onderneming die onder invloed van maatschappelijke veranderingen
zeer complex is geworden (bijv. individualisering, emancipatie en informalisering). Ouders raken steeds
meer in een isolement. Kinderen worden gezien als private worry maar zouden meer als public issue
gezien moeten worden. burgerlijke oplettendheid en gemeenschappelijke zorg (pedagogische civil
society!) collectief!
Opvoedingskramp als sociaal fenomeen:
De moderne westerse burger is in de greep van angst. (terrorisme/ criminaliteit). Het zijn fenomenen
die mensen bang maken voor de toekomst. Toen mensen nog geloofde dat onheil aan hogere machten
moest worden toegeschreven, zij zelf hadden daar geen invloed aan. Hoogstens konden zij dood of
gevaar interpreteren als straf voor een begane zonde. Moderne mensen hebben geleerd dat veel
risico’s in principe vermijdbaar zijn, door hun persoonlijk gedrag (veilige seks/ gezond eten) of door
collectieve arrangementen (preventief fouilleren). Juist dit versterkt de onzekerheid doen wij wel
genoeg ons best om ons tegen voorspelbare en onvoorspelbare risico’s te wapenen?
We spreken van een: risico samenleving mensen zijn steeds meer gericht op de toekomst en
veiligheid. Individualisering en globalisering worden als maatschappelijke oorzaken van angst gezien.
Hier wordt de term: liquid fear (angst) in de moderne wereld is niks meer zeker- alles is voortdurend
in beweging en dus vloeibaar, voor gebruikt.
Het zijn niet de gebeurtenissen die angst oproepen, meer de gedacht aan alle mogelijke bedreigingen.
Enerzijds hebben mensen geleerd dat zij zelf voor een deel verantwoordelijk zijn voor het vormgeven
van hun eigen leven. Anderzijds hebben ze steeds minder het gevoel zelf invloed te hebben op de
gevaren die hen bedreigen. Ook bij de overheid zijn ze daar voor niet bij het goede adres, deze kan niks
betekenen voor de burger behalve hen waarschuwen.
Onder de bevolking ontstaat meer onzekerheid, die weer verantwoordelijk zijn voor verschijnselen als:
vreemdelingenhaat en naar binnen gerichte gemeenschappen.
Rol van opvoedingsexperts:
Opvoedingsonzekerheid angst bij het opvoeden van kinderen. Dit is een moeilijk te onderzoeken
begrip. De ouders zijn enerzijds heel zeker van hun capaciteiten en investeren veel tijd in hun kinderen,
maar anderzijds hebben diezelfde ouders veel behoefte aan informatie. Uit onderzoek wordt
geconcludeerd dat het grootbrengen van kinderen door experts werd voorgesteld als een dure plicht.
Opvoeden was zwaar en moeilijk. In het heden wordt het grootbrengen van kinderen als een kwestie
van individuele keuzes gezien. Opvoeden is een weerspiegeling van een algemeen maatschappelijk
veranderingsproces, waarin keuze vrijheid van burgers een centrale waarde lijkt geworden. Je bent als
volwassenen verantwoordelijk voor het geluk van je kinderen. De boodschap van pedagogen lijken op
het eerste gezicht positiever van toon. Ouders worden verleid tot het opvolgen va de juiste adviezen.
De druk op ouders is daardoor niet minder maar juist dwingender geworden. Waar vroeger
opvoedingsproblemen werden gezien als levensvraagstukken, werden ze nu in verband gebracht met
onbewuste processen, trauma’s, relationele en conditioneringsproblemen.
Dit werd aangeduid als een ‘markt van welzijn en geluk’, waarmee hij aan gaf dat het ging om enerzijds
deskundigen die bezig waren hun macht uit te breiden, maar anderzijds ook om consumenten die zeer
in de ‘producten’ geïnteresseerd waren. Dit is een cultuurverschijnsel. Burgers ervaarde de greep van
professionals over hun leven als positieve zorg, hierdoor kreeg de overheid subtiel meer controle. Dit
wordt ook wel:
,Protoprofessionalisering: overnemen van de taal en denkwijzen van de professionals, genoemd.
Het resultaat is dat mensen hun eigenwaarde ontlenen aan het denkkader dat deskundigen aanreiken.
En omdat de psychologische kennis zelden eenduidig is worden ouders steeds onzekerder en
afhankelijker. Opvoedingsexperts worden in dit verband ‘specialists in indecision’ genoemd.
Krampachtig ouderschap en modernisering:
Onzekerheid van ouders in het perspectief van modernisering kan gezien worden door het feit dat
ouders steeds meer op zoek gingen naar de steun van deskundigen, omdat hun leefwijze en
levensomstandigheden veranderen door urbanisatie en industrialisatie ontstonden kleine
kerngezinnen. (kind niet meer nodig voor arbeid en gingen naar school).
Nieuwe inzichten legden direct: relatie tussen ontwikkeling kind en opvoeding thuis (ouders waren
verantwoordelijk voor hun kind het gedrag). Het kind werd ontdekt als een emotioneel en fysiek
kwetsbaar wezen dat met omzichtigheid moest worden grootgebracht. Voornamelijk kregen moeders
de schuld voor alles wat er mis kon gaan, zij werden de prooi voor deskundige adviseurs. Leidt tot:
Hyperparenting mogelijkheid en de plicht om het perfecte kind te construeren. Door de juiste
combinatie van school, naschoolse verrijkingsactiviteiten en begeleiding komen ze naar de top
universiteit.
Eigenlijk al tijdens de zwangerschap steeds meer druk eet ik wel gezond… leidt tot over
geschematiseerd gezinsleven. Ouders worden nerveuzer en zijn bang om niet aan de verwachtingen te
voldoen.
Er is een relatie tussen de toenemende angst cultuur waarin de opvoeding plaatsvindt en het optreden
van de overheden en deskundigen. Angst is een obsessie van de moderne mens die steeds minder te
maken heeft met concrete angstaanjagende ervaringen. Het gaat eerder om de manier waarop we vat
proberen te krijgen op de onzekerheden. De overheid legaliseert veel van dit beleid om zichzelf in te
dekken tegen mogelijke beschuldigingen van nalatigheid.
Rond het ouderschap is er een paranoia ontstaan, de beschuldigde vinger legt hij bij politici,
beleidsmakers en child protection industry. Elk risico dat een kind loopt wordt onder een vergrootglas
gelegd. Deskundigen laten geen moment voorbij gaan om er op te wijzen dat kinderen risico lopen op
mishandeling, wiegendood of blootstelling aan zonlicht.
De krachten die deze paranoia veroorzaken zijn vooral de bemoeienis van deskundigen, beleidsmakers
en marktpartijen die het zelfvertrouwen en het gezag van de ouders ondermijnen. De bemoeienis zorgt
voor veranderingen op het terrein van het preventieve jeugdbeleid. De overgang wordt aangeduid als
van: een gevaar model naar risco model en kan leiden tot het ontstaan van een: preventieve
surveillancestaat
Krampachtige preventie:
Er is dus een koerswijziging in het jeugdbeleid, deze is vergelijkbaar met andere West-Europese landen,
de VS en Australië. Het doel van het beleid is de opvoedings en ontwikkelingsrisico’s eerder te
signaleren, zodat vroegtijdig ingrijpen mogelijk wordt.
Deze vrandering begon in Nederland en Engeland met de dood van een kind als aanleiding. Deze dood
kwam door laksheid, gebrek aan samenwerking en onzorgvuldig professioneel handelen in de
Jeugdzorg. In NL werd het actieprogramma; Alle kansen voor alle kinderen opgestart, in Engeland;
Every Child Matters. De centrale gedachte is dat door systematisch onderzoek naar risicofactoren bij
alle kinderen een situatie bereikt moet worden waarin voor elk kind optimale ontwikkelingsvoorwaarden
en resultaten mogelijk worden.
Bij gezinnen waar een verhoogd risico wordt gevonden moet via een vroegtijdige interventie
voorkomen dat er later grote problemen ontstaan. Om dit te bereiken is een nauwe samenwerking
nodig tussen alle instanties die zich met het gezin bezig houdt. Doelstellingen voor dit project:
gezondheid, veiligheid binnen en buitens huis, talentontwikkeling, plezier in het leven en goed
voorbereid zijn op de toekomst (scholing).
Tot de jaren ’90 ging het om de kinderen die vielen onder de term: High Risk kinderen die
daadwerkelijk in hun geestelijke en lichamelijke ontwikkeling werden bedreigd moesten zo snel
mogelijk worden opgespoord. Dit nieuwe project gaat echter een stuk verder, dit omdat regeringen
(daartoe gezet door media) niet langer wilde accepteren dat er zulke kindermoorden zouden
plaatsvinden. preventie moest gaan richten op alle kinderen. Elk kind kan risico lopen en in een
situatie komen waarin vroegtijdige interventie geboden is.
Dit wetenschappelijke fundament is afkomstig uit de public-health benadering. Dit is een werkwijze die
oorspronkelijk werd ontwikkeld in strijd tegen infectieziekten. Op basis van wetenschappelijke kennis
, over ziekte moesten preventie de gezondheid bevorderende maatregelingen worden getroffen. In
public-health gaat het dus niet om de genezing van individuen maar om preventieve interventies die
gericht zijn op bevolkingsgroepen die statisch gezien de meeste kans op een bepaalde ziekte of
stoornis lopen.
Op basis van onderzoek is een lijst van risicofactoren opgesteld: antisociaal gedrag, drugsverslaving,
schooluitval, onveilige seks en mentale stoornissen. De relatie tussen risicofactoren en de ontwikkeling
van kinderen kan gebruikt worden om al op jonge leeftijd in te grijpen, zo worden latere problemen
voorkomen.
De combinatie van de strijd voor onschuldige kinderen in gevaar en de strijd tegen gevaarlijke
kinderen maakt dit programma politiek uitermate aantrekkelijk.
Problemen van een pedagogische “public health” benadering:
Vier grote problemen die dit beleid met zich mee brengt:
- Eerste plaats Opsporen van kwetsbare kinderen leidt vaak tot sterke uitbreiding van de
noodzakelijke voorzieningen; er moet tenslotte iets gebeuren met de kinderen bij wie een
verhoogd risico is gevonden. De dure voorzieningen zal de overheid vervangen door goedkope.
Bijv.: oudercursussen ipv intensieve intramurale behandeling. Onderzoek wijst uit dat de risico
gezinnen waarvoor het bedoelt was niet bereikt worden.
- Tweede plaats De verbreding van de problematiek waarop de preventie zich richt zorgt voor
een gebrek aan specificiteit. Bijv.: kindermishandeling en antisociaal gedrag zijn 2 verschillende
soorten, hebben een volstrekt andere aanpak nodig. Wie beslist ook waar de prioriteiten liggen
in een gezin? Een etnische gezin is heel erg privé. Het feit dat de risicofactoren voor een deel
kunnen overlappen betekent nog niet dat screening voor al deze problemen daarmee
gerechtvaardigd is.
- Derde plaats Dit soort breedband-screenings blijken voor een deel op wetenschappelijk
drijfzand te berusten. Allereerst is de voorspellende waarde voor een probleem als mishandeling
zeer gering waardoor bij het voorspellen er van gezinnen ten onrechte worden verdacht (vals
positief) of juist dingen over het hoofd gezien worden (vals negatief). Ten tweede worden de
risicofactoren verkregen uit onderzoek waarin gegevens van grote groepen kinderen zijn
verwerkt. Om deze score te kunnen toepassen op 1 gezin is lastig omdat de score een statische
kans aangeeft. Om serieus vast te kunnen stelen zou er een psychosociale diagnostiek moeten
plaatsvinden. Preventieve professionals zijn daar meestal niet voor opgeleid. Om achteraf geen
verwijten te krijgen zullen heel wat gezinnen onnodig de hulpverlening in worden gestuurd.
- Vierde plaats Dit programma heeft een sterk top-down karakter. Hierdoor ontstaat een
preventieve surveillancestaat. Als de belangen van kinderen in het gedrang waren kon er altijd
worden ingegrepen in gezinnen. Nu kunnen zulke ingrepen ook plaats vinden met een beroep op
het algemeen belang.
Voor de kwaliteit van preventieve programma’s is het verzamelen en delen van gegevens over kinderen
en gezinnen van belang. Dit zorgt voor betrouwbaarheid en ook vormen die gegevens het materiaal op
grond waarvan allerlei betrokken instanties met elkaar moeten samenwerken. Omdat het hier over
privacygevoelige gegevens gaat is zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid van groot belang. Het is de
vraag in hoeverre deze top-down benadering het vertrouwen van ouders en kinderen in de officiële
instanties aantasten. Vooral allochtone ouders zijn niet erg gediend van de screeningsvragen.
Er bestaat een soort big-brother complot tegen ouders en kinderen. Als het om probleemgezinnen of
mishandelde kinderen gaat bestaat er een breed politiek en maatschappelijk draagvlak voor vroege en
harde interventies. Deze preventieve surveillancestrategie heeft ook gevolgen voor alle ouders en
kinderen, dit is een keer zijde. Het is een van de factoren die ervoor zorgt dat het ouderschap steeds
krampachtiger wordt, omdat het op een goudschaal lijkt te worden gewogen.
Vrije en minder vrije keuzes:
Opvoeding lijkt een kwestie van persoonlijke keuzes en verantwoordelijkheid enz. zorg dat het leuk
is, handel bewust en maak vooral niet de foute keuzes. Als het kind iets mankeert wordt snel naar de
ouders gekeken. Er is 1 manier om aan de ouderlijke aansprakelijkheid te ontsnappen, dat is als het
probleem gelabeld kan worden (syndroom of stoornis).
Maar er zijn ook ouders voor wie een dergelijk beeld ver van de realiteit staat, zij moeten letterlijk hun
hoofd boven water zien te houden. 3 tot 11% van de kinderen in NL is ‘sociaal uitgesloten’ dit gaat om:
materiele deprivatie: geldgebrek / onvoldoende sociale participatie: sporten, cultuur, contacten /
onvoldoende toegang tot sociale grond rechten: onveilige buurt. armoede speelt hier bij een
doorslaggevende rol.
Er zijn ook andere factoren die hier voor kunnen zorgen: als ouders zelf weinig in de samenleving
participeren, een lage opleiding en weinig sociale vaardigheden hebben. voor niet-westerse
allochtonen kansen ’t grootst.
In de neoliberale samenleving wordt elke burger zelf verantwoordelijk gehouden voor het vormgeven
van eigen bestaan. Dit betekent dat mensen die niet aan dit ideaal voldoen daarvoor persoonlijk
aansprakelijk worden gehouden. Juist mensen die hun hoofd niet boven water kunnen houden hebben
kans op gezins- opvoedings problemen, zij worden geconfronteerd met de meeste dwangmaatregelen.