Annemiek Lukas
3526372
Werkgroep 1: 15:15-17.00 uur
Seminarvragen Mededingingsrecht week 1
Grondslagen van het mededingingsrecht
Doel van dit seminar is om actief na te denken en samen te discussiëren over:
een aantal kernthema’s van het (Europees) mededingingsrecht,
de context waarin het (Europees) mededingingsrecht functioneert
in te gaan op de samenhang tussen Europees mededingingsrecht en
Nederlands mededingingsrecht en
stil te staan bij de toekomst van het mededingingsrecht.
Zie ter voorbereiding de hand out van het hoorcollege, Whish & Bailey 2012 p. 1-25,
49-58 en 75-79 of hoofdstuk 1 en 2 in Jones & Sufrin en deel 1 van de jurisprudentie-
en regelgevingreader.
We gaan er daarbij vanuit dat je ten minste al een globaal inzicht hebt in de materiële
kernbepalingen van het mededingingsrecht (kartelverbod, verbod op misbruik van
een economische machtspositie, overheid en mededingingsrecht en
concentratietoezicht), die we in de komende weken stapsgewijs op intensieve en
verdiepende manier nader zullen behandelen tijdens de hoorcolleges en seminars.
Vraagblok 1 Doelstelling en context
a. Wat is het doel van het Europees mededingingsrecht? Wat heeft het Hof van
Justitie bepaald over de doelen van het mededingingsrecht? Wat zou in uw
ogen het doel mededingingsrecht moeten zijn?
Het doel van het Europees mededingingsrecht?
1. Consument, behalve consument zijn mensen werknemer, werkgever, ze
moeten ergens geld vandaan krijgen. Consumentenwelvaart, we hebben het
over een vorm van welzijn, die we meten deze vormen van welzijn naar een
algemeen geaccepteerde standaard: GELD. Ander woord voor welzijn: geluk,
geluk is onmeetbaar. Je moet ergens je welzijn van af kunnen meten
daardoor welvaart met geld. Hij houdt een bepaald bedrag over, waar hij weer
andere dingen mee kan doen consume surplus. Ook kent het een moreel
element (schuld, boete, of we ons verplicht voelen). Ook dergelijke rol spelen
een rol in het mededingingsrecht. Op het moment dat we het gewoon
analyseren, door handhaving van rechtsregels, dan zit je met een systeem die
deel uit maken van een rechtssysteem. Het mededingingsrecht is er voor een
bepaald aspect voor het reguleren van het economische markt.
2. Commissie:
a. Consumentenwelvaart als hoofddoel,
b. Marktstructuur, overtuigd geraakt van de Chicagoschool gedachten
(zie week 5).
3. Hof:
1
,Annemiek Lukas
3526372
Werkgroep 1: 15:15-17.00 uur
a. Welvaart, maar dat niet alleen ook marktstructuur, werkbare
mededinging (altijd tijdje niet gehoord, nooit herroepen),
marktintegratie, Europese integratie in de markt, interne markt.
In mijn ogen zou het doel van mededingingsrecht zijn, om de consument te
beschermen tegen te hoge prijzen waardoor de consumentenwelvaart daalt. Omdat
hiermee de consument en de economie eigenlijk als het ware worden beschermd
omdat de consument de economie draaiende probeert te houden.
b. Wat is de betekenis van Protocol 27 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie voor het Europees mededingingsrecht?
Puur politieke vraag. Middels Protocol 27 van het VWEU laat men zien dat de
lidstaten de mededinging niet zullen vervalsen en indien nodig de Unie zelf
maatregelen kan nemen overeenkomstig de bepalingen van de verdragen in
het geval de mededinging toch vervalst blijkt te worden. De rechtsgrond is
daarvoor artikel 352 VWEU. Het protocol heeft dezelfde rechtsgrond als een
verdragsbepaling. Symbolische betekenis.
c. Waar kan in de concrete toepassingssytematiek van het Europese
mededingingsrecht een afweging plaatsvinden tussen publieke belangen en
mededingingsbelang?
Art. 101 is drietrapsraket, eerst een verbod, dan de nietigheid en par. 3 is
uitzondering. Zit er in lid 1 een rule of reason of moet dit uitsluitend in het
kader van §3. Nee, zei het hof bij het huidige stand van het recht kan het
alleen plaatsvinden binnen paragraaf 3. Zie arrest Wouters.
Vraagblok 2 Het systeem en de verhoudingen
A) Wat zijn de belangrijkste karakteristieken van het systeem van
gedecentraliseerde handhaving van het Europees mededingingsrecht via
Verordening 1/2003?
De Commissie deelt middels verordening 1/2003 de bevoegdheid om de artikelen
101 en 102 met de nationale mededingingsautoriteiten en de nationale rechterlijke
instanties, natuurlijk NMa en de nationale rechterlijke instanties kunnen ook van
toepassing zijn op het nationale recht. De lidstaten zijn vereist door middel van art. 35
van de verordening aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing
van de artikelen 101 en 102 aan te wijzen.
Het systeem van de gedeelte bevoegdheden is mogelijk gemaakt door een
verandering in de rechtspositie in art. 101 lid 3 VWEU, die wordt bezegeld in
verordening 1/2003. Het wordt direct toepasbaar, exceptian legal.
ECN systeem van aanmeldingen kwam weg te vallen, daardoor kwam er
informatie in verschillende markten in verschillende lidstaten. Via ECN zitten alle
2
, Annemiek Lukas
3526372
Werkgroep 1: 15:15-17.00 uur
mededingingsautoriteiten van Europa, binnen netwerk worden de zaken beetje
verdeeld.
B) Hoe sluit de Nederlandse Mededingingswet aan op Europees
mededingingsrecht? Demonstreer aan de hand van drie overeenkomsten en
drie verschillen.
Overeenkomsten
1. Ons systeem is gebaseerd op het Europees systeem, zelfde
ondernemingsbegrip, zelfde uitzonderingsgronden. Naar mate je verder in
detail treedt zul je steeds meer overeenkomsten. 101 VWEU.
Verschillen:
1. interstatelijk, invloed op de handel tussen de lidstaten.
2. Art. 7 heeft een eigen nederlandse bagatel regel en deze zit anders in elkaar
dan de andere deminimis regel in Europa daar vallen Hardcore
overeenkomsten onder, is bepaalde afwijking van het europees recht mogelijk
is.
3. Nederlandse of nationale groepsvrijstellingen heeft andere kan het zijn, dat er
iets anders is dan aan de hand van de Europese mededingingsrecht.
Hoeveel vrijheid heeft een lidstaat om eigen regels op te stellen in het europees
mededingingsrecht? Art. 3 1/2003, is een ingewikkelde regel, er staat de lidstaten
mogen als het om art. 101 gaat niet strenger zijn, indien er sprake is van handel op
de lidstaten, en er is een uitzondering voor art. 102.
C) Zie het artikel in de jurisprudentiereader ‘NMa: verticale prijsbinding niet
toegestaan.’ Wat is de verhouding tussen de NMa en de civiele rechter wat
betreft de handhaving van het Europees en nationaal mededingingsrecht?
Het begint allemaal met van Gend en Loos en Costa-ENEL, directe werking en
Europees recht heeft voorrang op nationaal recht. Men kan in de lidstaat niet uitleg
geven over Europees recht. Nationale rechter is net zo goed gemeenschapsrechter,
behalve voor preduciële vragen. Civiele procedure mag de rechter niet afwijken van
recht, rechter mag daar niet van afwijken, geldt dat ook voor mededingingsrecht,
geldt dat niet volgens het HR, is niet van openbare orde. NMa er van vindt is niet het
laatste woord, moet rechter enkel rekening mee houden, is er echter niet
aangebonden. In hoeverre is de NMa en de nationale rechter bevoegd als het om
mededingingsrecht, de NMa heeft geen bevoegdheden buiten het nationale recht. En
de nationale rechter heeft onbeperkte bevoegdheid behalve het gaat om een
uitlegging van een vraag dat mogen zij niet.
Vraagblok 3 Europees mededingingsrecht en mobiele operators.
3