Samenvattingen Media & Maatschappij
Kennisclip 1 – Mediarevolutie het schrift (H2 en §10.2, de media-explosie)
De eerste mediarevolutie is het schrift (3000 v.C. in Egypte en 60 v.C. in Nederland). Het
tijdperk zonder schrift heet de prehistorie. In dit tijdperk werd informatie mondeling
doorgegeven. Het gevaar hiervan is dat iedereen deze informatie anders interpreteert/
opneemt, daarom werden er rijmpjes en liedjes bedacht om de informatie zo correct mogelijk
te kunnen onthouden.
Binnen deze prehistorie bevindt zich dus een orale cultuur. Het belangrijkste kenmerk van
deze orale cultuur is de orale traditie, waarbij cultuur, traditie normen en waarden mondeling
werden doorgegeven. De communicatie binnen deze orale cultuur heeft de volgende
kenmerken:
I. De communicatie is gelijktijdig; wanneer er verteld wordt, wordt er geluisterd. Ook is
de communicatie kleinschalig.
II. De communicatie bestaat uit memoriseren en imiteren.
Er bestaan 4 verschillende communicatievormen, deze vallen in twee aspecten te
onderscheiden, de gelijktijdigheid (wordt er op het moment van spreken gelijk geluisterd, of
gebeurt dit achteraf?) van communicatie en de grootte van het publiek (klein- of
grootschalig?). De 4 communicatievormen zijn:
I. Connection-oriented (gelijktijdige communicatie): communicatie die op het moment
van vertellen tegelijkertijd ontvangen wordt. Voorbeelden hiervan zijn 1 op 1
gesprekken met vrienden, een docent die lesgeeft aan een klas.
II. Connectionless (ongelijktijdige communicatie): vormen van communicatie die op een
bepaalde manier worden opgenomen. Dit kan een video, geluidsopname of iets
geschreven zijn. Er wordt niet op hetzelfde moment geschreven/gesproken en
geluisterd/ gelezen.
III. Point to point (kleinschalig): communicatie die plaatsvindt binnen kleine groepen
publiek. Bijvoorbeeld: een vriendengroep die aan het kletsen is.
IV. Broadcast (grootschalig): communicatie die plaatsvindt binnen grote groepen mensen.
Bijvoorbeeld: corona persconferentie.
Ongeveer 6000 jaar geleden wilden mensen hun gedachtes niet meer vastleggen via rijmen
en liederen, maar via (beeld)tekens en klei. Door de jaren heen werden deze tekens steeds
abstracter. Dit zorgde uiteindelijk voor het ontstaan van het spijkerschrift, wat uiteindelijk
weer uitbloeide tot het ontstaan van een schriftcultuur (alfabet). Deze ontwikkelingen
zorgden ervoor dat communicatie gecodeerd werd en dat communicatie ongelijktijdig kon
worden. De communicatie blijft wel nog kleinschalig (point to point).
Het ontstaan van het geschrift zorgde ervoor dat informatie opgeschreven en later
teruggelezen kon worden (kennis kan vastgelegd worden). Dit had allerlei gevolgen op
verschillende aspecten:
, I. Religieuze gevolgen: verschillende religies zoals de Islam, het Christendom en het
Jodendom zijn schriftreligies. Dit houdt in dat het geloof niet verspreid werd aan de
hand van verhalen, maar door opgeschreven kennis en verhalen.
II. Wetenschappelijke gevolgen: dankzij het schrift konden mensen hun gedachtes
opschrijven en hier (later) rustig over nadenken, dit aanpassen en of zelfs uitbreiden.
Deze kennis kan door het opschrijven ook weer gedeeld worden om zo andere mensen
verder te helpen.
III. Filosofische gevolgen: er ontstaan individuele studies en onderzoeken. Dit bloeit uit
tot het rationeel en zelfstandig denken, mensen kunnen zelf beslissen.
IV. Taalkundige gevolgen: de verbale taal kent veel minder woordenschat dan op een
gegeven moment schriftelijk. Door het telkens opschrijven van wereldlijke
verschijnselen en deze een naam te geven, breid de verbale taal zijn grammatica uit.
Het tijdperk waarin het schrift bestond noemen we de historie. Er zijn verschillende
verschillen te noemen tussen de Orale cultuur (prehistorie) en de Schriftcultuur (historie):
I. Local village – Global village: op een gegeven moment werd de wereld groter (verbaal
gezien). Wat eerst alleen verbaal in kleinere groepen verteld kon worden, kon mede
dankzij het schrift in ene verspreid worden over een grotere groep/ gebied.
II. Connection-oriented – Connectionless: tijdens de Orale cultuur werd informatie
gememoriseerd en zo doorverteld. Dit memoriseren valt tijdens de Schriftcultuur weg,
want het schrift maakt het mogelijk om informatie te noteren en later terug te lezen.
III. Memoriseren – Actief rationeel denken: doordat mensen informatie en kennis gingen
noteren, konden zij dit later teruglezen. Dit zorgde ervoor dat mensen deze informatie
later op hun gemak konden teruglezen en hier rustig over na kunnen denken.
IV. Jagers-verzamelaars – Grieken, Romeinen: tijdens de prehistorie was er ene
collectieve Orale traditie, terwijl er bij de Grieken en Romeinen, door het schrift, juist
ruimte ontstond voor het beginnen van verschillende culturen met ieder hun eigen
kennis en meningen aan de hand van een individuele studie van teksten.
Kennisclip 2 – Mediarevolutie de boekdrukkunst (H3, de media-explosie)
De uitvinding van de boekdrukkunst vond plaats rond het jaar 1450. Johannes Guttenberg
ontwikkelde rond dit jaar de stalen letterpers; hiermee konden letters accuraat en snel
gedrukt worden. Het gevolg hiervan is het ontstaan van de massaproductie. Door het
ontstaan van deze boekdrukkunst en de massaproductie konden steeds meer mensen
informatie op schrift gaan lezen. Dit verbrak het informatiemonopolie van de Rooms-
Katholieke kerk, die in deze tijd een machtige en rijke organisatie was. Doordat meer
mensen deze informatie dankzij de boekdrukkunst in handen kregen via het geschrift, gaf dit
hen de mogelijkheid om deze informatie op hun eigen manier te interpreteren. Dit heeft
uiteindelijk de reformatie binnen de kerk als gevolg.
Vanaf het jaar 1500 gaan steeds meer ideeën en kennis zich verspreiden. De oorzaak
hiervoor zijn nieuwe druktechnieken die drukken nog makkelijker en sneller maken. Dit heeft
op allerlei vlakken verschillende gevolgen:
I. Verspreiding van nieuwe kennis: nieuwe kennis die mensen individueel opdoen over
bijvoorbeeld de natuur en de wereld, kan via het drukken makkelijker gedeeld
worden met collega-wetenschappers.
, II. Verspreiding van nieuwe ideeën: nieuwe ideeën over politiek, normen en waarden
konden gedeeld worden. Dit liet mensen meer nadenken over waar zij het precies
mee eens waren, dit zorgde voor het ontstaan van meer individuele meningen.
III. Verspreiding boeken in landstaal: doordat er meer boeken gedrukt werden in
verschillende talen (massaproductie), bereikte bepaalde ideeën en kennis meer
mensen doordat zij deze informatie in hun eigen taal konden lezen.
IV. Het handelskapitalisme: een economisch systeem wat ontstond bij de opkomst van
rijke steden.
Een gevolg van de boekdrukkunst is de heftige censuur die zich langzamerhand begon te
ontwikkelen. Niet alleen de Rooms-Katholieke kerk, maar ook andere mensen/ organisaties
zoals vorsten hadden er volgens hen geen baat bij dat iedereen zomaar toegang had tot
informatie. Veel kennis werd verboden verklaard en mocht niet worden gedrukt. In
Amsterdam was er een relatief grote vrijheid op het drukken van boeken, dit heeft onder
andere te maken met het handelskapitalisme. In de 17e eeuw komt zo’n 75% van alle
gedrukte boeken voort uit Nederland, dit wordt ook wel het Hollands wonder genoemd.
De boekdrukkunst maakte door het massaal drukken van informatie en ideeën mogelijk om
conectionless en broadcast te communiceren.
Kennisclip 3 – Mediarevolutie informatierevolutie (H4, de media-explosie)
De derde mediarevolutie start bij de uitvinding van de elektriciteit en de toepassingen
hiervan. Na het beter onder de knie krijgen van deze elektriciteit, kwamen we te ontdekken
dat informatie op nieuwe manieren verspreid kan worden, over grotere afstanden en in zeer
snel tempo. Halverwege de 19e eeuw, rond 1850, zien we dat er allerlei apparaten
ontwikkeld werden op basis van deze elektriciteit. Dit begon met de telegraaf en dit eindigde
uiteindelijk met de uitvinding van de computer. Kees van Wijk ziet deze uitvindingen uit de
19e eeuw (telegraaf, fotografie, film, telefoon, radio, televisie) als voorlopers van de digitale
media. Daarmee dus ook als voorbereiders van de informatierevolutie.
Al deze apparaten mondden uiteindelijk uit in het internet. Van Wijk stelt dat het internet
groot is geworden dankzij de volgende kenmerken:
I. De open elektronische omgeving (in principe heeft iedereen er toegang tot).
II. De gemedieerde interpersoonlijke communicatie (communicatie tussen personen
die plaatsvindt via media.
III. Plaats onafhankelijk gebruik van altijd beschikbaar multimediaal aanbod
(ongelijktijdige productie en consumptie van media).
Een belangrijk kenmerk van de 3e mediarevolutie is de overgang naar de audiovisuele
media, oftewel media waarbij zowel beeld als geluid tegelijkertijd verspreid kon worden. Er
ontstaat een beeldcultuur waarbij mensen niet meer, zoals eerder, lezen wat er gebeurt,
maar ook kunnen zien wat er gebeurt. Mensen zitten zo in elkaar dat ze eerder geloven wat
ze zien, dan dat wat ze horen. De opkomst van deze beeldcultuur zorgt ervoor dat de
woordcultuur zijn monopolie verliest. Met de opkomst van de fotografie, film en TV merken
mensen steeds meer dat visuele beelden een steeds grotere geloofwaardigheid gaan
krijgen. Toch is niet altijd alles wat het lijkt, visuele media vallen te manipuleren.