Samenvatting MH
MH Cluster 1: Inleiding, wetenschappelijk onderzoek en scientific literacy
50% MC kennistoets (leerdoelen & leesvragen → responsiecollege dag voor tentamen) & 50% paper (‘vrije’ onderwerpskeuze, (peer-)feedback, rubrics)
HC1 Medische ethiek Morele vraag: moeten we aan het verzoek van de moeder voldoen om de Hiv-positiviteit
geheim te houden?
Handelingsopties: vertellen vader, we houden het geheim en tussenoplossingen
Info: hoe groot is de kans dat de vader is besmet door de lage viral load van moeder?
Betrokkenen: vader, moeder en arts
Argumenten:
- Als moeder en kind verstoten worden, heeft dat grote nadelige maatschappelijke
effecten voor het kind
- Vader kan besmet zijn door moeder
- Vader heeft het recht om te weten wat er met zijn kind aan de hand is, maar niet
persé over de moeder → geheimhoudingsplicht van arts ten opzichte van
moeder speelt een rol→ HIV-status van kind maakt automatisch HIV-status van
moeder bekend → juridisch onduidelijk wat te doen→ afvragen wat het zwaarst
- Medical humanities doel: de toekomstige arts zowel academisch als maatschappelijk
weegt. vormen.’
- Recht = beschermt minimum moraal wat in een wet is vastgelegd. Ethiek - Verstoting
= hoe je met
hoeft
de wet
niet omgaat.
persé te gebeuren → misschien wil vader het geheim
- Science in transition = wetenschap moet bijdragen en nuttig zijn, anders bewaren→
is het geen hoe
goedgroot
onderzoek.
is de kans dat vader het geheim wil bewaren / zijn er
- Wilsonbekwaamheid = pten die niet in staat zijn tot een redelijke waardering
manieren
van hun
om belangen
te voorkomen
ter zake
dat (hebben
de hele familie
vertegenwoordiger).
het weet
o Wilsverklaring kan van tevoren opgesteld worden = vastleggen wat hij wel of niet wil op het moment dat hij niet meer zelf kan beslissen →
negatieve is sterker dan positieve wilsverklaring.
- Voorwaarden ethisch vraagstuk:
o Medische feiten geven geen antwoord op de vraag wat een dokter in deze situatie moet doen
o Het is onduidelijk wat de langdurige gevolgen zijn van een bepaalde keuze
o Het is niet op het eerste gezicht duidelijk wat de uitkomst is.
- Ethiek = Systemische Reflectie op Verantwoord medisch Handelen → het gaat om redenatie & uiteindelijke antwoord, dus om verantwoorden.
o Systematisch= methodische en inhoudelijke kennis
o Reflectie = het gaat om denken, (kracht van) argumenten → hoe zwaar moet argument wegen en waarom → vereist enige afstand.
1
, o Verantwoord= wat is (ethisch) juist? Wat is goed?
o Handelen = uiteindelijk gaat het om wat we doen → uitvoering
- Claim → ethisch redeneren = formuleren van goede redenen voor het handelen.
o Waarheid: niet zoals in bèta-vakken → in plaats daarvan ‘goede redenen’
o Intersubjectief: standpunt houdbaar (goed gesprek met) tegenover redelijke anderen
▪ Ethisch gezichtspunt → bepaalde mindset: Anti-dogmatisch (“dit doen we altijd”→ open staan voor discussie), Argumentatief, Al-
partijdig (alle partijen betrekken)
o Resultaat: Provisional fixed points= er zijn voldoende goede redenen om op een bepaalde manier te handelen, maar er moet erkend
worden dat er nieuwe inzichten kunnen ontstaan, waardoor anders moet worden gehandeld.
▪ Provisional = te veranderen ogv betere argumenten of andere situatie
▪ Fixed = onderbouwd door argumenten, dus niet zomaar terzijde te schuiven
o Normatief = morele juistheid.
o Prescriptief = voorschrift wordt gegeven (hoe te handelen)
o Universaliseerbaarheid = uitspraken toepasbaar in vergelijkbare gevallen (ceteris paribus) → tegengaan (cultuur) relativisme → geen
uitzondering voor jezelf
- Valkuilen ethisch gesprek:
o 1 Onduidelijkheid over het probleem: te lange discussie over feiten of veranderen van casus tijdens het gesprek → schijnoplossingen
o 2 Ontkennen van het probleem of te vroeg een standpunt innemen (door intuïtie → eerst parkeren)
o 3 Wild speculeren (soms wordt het probleem groter gemaakt door te speculeren wat er allemaal kan gebeuren).
o 4 Woordspelletjes spelen
o 5 Autoriteitsargumenten = beroep gedaan op een autoriteit buiten het gesprek (bijv. standpunt belangrijke arts die tegen is) of beroep
gedaan op eigen gevoel (“ik voel me daar niet comfortabel bij”)→ waar komt dat door?? Noem argument.
- Besluitvorming in ethische casus:
o Stappenplan voor ethische reflectie:
▪ I Verkenning: welke eerste reacties?
▪ II Explicitering:
• Wat is de morele vraag?
• Welke handelingsmogelijkheden? → met name tussenoplossingen inventariseren
• Welke (feitelijke) informatie nodig?
▪ III Analyse: t/m hier moet je het altijd met elkaar eens zijn.
• Wie zijn betrokken?
• Welke (relevante) argumenten? → bij elk scenario die je had bedacht (heel breed voor en tegen argumenten)
▪ IV Afweging: gericht op consensus
2
, • Welk gewicht hebben de argumenten?
• Welke handelingsmogelijkheid heeft voorkeur?
▪ V Aanpak: concrete stappen
o Stappenplan beschouwd
▪ Pluralistisch = diverse soorten normatieve argumenten kunnen worden ingebracht.
▪ Argumentatief = gefocust op de kwaliteit van argumenten en het gaat er niet om van wie de argumenten afkomstig zijn→ kracht
van laatste stap wordt door argumenten bepaald.
▪ Intersubjectief = vanuit ethisch gezichtspunt
▪ Inhoud komt uit:
• Verschillende perspectieven betrokkenen
• Theorieën over normen en waarden
o Normen= handelingsvoorschriften die aangeven wat we in een bepaalde situaties moeten doen (principes). Bijv.
geheimhoudingsplicht arts.
o Waarden= nastrevenswaardige ervaringen, situaties, standen van zaken of eigenschappen van mensen (deugden).
Bijv. rechtsvaardigheid, solidariteit, eerlijkheid, oprechtheid, gericht op het goede.
o Normatieve plichtstheorieën = theorieën over waar normen en waarden vandaan moeten komen.
▪ Consequentialisme= gevolg staat voorop: het goede bevorderen (goed gaat aan juist vooraf). Bijv.
opheffen van lijden mbv euthanasie is een goed resultaat, dus de behandeling is te rechtvaardigen.
• Kritiek:
o Welke doel(en) streven we na? → gezondheid, geluk, in leven blijven etc
o Zijn gevolgen onderling vergelijkbaar? → calculus = stelling van vergelijkbaarheid.
▪ Deontologie = (aard van) handeling staat voorop: het goede doen (juist gaat aan goed vooraf). Bijv. nooit
iemand doden door euthanasie.
• Heterogene categorie = er is niet slechts 1 criterium voor moreel jiust handelen
• Kritiek:
o Wat is de basis voor verplichtende handeling?
▪ Rationaliteit (Kant)
▪ Intuïtie (Ross)
o Wat te doen bij botsende plichten?
▪ Plichtscategorieën met elkaar in strijd:
• V.B.1 door één kind in heftige toestand in kelder op te sluiten, worden 17 andere kinderen gelukkiger
in het leven.
o Consequentialist: goedkeuring, want 17 anderen worden gelukkig.
3
, o Deontologist: afkeuren, omdat één kind in heftige toestand achterlaten niet goed is.
• V.B.2 Liegen
o Consequentialist: goedkeuring, mits het voor een goed doel is.
o Deontologist: afkeuring, omdat liegen zelf onjuist is, onafhankelijk vh gevolg.
o Deugdethiek = meer gekeken naar de eigenschappen van de mens.
▪ Juiste gedrag als iemand deze eigenschappen in voldoende mate bezit.
▪ Tot op zekere hoogte complementair aan regelethiek
▪ Kritiek:
• Onvoldoende sturing aan handelen
• Onduidelijk welke deugden nagestreefd moeten worden
• Onduidelijk hoe conflicten moeten worden opgelost.
o Overeenstemming over inhoud van belangrijkste mid-levelprincipes (dit zijn vooral normen):
▪ Respect voor autonomie = recht om voor jezelf kezues te maken (tenzij wilsonbekwaam)
▪ Weldoen = bevorderen gezondheid en welbevinden van patiënten.
▪ Niet schaden (primum non nocere) = behandelingen die onvoldoende bewezen zijn, kunnen schade
aanbrengen & proportionaliteitsbeginsel (=weegt de schade die we toebrengen, op tegen het goede wat we
proberen)= iets mag niet erger gemaakt worden dan het al was door bijv. een behandeling.
▪ Rechtvaardigheid = kennis en vaardigheid rechtvaardig verdelen over patiëntengroepen= iedereen moet
gegeven worden wat hem toekomst. Lastig: welke criteria bepalen (on)gelijkheid → geen onderscheid obv
medische gronden, maar er is een grijs gebied.
HC2 Gezondheidsrecht
- Type geschonden rechtsnormen:
o Strafrecht (Wetboek van Strafrecht):
▪ Strafbaar feit: bijv. dood door schuld → celstraf, boete
4
o Tuchtrecht, wet BIG:
▪ Norm van goed hulpverlenerschap, bekwaam handelen →
waarschuwing, berisping