H1 bedrijfseconomie
1.1 bedrijfseconomie en maatschappij
Verenigingen en stichtingen: school is een stichting. Een vereniging moet leden werven ‘in
dienst nemen’, zowel een vereniging als stichting moeten de zaken financieel op orde
hebben.
1.2 Personen, ondernemers en organisaties
Een onderneming is een commerciële organisatie = profitorganisatie, streven naar winst. (winkels,
banken, fabrieken).
Verenigingen en stichtingen zijn niet-commerciële organisaties = non-profitorganisatie, streven niet
naar winst maar een school streeft bijv. naar goed onderwijs. (scholen, sportclubs).
Organisaties = een samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen bereiken.
Rechtsvorm = de juridische vorm van de organisatie, ‘juridisch’ omdat het de wet is die per
rechtsvorm o.a. aangeeft wie de leiding heeft in de organisatie.
Commerciële organisaties:
- Eenmanszaak: 1 eigenaar, leiding, volledig verantwoordelijk
- Vennootschap onder firma: 2+ eigenaren, samenwerken onder 1 naam. Elke eigenaar kan apart
volledig verantwoordelijk zijn.
- Besloten vennootschap/naamloze vennootschap: zelfstandige rechten en verplichtingen. Meestal
alleen aansprakelijk voor het ingelegde bedrag.
Niet commerciële organisaties:
- Vereniging: organisatie met leden, bestuur en bepaald doel. (sportvereniging)
- Stichting: organisatie met bestuur en bepaald doel. (scholen)
Organisaties worden geleid door het management: bevat bepalen van doelstellingen, plannen,
organiseren, leiding geven en controleren.
Strategische doelstellingen: wat de organisatie op lange termijn wil bereiken (5 tot 10 jr). Het hogere
management (topmanagement) stelt de doelstellingen op. Het strategisch doel van een
onderneming kan zijn in NL marktleider worden.
Tactische doelstellingen: invulling en uitwerking van strategische doelstellingen (2 tot 5
jr). Het middenmanagement stelt deze doelstellingen op, wel in overleg met het hogere.
Van een onderneming kan het bijv. zijn het aantal vestigingen sterk uitbreiden.
Operationele doelstellingen: invulling en uitwerking van tactische doelstellingen (max 2 jr). Het lager
management stelt ze op in overleg met het middenmanagement. De planning van de afzet het
komende jaar is een voorbeeld.
Doelstellingen moeten duidelijk, acceptabel, haalbaar en niet strijdig zijn.
Het scheppen van doelmatige (de meest
Gedetailleerde uitwerking vd doelstellingen. geschikte manier) verhoudingen tussen
Over een bepaalde tijdsperiode. mensen, middelen en handelingen om
bepaald doel te bereiken.
Managers geven de leiding, ze begeleiden
de activiteiten van de verschillende Om te zien of de medewerkers hun taken zo
werknemers en afdelingen. doelmatig uitvoeren.
, 1.3 Communicatie, onderzoek en informatie
Communiceren: het uitwisselen van informatie tussen een zender en ontvanger. Intern > plaatsvindt
binnen de organisatie, extern > plaatsvindt tussen organisatie en de buitenwereld.
Informatiesysteem is het geheel van personen, hulpmiddelen en activiteiten dat gericht is op het
verzamelen, verwerken en verstrekken van gegevens om te kunnen voorzien in de
informatiebehoeften van personen. Alle activiteiten die daarbij plaatsvinden zij onderdeel van het
informatievoorzieningsproces.
Gegevens worden informatie als ze de kennis van de ontvanger vergroten. Informatie moet zijn:
- Betrouwbaar: juist en volledig
- Relevant: zoveel mogelijk aansluiten op informatiebehoeften.
- Tijdig: op het juiste moment moet de informatie er zijn.
Zoekmachines: hierbij moet je selectief omgaan met de resultaten, vanwege ouderdom en
onbekende herkomst.
Verschillende soorten informatie:
Beslissingsinformatie: informatie die we gebruiken om beslissingen te nemen.
Verantwoordingsinformatie: informatie die we gebruiken om verantwoording af te leggen.
Feedbackinformatie: informatie waarbij we de werkelijkheid vergelijken met de norm.
H2 basisrekenvaardigheden
2.1 procenten en promillages
De basis stellen we vast bij het rekenen met procenten. Het getal achter ‘’dan’’ is de basis: hoeveel
procent is 40 meer dan 25. Dat getal is gelijk aan 100%.
Promille = een duizendste deel. (als je voor 7% deelneemt in het eigen vermogen van een bv met een
eigen vermogen van €2.800.000 dan ben je mede-eigenaar voor een bedrag van 7/1000 x €2.800.000
= €19.600).
Eerstegraads vergelijking = twee uitdrukkingen met daarin één onbekende grootheid worden aan
elkaar gelijkgesteld (4x + 3 = 23 4x = 23-3 4x = 20 x = 5)
2.3 ongewogen en gewogen gemiddelde
Ongewogen rekenkundig gemiddelde berekenen we door de waarde van verschillende
waarnemingen op te tellen en te delen door het aantal waarnemingen.
Gewogen gemiddelde berekenen we door verschillende waarden van verschillende waarnemingen te
vermenigvuldigen met het gewicht en dit totaal te delen door aantal waarnemingen .
Aant. leden contributiebedrag
Myrthe heeft voor wiskunde deze cijfers
75 €145
gehaald: 5,5, 8, 5 en 7,5
60 €180
(5,5 + 8 + 5 + 7,5) : 4 = 6,5 140 €275
(75 x €145 + 60 x €180 + 140 x €275) : (75 + 60 + 140) = €218,82
, 2.4 tabellen en grafieken
Kolom = verticaal geplaatste getallen, Rij = horizontaal geplaatste getallen.
Tabel met een enkele ingang = de gegevens hebben betrekking op één kenmerk.
Tabel met dubbele ingang = de gegevens hebben betrekking op meerdere kenmerken.
Vierkants controle waarden van kolommen en rijen bij elkaar optellen daarna totaal van
kolommen en totaal van rijen bij elkaar optellen, die moeten gelijk aan elkaar zijn.
In een lijndiagram geven we de verschillende getallen met punten aan.
Als we met behulp van één lijn de ontwikkeling in de tijd van één grootheid weergeven >
enkelvoudige lijndiagram.
Als we in een lijndiagram verschillende grootheden weergeven, met elke grootheid een eigen lijn >
samengestelde lijndiagram.
Staafdiagram geeft de ontwikkeling aan van een bepaalde grootheid in de tijd aan.
enkelvoudige staafdiagram: één afhankelijke grootheid
gekoppeld staafdiagram: meerdere grootheden in verschillende staven naast elkaar.
gestapelde staafdiagram: samenstelling van een grootheid in één staaf.
2.5 indexcijfers
Een indexcijfer = een getal dat de verhouding weergeeft tussen de waarde van een grootheid in een
bepaalde periode en de waarde van die grootheid in de basisperiode (=100). = verhoudingsgetal.
Waarde van het jaar dat je wilt weten : waarde basisjaar x 100
2.6 Vreemde valuta
Vreemde valuta = valuta uit een land buiten de eurozone.
ISO-code = een code van de International Standards Organization.
Vreemde valuta kopen en verkopen we via banken. In de kolom aankoop staat de hoeveelheid
vreemde valuta die we kopen voor €1. In de kolom verkoop staat de hoeveelheid vreemde valuta die
we inleveren om €1 te ontvangen. Om dit om te wisselen moeten we soms provisie betalen aan de
bank. Provisie is een bedrag dat de bank rekent voor de dekking van haar kosten bij de aan- en
verkoop van vreemde valuta. Bij aankoop verhoogt de provisie het aankoopbedrag. Bij verkoop
verlaagt de provisie de verkoopopbrengst.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper veravdwijngaard. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.