OWG BS1 Samengevoegd
OWG: Opa van Sanne 1
1. De student kan een definitie geven van het begrip verplegen :
Het begrip verplegen houdt in het verzorgen en helpen van een persoon die zichzelf niet voldoende kan verzorgen op
lichamelijk of psychisch gebied.
Het in stand houden en herstellen van het systeem.
2. De student kan een definitie geven van het primaire verpleegproces:
Bij de uitoefening van de verpleegkunde werkt de verpleegkundige met probleemoplossende methoden. Het
methodische proces van gegevens verzamelen, analyseren, interveniëren en bijstellen van het beleid is de manier
van denken en handelen die verpleegkundigen gebruiken om zo goed
mogelijk aan het doel van verplegen te werken.
Dit proces is het verpleegproces en bestaat uit 6 fasen:
1. Anamnese
2. Diagnose
3. Planning van resultaten
4. Planning van interventies
5. Uitvoering
6. Evaluatie
3. De student kan de stappen van het primaire proces uitleggen en deze uitwerken met betrekking tot de casus:
1) Anamnese: verzamelen van informatie, oriëntatie op de situatie van de patiënt.
a. De opa van Sanne: heeft slikklachten, was erg actief, is 79 jaar,
2) Diagnose: vaststellen van de huidige gezondheidstoestand
a. Meneer Jansen is niet meer erg actief, hij ligt voornamelijk in bed en kan zichzelf niet meer zo
goed redden.
3) Planning van resultaten: bepalen van de wenselijke resultaten
a. Zorgen dat meneer Jansen weer naar huis naar zijn vrouw kan.
4) Planning van interventies: selecteren van de verpleegkundige interventie
a. Stimuleren van de zelfredzaamheid en zelfzorg. Stimuleren van de activiteit. M.b.v. logopedist
de slikproblemen verhelpen.
5) Uitvoering: uitvoeren van het zorgplan
a. Met behulp van een fysiotherapeut ergotherapeut kan meneer Jansen zijn zelfredzaamheid,
zelfzorg en activiteit vergroten. Met behulp van een logopedist kunnen slikproblemen opgelost
worden. Verpleegkunde begeleiden meneer Jansen.
6) Evaluatie: vaststellen of de beoogde resultaten zijn bereikt
a. Staat nog niet in de casus.
4. De student kan de 5 variabelen en het begrip cliëntsysteem volgens het NSM beschrijven / verwoorden.
De mens wordt door het NSM als cliëntsysteem gezien. De mens is een systeem dat in continue verbinding staat met
de omgeving. Materie, energie en informatie passeren voortdurend de grens van een systeem (input), worden door
het systeem bewerkt (throughput) om vervolgens weer uitgewisseld te worden met de omgeving (output): het is een
open systeem. Dit systeem is geschikt voor zelfstabilisatie en negentropie. Dit cliëntsysteem kan één persoon zijn,
,maar het kan ook een gezin of een hele familie zijn. Een cliëntsysteem heeft een flexibele (buitenste)
verdedigingslinie en een normale verdedigingslinie. De weerstandslijnen beschermen de basisstructuur, waarin alle
energiebronnen en overlevingsfactoren zijn opgeslagen. De theorie van een cliëntsysteem is holistisch
(allesomvattend) met zijn 5 variabelen: de fysiologische, psychologische, sociaal-culturele, ontwikkelings- en
spirituele variabelen.
De fysiologische variabele heeft betrekking op de lichaamsstructuur en het functioneren van het lichaam. De
psychologische variabele gaat over alle psychische processen. De sociaal-culturele variabele heeft betrekking op het
sociale en culturele functioneren, je gewoontes vanuit je sociale kringen en je cultuur. De ontwikkelingsvariabele
heeft te maken met het ontwikkelingsproces in en naar verschillende levensfasen. De spirituele variabele heeft
betrekking op invloeden op geestelijke waarden en normen, zoals je geloof.
Bron: Verberk, F., & Merks, A. (2016). Verpleegkunde volgens het Neuman Systems Model. Assen: Koninklijke Van
Gorcum.
5. De student kan de 5 variabelen toepassen op de zorg voor meneer Jansen:
De fysiologische variabele zien we hier terug in de val van meneer Jansen. Hij heeft hier blijkbaar toch iets aan
overgehouden, omdat hij zichzelf op het moment niet goed meer kan redden. Ook heeft hij slikklachten. Hij ligt in
het verpleeghuis het grootste deel van de dag in bed, terwijl hij eerder erg actief was.
De psychologische variabele zien we hier terug in de gevoelens van meneer Jansen en zijn familie. Zijn familie is erg
bezorgd of hij zich wel op zijn gemak gaat voelen. Ze vinden een verpleeghuis bijna mensonterend. Wat meneer
Jansen er daadwerkelijk van vindt wordt niet duidelijk uit de casus.
De sociaal-culturele variabele zien we hier terug in zijn familie. Hij woonde voor zijn opname thuis met zijn vrouw in
een huis met een grote tuin en kippen. Hij heeft tenminste één zoon, schoondochter en 3 kleinkinderen. Nu woont
hij in een verpleeghuis met andere bewoners. Zijn buurman is niet erg sociaal, hij mompelt een beetje en loopt
zonder broek rond.
De ontwikkelingsvariabele zien we hier terug in de veranderingen in zijn leven. Hij is verhuisd van een huis met een
grote tuin en kippen naar een verpleeghuis. Eerst woonde hij zelfstandig, nu heeft hij hulp nodig. Voordat hij
opgenomen werd was hij erg actief, nu ligt hij voornamelijk in bed uit het raam te kijken.
De spirituele variabele zien we hier terug in de dingen waar hij erg aan gehecht is. Hij is erg gehecht aan zijn grote
tuin en zijn kippen.
Bron: Verberk, F., & Merks, A. (2016). Verpleegkunde volgens het Neuman Systems Model. Assen: Koninklijke Van
Gorcum.
6. De student kan uitleggen wat de begrippen zelfredzaamheid, zelfzorg, zelfzorgtekort betekenen:
Zelfredzaamheid: Zelfredzaamheid houdt in dat mensen zich tijdens het dagelijks leven kunnen redden. Zij weten
zich staande te houden in sociale situaties en kunnen zichzelf goed verzorgen door te eten en zichzelf schoon te
houden. Hiertoe behoren het zelf koken, wassen, aankleden of boodschappen doen. Mensen weten wanneer iets
goed of niet goed is, maar ook wanneer ze moeten eten of drinken. Pasgeborenen en jonge kinderen kunnen niet
voor zichzelf zorgen en zijn dus niet zelfredzaam.
Zelfzorg: Zelfzorg is de mate waarin een mens in staat is voor zichzelf te zorgen. Men bezigt deze term in de
verpleegkunde. Door zelfzorg te stimuleren bij een patiënt bereikt men dat hij misschien langer in staat is voor
zichzelf te zorgen en hierdoor misschien minder psychische problemen ontwikkelt. Zelfzorg betekent goed voor jezelf
zorgen
Zelfzorgtekort: hulpbehoeftigheid in dagelijkse handelingen als aankleden en wassen.
, (Bron: https://www.hovumc.nl/wiki/Stimulatie_zelfzorg_pati%C3%ABnt)
7. De student kan een definitie van ethiek noemen:
Ethiek is de reflectie op het goed en kwaad in ons leven, ons handelen, ons denken, spreken en ons bestaan.
Bron: Ethiek voor verpleegkundigen, Bart Cusveller, Boom uitgevers 2019.
8. De student kan een situatie uit de casus benoemen waar ethiek zichtbaar is :
De eerste vorm van ethiek die ik in de casus tegenkom is het deel in het verhaal waar Sanne aangeeft dat meneer
Schouten geen broek draagt. Dit is voor Sanne iets raars omdat zij gewend is dat mensen gewoon een broek dragen.
Ze geeft aan dat ze het vervelend vindt voor haar opa dat ze hier moet blijven en dat heeft te maken met hoe Sanne
de situatie ziet. Zij gelooft dat deze situatie waarin haar opa zich bevindt niet prettig is, hoewel dat voor haar opa
heel anders kan zijn. Hij kan bijvoorbeeld helemaal geen probleem hebben met het feit dat meneer Schouten geen
broek draagt.
In hetzelfde stuk geeft ze aan dat ze vindt dat opa zich niet op zijn gemak kan voelen in een verpleeghuis. Ze geeft
zelfs aan dat het verblijven in een verpleeghuis mensonterend is. Ook dit is een ethische kwestie, want naar Sannes
mening is het absoluut niks voor haar opa om in een verpleeghuis te liggen. Dit is haar mening en haar kijk op de
situatie. Dit kan voor haar opa heel anders zijn.
De autonomie van opa: is er wel naar opa geluisterd, heeft hij wel een mening gehad in dit alles?
Bron: Ethiek voor verpleegkundigen, Bart Cusveller, Boom uitgevers 2019.
9. De student kan beschrijven en toelichten welke disciplines betrokken zijn bij primaire zorgverlening in het
verpleeghuis:
De specialist ouderengeneeskunde wordt ondersteund door verpleegkundig, en waar nodig door andere
disciplines zoals de fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist, maatschappelijk werker, psycholoog,
activiteitenbegeleider. Verpleeghuiszorg somatiek is bedoeld voor ouderen die niet meer zelfstandig thuis
kunnen wonen als gevolg van ernstige lichamelijke beperkingen.
Psychogeriatrische verpleeghuiszorg is bedoeld voor cliënten die 24 uur per dag, 7 dagen per week
bescherming, verpleging en intensieve geestelijke zorg nodig hebben. Denk bijvoorbeeld aan ouderen met
psychische problemen als dementie. De coördinatie van de (medische) zorg en behandeling is in handen van
een specialist ouderengeneeskunde en een team behandelaars (diëtisten, ergotherapeuten,
fysiotherapeuten, logopedisten, geestelijk verzorgers en psychologen). Ook de
verzorgenden/verpleegkundigen zijn specifiek opgeleid in de begeleiding van ouderen met ernstige
geestelijke problematiek.
10. De student kan beschrijven en toelichten welke disciplines bij de zorg aan meneer Jansen betrokken zijn :
Bij de ziekenhuisopnames waren er artsen en verpleegkundigen betrokken bij de zorg. Een arts heeft alle
verwondingen bekeken en een diagnose gesteld. Een verpleegkundige heeft meneer Jansen verzorgd. Daarna is er
gesproken over het verpleeghuis met meneer Jansen.
Een verpleegkundige in het verpleeghuis heeft een opnamegesprek gehad met meneer Jansen en zijn familie. In het
verpleeghuis werken verpleegkundigen, verzorgenden en helpenden die meneer Jansen verzorgen. Zorghulpen
zorgen voor de maaltijden en de schoonmaak van de kamers. Er werkt vaak ook een specialist ouderengeneeskunde
(SOG) die dient als huisarts binnen een verpleeghuis, maar nog wel contact heeft met een huisarts buiten het huis.
De verpleegkundige heeft er ook een logopedist bijgehaald voor de slikproblemen van meneer Jansen.