Samenvatting Oude Geschiedenis
Een kennismaking met de oude wereld
Deel 1: Het oude Nabije Oosten
1 – Het ontstaan van de beschavingen in Egypte en Mesopotamië
Neolithische revolutie = proces van duizenden jaren waarbij de mens juist wel op een plek ging
settelen (sedentair ipv nomadisch). Gekenmerkt door het gebruik van gepolijste stenen werktuigen.
1.1 Landbouw
Landbouw opgedeeld in regenlandbouw en irrigatielandbouw (Egypte en Mesopotamië). De
gebieden met regenlandbouw kwetsbaar, minder regenval kon zorgen voor voedseltekorten en zelfs
sociale en politieke gevolgen. Uitvindingen in de landbouw zorgden ervoor dat men langer op een
plek kon blijven wonen en zich zo met andere zaken dan voedselproductie bezig kon houden. Zo
bijvoorbeeld een ambtenarenapparaat.
1.2 Steden
Er ontstonden overal dorpen rond 7000 v Chr., sommige al met het zicht van een stad met
ommuring. De grootste steden waren aan grote rivieren waar de hoogste voedselproductie mogelijk
was, dus meer mensen. In het midden van een stad stond de tempel waar godsdienst, landbouw,
veeteelt en ambacht centraal stonden. Er was hier een soort economie waarbij ze het (spijker)schrift
gebruikten.
De sedentaire en nomadische levenswijzen liepen echter wel in elkaar over. Soms waren groepen het
semi. Soms hadden de groepen producten van elkaar nodig of waren de sedentaire groepen bang
voor plunderingen van de nomadische groepen
1.3 Geografische gesteldheid: overeenkomsten verschillen
Egypte en Mesopotamië beiden afhankelijk van rivierwater. In Egypte is de Nijl echter van betere
kwaliteit; daar zitten geen zouten in het water. Egypte veel moeilijker bereikbaar doordat de woestijn
abrupt begint. Egypte geïsoleerde ligging waardoor ze wel pas later binnendringers kregen wat
gevolgen kan hebben voor de politieke en culturele consequenties.
2 – Het derde millennium v Chr.: de vroege bronstijd
2.1 De indeling van de Egyptische geschiedenis
Wordt ingedeeld in ‘dynastieën’ en ‘rijken’. Eerste afkomstig van de Egyptische priester Manetho die
Egypte ordende in dertig dynastieën. Er is ook een moderne indeling in drie rijken, perioden waarin
Egypte grote voorspoed kende en een politieke eenheid was, afgewisseld door tussenperioden.
Hierin heersten meerdere dynastieen tegelijk over hun zelfstandige provincie.
De drie rijken zijn:
- Oude rijk (ca. 2600-2150 v. Chr.)
- Middenrijk (ca. 2000-1800 v. Chr.)
- Nieuwe rijk (ca. 1550-1100 v. Chr.)
,Daarna (late tijd) was Egypte steeds een deel van grotere rijken (ca. 750-332 v. Chr.), voor de tijd
daarna geldt hetzelfde.
2.2 Egypte: het Oude Rijk
Voor deze tijd (ca. 3000-2600) was de vroeg-dynastieke periode waarin de vereniging van Egypte
onder één koning tot stand kwam. Daarvoor verschillende lokale culturen. Ondanks de vereniging
was er onderscheid tussen Beneden- en Boven-Egypte. De koning werd koning der beide landen
genoemd en kreeg een dubbele kroon. De koningen lieten enorme graven bouwen door de
arbeiders, die hier het hele jaar door aan werkten; piramiden. De bereidheid hiervoor is terug te
leiden naar het feit dat de koningen als iets goddelijks werden gezien. De bouw van een piramide laat
het organistische vermogen van Egypte zien in deze tijd.
Het oude rijk kwam ten val doordat de provinciehoofden te machtig werden. Zij kregen grond als
salaris en dit ging, net als hun ambt, van vader op zoon. Hierdoor verloor de koning zijn ambtenaren.
Bovendien overstroomde de Nijl minder wat vermoedelijk tot honger en kunstmatige irrigatie heeft
geleid.
2.3 Mesopotamië: Sumer en Akkad
De Sumeriers en Akkadiers waren verantwoordelijk voor de Mesopotamische beschaving met
bijpassende stadskenmerken vanaf het derde millennium. De Sumeriers maakten een begin met de
wetenschap. Sommige dingen hiervan zien we in de tijd van nu nog terug. In de sumerische cultuur
was een splitsing tussen de wereldlijke leider, die de baas was over het leger, en een hogepriester,
baas over de godsdienstige zaken. Wel kwamen deze twee op zowel positieve als negatieve manier
soms door elkaar.
Akkad van de Akkadiers was rond 2300 v. Chr. het centrum van een ‘wereldrijk’. Koning Sargon was
de stichter van het rijk. De Akkadiers namen veel van de Sumeriers over, wel behielden ze hun eigen
goden en taal. Het rijk ging ten onder door lokale opstanden en vreemde invallers.
In het derde millennium bloeiden wat Sumerische steden op, Sumerische renaissance. Koningen van
dit derde dynastie van Ur maakten opnieuw een groot rijk. Ging weer ten onder door infiltratie van
vreemdelingen maar het rijk was daarvoor al verzwakt door de Amorieten. Zij waren nomaden en
werden aangetrokken door de vruchtbare rivierdalen. Waarschijnlijk was er een klimaatontwikkeling
waardoor de rest van het gebied droger was. Plaatselijke bewoners zagen hen als een plaag.
Plaatselijke gouverneurs braken de banden met Ur en richtten kleine dynastieën op.
2.4 Het einde van het derde millennium
Dit was voor de twee belangrijkste cultuurcentra, Egypte en Mesopotamië, een periode van
verwarring en stagnatie. Wel bleef de cultuur van belang voor de aankomende tijdperken.
3 – Het tweede millennium v. Chr.
3.1 De middenbronstijd
Egypte: Middenrijk en tweede tussenperiode
Thebe werd kort voor 2000 v. Chr. de nieuwe hoofdstad van het verenigde Egypte. Krachtigste
koningen. Opvolgingen gingen soepeler, omdat de koning een opvolgende zoon van hem aanwees.
Het Middenrijk was een bloeiperiode voor de cultuur, vooral de literatuur. Aan het einde van het
Middenrijk verbrokkelde het gezag van de koningen en was de eenheid weer verloren. In de
hiernavolgende periode, de tweede tussenperiode, vestigden zich buitenlandse overheersers, de
Hyksos, in de Nijldelta. Zij vestigden hier eigen dynastieën.
Mesopotamië: de Oud-Assyrische en de Oud-Babylonische tijd
In het tweede millennium ontwikkelden zich twee belangrijke steden Assyrië en Babylonië. De steden
ontstonden door de Amorieten. Een voorbeeld van infiltratie in een cultuurland door een half
,nomadische bevolkingsgroep die ter plaatse de macht krijgt. Ze beïnvloeden de cultuur hier maar
pasten zich ook aan.
Noord-Mesopotamië: de stad Assur en het rijk van Samsi-Adad l
Ca. 2000-1750 v. Chr. periode van grote bloei door handel.
Zuid-Mesopotamië: het Oud-Babylonische rijk
Na de val van de derde dynastie van Ur rond 2000 v. kwamen er weer onafhankelijke stads staten.
Belangrijkste waren Isin en Larsa, grote territoriale staten.
Babylon was een stad die een politieke grootmacht werd en een centrale rol zal blijven vervullen. De
basis van deze beschaving wordt gelegd door de Amoritische koning Hammurabi. Achttiende eeuw v.
Tijdens zijn regering had hij geheel zuidelijk Mesopotamië en het Eufraatdal tot en met Mari
veroverd. Bovendien had hij een wetboek opgesteld wat een belangrijke bron is voor de sociale
geschiedenis. Oud-Babylonische rijk heeft bestaan van 1800-1600 v. Chr. Onder het bestuur van
Hammurabis volgelingen brokkelde het rijk af. Daarna werd het rijk geplunderd en namen de
spijkerschriftbronnen af, dus niet bekend wat er precies gebeurde. Kassieten namen het rijk later
waarschijnlijk over, zij pasten zich aan, aan de lokale cultuur hier.
3.2 De late bronstijd
Dit is van ca. 1600-1200. Er bestonden enkele grote mogendheden die elkaar soort van in evenwicht
hielden. Ook bloeitijd van Minoische en Myceence beschavingen in Kreta en Griekenland. Macht van
de staten berustte zich op de uitvinding van de strijdwagen. Werd door paarden getrokken en had
een elitische bedoeling. Bovenlaag die hierop reed, kregen grond in ruil voor hun diensten.
Mogendheden konden zo hun macht behouden, omdat ze mobiel waren.
Egypte: het Nieuwe Rijk
1550-1100. Weer een Thebaanse vorst die een eenheid maakte en hij jaagde de Hyksos weg. De
achttiende dynastie (1550-1300) roemruchtigste. Koningen, nu farao’s, stichten imperium. Zo
verspreidde de Egyptische cultuur meer.
Meest uitzonderlijk farao was Achnaton (1350) die het Egyptische polytheïsme in een monotheïsme
probeerde om te zetten, met als god de zonnegod Aton. De Egyptische kunst veranderde hierdoor
ook. De strenge regels in de vormgeving verdwenen, in figuren meer persoonlijkheid en taferelen
werden ongedwongener. Achnaton verwaarloosde zijn administratie en bepaalde stadstaten in zijn
gebied gingen steeds meer hun eigen gang. Zijn opvolger, Tut-anch-amon, keerde weer terug naar de
oude Egyptische tradities.
In de dertiende eeuw heeft Egypte zich nog eenmaal hersteld onder leiding van Ramses ll, een van de
grootste bouwers.
Babylonië en Assyrië
De Kassieten waren hier ruim vier eeuwen aan de macht (rond 1600). Er was een sterke religieuze en
artistieke continuïteit in Z-Mesopotamië. Bab. en Ass. hielden het gebied min of meer in evenwicht.
Het Hethische rijk
In Klein-Azië van oudsher volken die al zeer lang een stedelijke beschaving kennen. Rond 1700 v.
werd het Oud-Hethitische rijk gesticht die ook een geschiedenis kent van veel veroveringen. Het rijk
stond onder sterke invloed van de Mesopotamische beschaving.
Kreta en Mycene
Cultuur van Kreta aangeduid met Minoische en die van Griekenland met Myceense of Helladische.
Belangrijkste stad Kreta was Knossos. Bloei Kreta door handel en misschien rooftochten. In
Griekenland vanaf ongeveer 3000 v. zelfde soort beschaving als Kreta. Na 1600 begon een opvallende
bloeiperiode van enkele stedelijke centra waaronder Mycene. De beschaving werd militaristischer;
ommuringen en paleisfort.
Internationale betrekkingen
Goed ingelicht hierover in deze tijd door het archief in Achet-aton (= El-Amarna) in Egypte. Hier
brieven van koningen van grote mogendheden aan Egypte en andere stadstaten. Babylonisch in deze
tijd de wereldtaal. Tweede bron zijn de Hethitische verdragen. Verdragen op voet van ongelijkheid
, (tussen de koning en vazalvorsten) en van gelijkheid (koningen van grote mogendheden). Derde bron
schilderingen van de koningen en hun dappere daden.
Diplomatieke verkeer; vriendschappelijke en goede betrekkingen (politieke huwelijken en vrees voor
gezamenlijke vijanden).
Farao Ramses ll van de negentiende dynastie veroverde veel gebied, maar werd door de Hethieten
tegengehouden bij de slag bij Kades (1274). Resulteerde in een verdrag (1259) tussen Ramses ll en
Hattusilis lll. Vrede tot val Hethitische rijk rond 1200.
4 – Het eerste millennium
4.1 De vroege ijzertijd
1200-750 v. Chr.
Omstreeks 1200 v. Chr. gingen veel belangrijke staten van de hiervoor genoemde tijd ten onder, het
waren er veel tegelijk wat waarschijnlijk kwam door het opdringen van rondtrekkende volken. Ook
waren er de Zeevolken, een bedreiging vanaf de zee. Dit kwam waarschijnlijk door een droger
klimaat waarbij zij zochten naar vruchtbare plaatsen. 1200 ijzer veel meer gebruik; ijzertijd.
Egypte: derde tussenperiode
1100-715 v. Chr.
Egypte veel gebieden kwijtgeraakt en er heersten hier en daar dynastieen van Libische farao’s. In de
late tijd (715-332) werd Egypte vaak overheerst door buitenlandse mogendheden.
Syrië en Feniciërs
Kleine staten profiteerden van de afzwakking van grote mogendheden. Technologische
vernieuwingen en een veranderde politieke situatie versterkten hun rol als handelscentra. De
Feniciërs waren een doorgeefluik voor het Middellandse Zeegebied en gingen het gebied ook
verkennen. Ze zetten zo handelsnederzettingen op de kusten die uitgroeiden tot zelfstandige
onafhankelijke steden. Ze hadden ook een toegankelijker schrift.
Israël
Rijk gevarieerde literatuur dus veel kennis over hen. Basis joodse en christelijke geloof. In de teksten
staat over dat het volk Israël allen zijn eigen god JHWH mag vereren, volgens zijn wetten en normen
moet leven en geen andere goden mogen nalopen. In de oude geschiedenis van Israël wordt ook
David genoemd die Jeruzalem voor de Israëlieten veroverde en tot hoofdstad maakte (ca. 1000 v.
Chr.).
Israël en Juda vanaf ca. 1000 v. Chr.
Davids zoon Salomo liet in Jeruzalem een tempel bouwen voor god van Israël. Na zijn dood viel het
rijk uiteen in twee delen. Zuiden was qua kosten het enige wat Salomo kon onderhouden, dit werd
het koninkrijk Juda met als hoofdstad Jeruzalem. In het noorden ontstond een apart rijk, Israël.
4.2 De Voor-Aziatische grote rijken
750-651 v. Chr. verschillende grote Voor-Aziatische rijken als Nieuw-Assyrische, Nieuw-Babylonische
en Perzische. Daarna uiteen in verschillende hellenistische rijken.
Het Nieuw-Assyrische rijk
Na 1200 redelijk staande gehouden. Koningschap gecontinueerd en militaire vernieuwingen
waardoor leger rooftochten naar verdere streken. Nog niet in staat om grote gebieden te
controleren. Berucht om deportatiepolitiek, opstandigheid bestraft met deportatie groot deel
bevolking. Vooral veel door Tiglath-Pileser lll. Door gedeporteerden Assyrische taal verloren,
Aramees makkelijker alfabet wel.
TP lll werd ook nieuwe Babylonische koning en nam deel aan de cultuur.
In grootste uitbreiding van het Assyrische rijk was ook Egypte onderdeel. Toen ze dit verloren, luidde
de ondergang voor Assyrië. Ze verloren de greep op de vazallen en de stabiliteit van het rijk werkte
ook niet meer. Er ontstonden twee rijken: Medische rijk en Nieuw-Babylonische rijk.
Het Nieuw-Babylonische rijk
Vaak Chaldese rijk genoemd. Eigenlijke grondvester van het rijk was Nebukadnessar ll.