Leeswijzer College 1
Schellekens, A., Luijten M., Dijkstra, B.A.G., van de Graaf, R.C., van der Meer, M., Vink, J.M.
Verslaving aan tabak is een echte verslaving. Tijdschrift Verslaving & Herstel jrg. 1., nr. 2.
De volgende vragen moet je kunnen beantwoorden na het lezen van het artikel van Schellekens et al.
1. Hoeveel procent van de totale ziektelast in Nederland kan toegeschreven worden aan roken?
13%
En hoeveel procent van de sterfte in Nederland kan toegeschreven worden aan roken?
21%
2. Wat zijn kenmerken van een (tabaks)verslaving?
Tabel 1.
Belangrijkste criterium: hunkering, zucht of trek naar gebruik van tabak.
3. Hoe groot is de rol van erfelijke aanleg bij nicotineverslaving?
75%
4. Hoe verschillen de automatische processen in de hersenen van rokers van die van niet-
rokers?
Automatisch gedrag -> Emotionele reactie; zien van triggers die met de verslaving te maken
hebben
Rokers zijn minder goed in het controleren en onderdrukken van automatisch gedrag.
Daarnaast hebben zij een sterke automatische reactie in het beloningssysteem wanneer zij
‘triggers’ waarnemen die te maken hebben met roken.
5. Welke effectieve behandelingen zijn er beschikbaar voor tabaksverslaving?
Combinatie van gedragsmatige ondersteuning en farmacotherapie.
Meeste evidentie gedragsmatige ondersteuning: counseling en financiële beloning
Farmacologische behandeling: nicotinevervangende middelen, varenicline, bupropion en
nortryptiline
6. Wat is de hoofdboodschap van dit artikel?
Benadrukken van de overeenkomsten tussen tabaksverslaving en alle andere verslavingen.
,Leeswijzer College 2
Jacqueline M. Vink (2016) Zit middelengebruik en verslavingsgedrag in de familie? Over erfelijkheid
en de zoektocht naar genen. Verslaving 12:243–255.
De volgende vragen moet je kunnen beantwoorden na het lezen van het artikel van Vink:
1. Welke 3 componenten kunnen onderscheiden worden met behulp van tweelingonderzoek?
- Gezinsomgeving
- Erfelijke aanleg
- Unieke omgevingsfactoren
o Opleiding, hobby’s, vrienden, werk en allerlei andere dingen die gezinsleden niet
met elkaar delen.
2. Welke van deze componenten is het belangrijkste voor beginnen met roken?
- Gezinsomgeving en erfelijke aanleg
En welke is het belangrijkste bij nicotine verslaving?
- Erfelijke aanleg (75-80%)
3. Is dit patroon (van vraag 2) hetzelfde voor alcohol gebruik? Licht toe.
- Vergelijkbaar, maar meer gezinsomgeving bij adolescenten. Bij volwassen komt de
erfelijke aanleg meer tot uiting.
4. Speelt erfelijke aanleg een rol bij verschillen in koffie consumptie en suiker consumptie (via
drankjes)?
- Ja, bij overmatig gebruik wordt 50% bepaald door erfelijke aanleg.
5. Wat is een ‘genoomwijde associatie studie’ (in het Engels: genome wide association study,
afgekort GWA)?
- Per persoon worden dan honderdduizenden genetische varianties gemeten die verspreid
liggen over het hele genoom. Vervolgens wordt voor elke genetische variant bekeken of
deze variant vaker voorkomt bij bijvoorbeeld rokers dan bij niet-rokers. Als er een
significante associatie wordt gevonden, dan kan bekeken worden of deze genetische
variant in of vlakbij een relevant gen ligt.
6. Varianten in welk gen hangen sterk samen met het aantal sigaretten per dag dat iemand
rookt?
- CHRNA3-gen
7. Is er 1 rook gen of 1 alcoholgen? Of zullen er heel veel genen een rol spelen bij verslavend
gedrag? Licht toe.
- Het is duidelijk dat bij complex gedrag (zoals middelengebruik en verslaving) honderden
tot duizenden genen een rol spelen, die individueel slechts een kleine bijdrage leveren.
8. Wat is een gen-omgevings interactie?
- In een omgeving met veel regels gaat iemand met een grote genetische gevoeligheid
voor verslaving toch minder snel gebruiken, dan in een omgeving waar de middelen en
mogelijkheden beschikbaar zijn.
Marieke Hiemstra, Rebecca N.H. de Leeuw, Rutger C.M.E. Engels, Roy Otten (2017) What parents can
do to keep their children from smoking: A systematic review on smoking-specific parenting
strategies and smoking onset. Addictive Behaviors 70: 107–128
De volgende vragen moet je kunnen beantwoorden na het lezen van het artikel van Hiemstra et al.:
1. Wat was het doel van dit artikel?
- Systematische overview geven van longitudinale studies over verschillende rook-
specifieke oudergewoontes.
2. Hoeveel studies zijn er geïncludeerd?
- 42
, 3. Hireonder staan de strategieën van ouders m.b.t. rookgedrag van hun kind die onderzocht
zijn (engelse termen). Wat wordt er precies met deze termen bedoeld? Hoeveel studies
hebben deze actie onderzocht en had deze actie een significant effect, gemengde resultaten
(zowel positief als niet significant) of was de actie niet significant? Geef een korte toelichting
(algemene conclusie en/of beperkingen en kanttekeningen).
Wat wordt hiermee Hoeveel Uitkomst? Toelichting
bedoeld? studies? (of
datasets?)
Smoking-specific Expliciete manieren 1 Effect, maar
parenting waarop ouders hun allen voor
kinderen proberen kinderen met
niet te laten roken niet-rokende
ouders en
kinderen die
maar 1 ouder
hebben die
rookt.
Perceived Hoe ouders zich 8 Preventief,
parental norms voelen over maar ook niet
rookgedrag van de significante
kinderen effecten
Perceived In hoeverre 1 Geen effect
parental adolescenten denken gevonden, maar
influence dat hun ouders meer onderzoek
invloed hebben op nodig.
hun rookgedrag
Smoking-specific In hoeverre weten 2 Effect gevonden
monitoring ouders dat hun kind dat het helpt,
rookt of wil roken maar meer
onderzoek
nodig
Availability of Zijn sigaretten 9 Effectief in meer
cigarettes at makkelijk dan de helft van
home beschikbaar in huis de studies
Household Of je binnenhuis mag 13 Complete ban
smoking rules roken. helpt
Partial ban:
“met feestjes
mag wel, of
bepaalde
plekken of
mensen helpt
niet
Non-smoking Afspraak om niet te 2 Niet effectief
agreement gaan roken; dan
krijgen ze een
cadeau
Smoking specific Gesprekken met kind 15 2 studies
conversations waarom je niet moet preventief
roken