Samenvatting organisatiekunde
Toets 1 november
Samenvatting Organisatiekunde Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Wat is een organisatie?
Alle organisaties hebben doelstellingen, mensen en middelen. Ze worden ook wel
doelgerichte
samenwerkingsverbanden genoemd. Er zijn 2 soorten organisaties:
- Bedrijven: ondernemingen die gericht zijn op het verkopen van producten en/of
diensten
- Pro torganisaties: gericht op het maken van winst (Philips, Douwe Egberts)
- Non-pro torganisaties: eventuele winst mag niet uitgekeerd aan de
aandeelhouders/eigenaren (ziekenhuis, ministerie,
scholen)
- Overige organisaties: zijn niet afhankelijk van klanten, maar richten zich primair op hun
leden (kerken, voetbalverenigingen)
Organisaties kunnen ook ingedeeld worden op hun rechtsvormen.
- Organisaties mét rechtspersoonlijkheid: nv, bv, vereniging, coöperatie, stichting
- Besloten vennootschap (bv): aandelen staan op naam genoteerd en kunnen niet
(zomaar) verhandeld worden.
- Naamloze vennootschap (nv): aandelen staan niet op naam genoteerd en kunnen
vrij verhandeld worden. Hierdoor kan er meer kapitaal aangetrokken worden voor
bijvoorbeeld grote investeringen.
- Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid: eenmanszaak, vof, commanditaire
vennootschap
fi fi
,1.3 Het economisch kringloopmodel
Mensen (kennis en ervaring) en middelen (machines, grondsto en, energie) zijn de
inputfactoren en worden omgezet (getransformeerd) in producten en diensten
(outputfactoren) voor de afnemers.
Het management heeft de taak om de inputfactoren te sturen om de e ectiviteit van de
organisatie te vergroten. Door deze factoren in te zetten en met elkaar te combineren
kunnen met de output de doelstellingen zo goed mogelijk worden bereikt. Hieronder een
schema over de term organisatie-evenwicht van Keuning.
1.4 Het managementproces
De leiding heeft als taak de mensen en de middelen zodanig in te zetten en te sturen in
het transformatieproces dat de doelstellingen optimaal gerealiseerd worden. De general
management theorie van Fayol deelt de managementaak in tot 3 functies:
- Beleidsvorming (analyseren, doelstellingen, en plannen maken)
- Structurering (een organisatiestructuur ontwerpen)
- Uitvoering (doen uitvoeren, beheersen en bijsturen
ff ff
, 1.4.1 Beleidsvorming
Beleidsvorming vindt plaats op verschillende managementniveaus van de organisatie.
Waarbij aan gedacht moet worden dat de organisatie onderdeel is van een externe
omgeving met kansen en bedreigingen. De organisatie zal hierop moeten anticiperen
en hierop reageren door te plannen. Een interne sterke en zwakte analyse laat zien hoe
de organisatie ervoor staat wat betreft haar nanciële positie, het aantal merken, de staat
van haar machines, haar positie bij de detailhandel, het aantal octrooien enz. Het gaat
voornamelijk over constituerende beslissingen. Constitueren = het scheppen van een
kader waarbinnen de daadwerkelijke uitvoering kan plaatsvinden. Het gaat daarbij om
doelstellingen en strategieën vaststellen en om voorwaarden en omstandigheden te
scheppen om de doelstellingen waar te kunnen maken.
1.4.2 Structurering
Structurering gaat om de verdeling van functies, de toekenning van bevoegdheden en
verantwoordelijkheden en de vaststelling van de communicatiestructuur.
1.4.3 Uitvoering
Hierbij gaat het om het uitvoeren, beheersen en bijsturen van de processen in de
organisatie.
Interne afstemming: het op gang brengen en sturen van de dagelijkse actie.
Dirigeren: het geven van opdrachten voor uit te voeren handelingen. Daarbij hoort ook
het controleren en zo nodig bijsturen.
Er moeten ook beleidsbeslissingen genomen worden op het niveau van de functionele
deelgebieden van een onderneming namelijk marketing, inkoop, productie, nanciën en
personeel.
1.5 Doelstellingen
Een ondernemer heeft bepaalde resultaten voor ogen (doelstellingen) en zal ook
nadenken over de
wijze waarop hij deze doelstellingen wil bereiken (strategie). Doelstellingen zijn belangrijk
voor organisa es: ze binden de mensen die aan de organisatie deelnemen. Verschil
tussen doel en doelstelling:
- Doel = vrij breed genomen
- Doelstelling = een SMART geformuleerde concrete doelstelling.
SMART:
- Speci ek: duidelijk en concreet
- Meetbaar: aantal/prijs/tijd
- Acceptabel: meerwaarde en draagvlak
- Realistisch: haalbaal en uitvoerbaar
- Tijdsgebonden: vastgesteld termijn
fi ti fi fi