Samenvatting Sociale wetenschappen blok 2.2
Van leertheorie naar onderwijspraktijk: H1 (1.2 niet, 1.2.3 wel), H2(43-69), H3
Hoofdstuk 1 – Leren: een complex en onzichtbaar proces
Overal waar de mens in contact treedt met zijn omgeving bestaat de mogelijkheid om
te leren.
Nederlanders zijn hun hele leven gemiddeld twee uur en drie kwartier per dag aan
het leren.
Leren op school is doelgericht, didactisch gestructureerd en heeft een ingerichte
leeromgeving.
Formeel leren: georganiseerd, leerdoelen, didactische ondersteuning, officieel
erkend diploma of certificaat. schools leren, gericht op kwalificatie
Informeel leren: doelgericht, georganiseerd, altijd en overal plaatsvinden. Treedt
spontaan op als bijproduct van niet op leren gerichte activiteiten. Leidt niet tot een
officieel diploma. buitenschools leren , toevallig
Non-formeel leren: doelgericht, georganiseerd, geen diploma o.i.d. cursus, training
Roekeloos gedrag ontstaat doordat de toekomst vaak ver weg is en de gedachte aan
beloning maakt de emotiekernen in de hersenen overactief.
Neuromythes: misvattingen wat betreft de rol die het menselijke brein speelt bij het
leerproces.
Black box: leerproces speelt zich onzichtbaar af in het hoofd
Uit de leerresultaten, gedragsveranderingen is waar te nemen dat er sprake is
geweest van leren. Leren berust op een aanname
Door MRI-scans wordt de black box voor een klein stukje een transparante box
Hypothetisch proces; leren is iets waartoe men concludeert op grond van
gedragingen die men constateert
Behaviorisme – overdrachtsmodel: actieve leraar, passieve leerlingen
Constructivisme: men ziet leren als een sociaal proces, waarin de lerende betekenis
geeft aan informatie en persoonlijke en of collectieve ervaringen
- Leren is een interactief proces
- Leren is een proces van kennisconstructie en betekenisverlening
- Leren bouwt voort op al aanwezige kennis
- Leren is situatie of context gebonden
Behaviorisme: productgericht Constructivisme: procesgericht
Leerconcepties: persoonlijke invulling van het leren
- Beperkte leerconceptie: ongericht leren
o Baadt bij veel sturing
o Hebben positieve houding tegenover school
, - Functioneel leren: resultaatgericht leren
o Baadt bij externe sturing
o Samenwerken met anderen
o Geen voorkeur voor leerstrategie
- Ontwikkelingsgericht leren: combinatie van beperkt en functioneel
o leermotivatie hangt af van de taak
o liefst individueel uitvoeren
o zelfsturing
Epistemologische opvatting: de wijze waarop kinderen aankijken tegen de aard van
kennis en de totstandkoming ervan.
Leerconcepties van vermunt – opvatting van leren, geen leerstijl
1. Opnameconceptie: leren is sterk gericht op het memoriseren en het
reproduceren van de informatie.
2. Constructieconceptie: leren is op actieve wijze relaties aanbrengen tussen
nieuwe informatie en bestaande informatie
3. Toepassingsconceptie: leren is het kunnen toepassen of gebruiken van kennis
en vaardigheden
4. Stimuleringsconceptie: leerlingen met deze opvatting moeten aan het werk
gezet worden of geprikkeld worden om te leren
5. Samenwerkingsconceptie: hechten veel steun aan het samenwerken met
anderen
Leren kent altijd een inhoud leerinhoud (informatie, vaardigheden, houdingen,
competenties, gevoelens, ervaringen en bewegingen)
Het leren speelt zich af in een bepaalde leeromgeving, situatie of context
Leren veronderstelt altijd een activiteit van de lerende zelf
Het resultaat van de leeractiviteit draagt een min of meer blijvend karakter en is op
een later moment herhaalbaar of reproduceerbaar
Leren is niet alleen voorbehouden aan mensen
Hoofdstuk 2: Leersoorten en leerstijlen
Leerstofindeling van het onderwijs: kennis, inzicht, vaardigheden en
houdingen/attituden
Declaratieve kennis: kennis van droge kennis kennis van verschijnselen,
begrippen, termen, regels, principes, wetten, theorieën etc. (Knowing what and why)
Procedurele kennis: stappenplannen, algoritmes mentale handelingen of
cognitieve vaardigheden die volgens bepaalde regels moeten worden verricht.
algoritmes, tactieken en strategieën. (Knowing how) veel in als… dan-regels
Situationele kennis: kennis is direct verbonden met een situatie of context, waarin
bepaalde declaratieve of procedurele kennis wordt toegepast. Situationele kennis =
gebruikskennis (Tacit knowledge)