100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting hoorcollegeaantekeningen Fiscaal ondernemingsrecht voor niet-fiscalisten €4,49
In winkelwagen

College aantekeningen

Samenvatting hoorcollegeaantekeningen Fiscaal ondernemingsrecht voor niet-fiscalisten

 7 keer bekeken  1 keer verkocht

Samenvatting van de hoorcollegeaantekeningen van het vak Fiscaal ondernemingsrecht voor niet-fiscalisten. Ook zijn er belangrijke punten aangegeven die op veel tentamens terug komen.

Voorbeeld 4 van de 48  pagina's

  • 28 oktober 2021
  • 48
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • Halm a
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (3)
avatar-seller
marritvanaalzum
Samenvatting
Fiscaal ondernemingsrecht voor niet-fiscalisten:

Inhoudsopgave
1a: Onderneming + ondernemer:...........................................................................................................2
1b: CV + TBS + Totale winst + GKG:.........................................................................................................4
2a: Staking:.............................................................................................................................................9
2b: Vennootschap onder firma/inbreng in BV:.....................................................................................14
3a: VPB:................................................................................................................................................17
3b: VPB:................................................................................................................................................21
4a: VPB:................................................................................................................................................24
4b: Deelnemingsvrijstelling:.................................................................................................................28
5a: Fiscale eenheid:..............................................................................................................................33
5b: Aanmerkelijk belang:......................................................................................................................35
6a: Herstructurering + bedrijfsopvolging:.............................................................................................40
6b: Herstructurering en bedrijfsopvolging............................................................................................42
7a: Bedrijfsopvolging:...........................................................................................................................44




1

,1a: Onderneming + ondernemer:
Belangrijke belastingen bij dit vak:
 Inkomstenbelasting
 Vennootschapsbelasting

De inkomstenbelasting kent een boxensysteem:
 Box 1: winst uit onderneming + overige werkzaamheden
 Box 2: aanmerkelijk belang
 Box 3: sparen en beleggen

Box 1: Winst uit onderneming:
Het ondernemerschap levert veel voordelen op zoals aparte aftrekposten voor ondernemers. Art. 3.4 IB
bepaalt wanneer je ondernemer bent. Het belangrijkste begrip in deze bepaling is het begrip ‘onderneming’.
Onderneming = duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het economische verkeer met
oogmerk om winst te behalen. Er is dus sprake van een onderneming als er voldaan is aan de volgende
vereisten:
 Duurzame organisatie
 Van kapitaal en arbeid
 Die deelneemt aan het economische verkeer
 Met het oogmerk om winst te behalen
 in tegenstelling tot de omzetbelasting geldt er bij de inkomstenbelasting wel een winstoogmerk.
Voorbeeld: naast een tuindersbedrijf staat een windmolen. De Tuinder heeft deze windmolen voor € 500.000 gekocht. De
tuinder heeft een contract gesloten met een energiemaatschappij. De tuinder verkoopt de opgewekte energie aan de
energiemaatschappij. De tuinder zorgt ook zelf voor het onderhoud van de windmolen. De Hoge Raad heeft hier bepaald dat
er sprake is van een onderneming omdat er aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 Winst uit onderneming  er is sprake van een onderneming
 Kapitaal  er is sprake van een aanzienlijke investering
 Arbeid  er is een contract getekend
 Risico  de tuinder loopt risico want als bijvoorbeeld de windmolen wordt geraakt door blikseminslag dan komt dit
voor risico van de tuinder
Stel je voor dat in bovenstaand voorbeeld de energie niet wordt verkocht aan de energiemaatschappij maar de
windmolen wordt verhuurd aan de energiemaatschappij dan is er sprake van verhuur. Bij pure verhuur ben je
geen ondernemer voor de inkomstenbelasting. Bij verhuur is er sprake van een box 3 investering.

Om ondernemer te zijn moet je deelnemen aan het economische verkeer. Dit houdt in dat je met derden moet
gaan handelen. Je bent dus geen ondernemer als je alleen handelt in je persoonlijke sfeer (vrienden en familie).
Ook moet er sprake zijn van een winstoogmerk. Dit houdt in dat je het oogmerk hebt om winst te behalen en
dat dit redelijkerwijs ook te behalen moet zijn.

De volgende twee criteria in art. 3.4 IB zijn ook erg belangrijk:
 Voor rekening van: als ondernemer moet je een onderneming drijven die voor jouw rekening wordt
gedreven. Ondernemerschap is namelijk risico dragen.
 Verbonden: je moet rechtstreeks worden gebonden aan verbintenissen betreffende de onderneming. Dit
wordt ook wel het verbintenissencriterium genoemd. Het verbintenissencriterium wordt hieronder verder
uitgelegd.

Verbintenissencriterium:
Het verbintenissencriterium is ingevoerd omdat de wetgever wilde afrekenen met papieren ondernemers in de
contractuele vennootschapssfeer. Ook wel man/vrouw firma’s genoemd.
Voorbeeld: A en B gaan trouwen in gemeenschap van goederen. A heeft een eigen onderneming. B gaat vervolgens
werkzaamheden verrichten voor de onderneming (bijvoorbeeld administratie of boekhouding).
Door deze constructie konden echtgenoten gebruik maken van grote belastingvrijstellingen omdat zij beide als
ondernemer werden aangemerkt. Een ander voordeel dat zij hadden was het tariefvoordeel. Om deze reden is
het verbintenissencriterium ingevoerd. De bedoeling van het verbintenissencriterium was om het
ondernemerschap te zuiveren. Omdat dit niet helemaal lukte is naast het verbintenissencriterium ook nog het
uren-criterium geïntroduceerd.



2

,Het verbintenissencriterium houdt in dat je rechtstreeks aansprakelijk moet zijn voor de
ondernemingsschulden. Dit verschilt per ondernemingsvorm:
 Eenmanszaak: de eigenaar van een eenmanszaak is verbonden aan alle verbintenissen betreffende de
onderneming.
 Stille maatschap: een maatschap is in beginsel gereserveerd voor de zelfstandige beroepen. Hierbij spelen
persoonlijke kwaliteiten een belangrijke rol. Denk bijvoorbeeld aan een tandarts. Vaak zie je dat een
tandarts en zijn assistent samen een maatschap aangaan. Maar omdat die assistent niet rechtstreeks
wordt verbonden aan verbintenissen betreffende de onderneming wordt de assistent niet als ondernemer
aangemerkt. Alleen de tandarts is in dit geval ondernemer voor de IB.
 Nijvere maten: hierbij moet je denken aan visserij en landbouw.
Voorbeeld: de kapitein van een vissersschip vaart uit met zijn bemanning met wie hij een maatschapscontract heeft
afgesloten waaruit blijkt dat ze de opbrengsten – kosten gaan delen. De bemanningsleden dachten hierdoor allemaal
ondernemer te zijn. Het probleem was echter dat het contract onderling was gemaakt en dat alleen de kapitein
verbonden was aan verbintenissen betreffende de onderneming. Omdat de bemanning zelf wel vond dat zij
ondernemer zijn kwam deze kwestie terecht bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft toen geoordeeld dat de
bemanningsleden op geen enkele manier verbonden zijn aan verbintenissen betreffende de onderneming. Want de
toeleveringsmaatschappijen hadden een contract met alleen de kapitein. Tevens was er ook geen sprake van een
openbare maatschap. De Hoge Raad oordeelde daarom dat de bemanningsleden geen ondernemer zijn voor de IB.
 Zelfstandig uitgeoefend beroep: art. 3.5 IB bepaalt dat als je een zelfstandig beroep uitoefent dat je dan
ook ondernemer bent voor de IB.
Voorbeeld: er was een vrouw die werkte als prostituee. Zij werkte in een huis waarvoor de juridisch context was:
stichting + maatschap. Er ontstond discussie over of deze vrouw voldeed aan het verbintenissencriterium. De
belastingadviseur en de Hoge Raad hebben hierover gezegd dat als je naar een prostituee gaat dan sluit je een
overeenkomst met de maatschap en niet met de prostituee zelf. Hierdoor is de prostituee geen ondernemer voor de LB.
Maar via art. 3.5 IB kan deze vrouw toch wel als ondernemer worden aangemerkt omdat zij een zelfstandig beroep uit
oefent.
Als je een zelfstandig beroep uitoefent dan ben je ondernemer volgens art. 3.5 IB. je hoeft dan niet meer te
toetsen aan het verbintenissencriterium.
 VOF = Vennootschap onder Firma: als je vennoot bent in een VOF dan ben je dankzij de hoofdelijke
aansprakelijkheid ondernemer volgens de IB.
Voorbeeld: moeder heeft een winkel in technische artikelen en gaat samen met haar zoon een VOF aan. Haar zoon doet
de administratie en verricht schoonmaakwerkzaamheden. In beginsel zou je zeggen dat de zoon niet verbonden is en
dat hij dus geen ondernemer is volgens de IB. maar als je kijkt naar de aansprakelijkheid bij een VOF dan zie je dat
iedere vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor alle ondernemingschulden. Door deze hoofdelijke aansprakelijkheid
wordt de zoon toch als ondernemer aangemerkt voor de IB.
 CV = commanditaire vennoot: een commanditaire vennoot wordt ook wel geldschieter genoemd. Hij
brengt namelijk alleen maar geld in en verricht verder geen enkele handeling. Een commanditaire vennoot
is enkel aansprakelijk tot het bedrag van de inbreng. Dit betekent dat je als commanditaire vennoot geen
ondernemer bent voor de IB. tenzij je het beheersverbod overtreedt. Want als je het beheersverbod
overtreedt dan ben je wel hoofdelijk aansprakelijk en dan word je wel aangemerkt als ondernemer voor de
IB.
Voorbeeld: er was een campinghouder die de juridische structuur van een CV opzette met daarbij als beherend vennoot
een BV. Hij was zelf directeur grootaandeelhouder van de BV. Vervolgens overtrad hij zelf het beheersverbod. Hij deed
dit zowel bij de belastingdienst als bij de bank. Bij beide had hij zichzelf gepresenteerd alsof hij beherend vennoot was.
Dat betekent dat hij hoofdelijk aansprakelijk is. je werd dan in beginsel ook aangemerkt als ondernemer voor de IB.
De rechter heeft hier over geoordeeld dat je pas als ondernemer kan worden aangemerkt op het
moment waarop het overtreden van het beheersverbod ook echt tot aansprakelijkheid leidt.
Zie ook het Katterug-arrest

Uren-criterium:
Omdat sommigen er toch in slagen het ondernemerschap te verwerven terwijl ze geen echte ondernemer zijn,
is het uren-criterium ingevoerd.
Voorbeeld: er is sprake van een VOF. Vader is slager en is deze VOF samen met zijn dochter aangegaan. De dochter verricht
alleen de administratieve werkzaamheden. Als vennoot in een VOF ben je hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat vader en
dochter in beginsel beide ondernemer voor de IB zijn. Omdat dochter alleen administratieve werkzaamheden verricht vond
de wetgever het niet eerlijk dat zij toch als ondernemer wordt aangemerkt. Om deze reden is het uren-criterium
geïntroduceerd.
Het uren-criterium staat in art. 3.6 IB en bepaalt dat je ondernemer moet zijn en dat je moet voldoen aan het
uren-criterium. Dit betekent dat je minstens 1225 uren mee moet werken in de onderneming. Als je zoveel
uren meewerkt in de vennootschap dan zit er nog wel een addertje onder het gras in art. 3.6 lid 2 IB.

3

, 1b: CV + TBS + Totale winst + GKG:
Commanditaire vennoot:
Onder de wet IB 1964 gold dat een commanditaire vennoot ook ondernemer was. Hierdoor genoot hij allerlei
faciliteiten. Bij de invoering van de nieuwe wet IB in 2001 is er in art. 3.3 lid 1 sub a IB bepaald dat een
commanditaire vennoot medegerechtigde is. hierdoor is de commanditaire vennoot geen ondernemer meer
voor dei IB.

Totaal winstbegrip:
Het totaal winstbegrip staat in art. 3.8 IB. dit artikel bepaalt dat de totale winst de winst is die de onderneming
gedurende haar hele bestaan behaalt. Alle winst die van het begin tot het einde wordt behaald valt onder de
totale winst.

Jaarwinst:
Jaarwinst = goed koopmansgebruik. Dit begrip is in art. 3.25 IB te vinden en gaat over de vraag op welk tijdstip
de winst belast is. art. 3.25 IB is een bepaling die een enorme hoeveelheid begrippen herbergt zoals
vermogensetikettering, onttrekking, inbreng etc.

Onttrekkingen en inbreng:
Onttrekkingen en inbreng gaat over het verkeer en de bewegingen tussen enerzijds het
ondernemingsvermogen en anderzijds het privévermogen. Bepaalde vermogensbestanddelen kunnen namelijk
van het ene naar het andere vermogen gaan. Als dat gebeurt dan heeft dit fiscale gevolgen. Want als iets van
het ondernemingsvermogen naar het privévermogen gaat dan is er sprake van een onttrekking. Deze
onttrekking moet vervolgens worden afgerekend tegen de waarde in het economische verkeer.
 Voorbeeld onttrekking: een ondernemer heeft voor zijn bedrijf een bestelauto. Als hij een nieuwe koopt geeft hij de
oude aan zijn zoon. Dit is een onttrekking en je moet dan afrekenen over de waarde in het economische verkeer.
 Voorbeeld inbreng: tante Aaltje komt te
 . Neefje Bert erft haar villa en auto. Deze vermogensbestanddelen wil hij gaan gebruiken voor zijn onderneming. De
vermogensbestanddelen gaan dus van zijn privévermogen naar zijn ondernemingsvermogen. Ook dit moet tegen de
waarde in het economische verkeer.

Kostenarresten:
In de jaren 50 zijn er een aantal arresten gewezen die heel erg belangrijk zijn voor de winstsfeer. Deze worden
ook wel de kostenarresten genoemd. Hierin heeft de Hoge Raad bepaald dat geschonken kosten alleen
aftrekbaar zijn voor de totale winstbepaling als de verstrekker het voordeel tot winst uit onderneming rekent.
Voorbeeld: vader is boer en zoon begint een stuk verderop een eigen boerderij. De vader gaat een stuk landbouwgrond en
de nodige landbouwmiddelen aan zijn zoon verkopen. Omdat de zoon nog geen geld heeft, verstrekt vader de
landbouwgrond en landbouwmiddelen onder een lening waarover de zoon geen rente hoeft te betalen. Er gebeurt dan het
volgende: de zoon heeft een zakelijke lening die op de creditzijde van de balans komt. Voor vader is het ook een
ondernemingslening dus het komt ook bij hem op de balans te staan. Vader en zoon komen overeen dat er geen rente hoeft
worden betaald. Dan gaat de zoon zijn belastbare winst uitrekenen en deze is € 10.000. hij heeft wel een voordeel gehad
doordat hij geen rente hoeft te betalen. Stel dat die rente € 1.000 bedraagt dan heeft die zoon dus een voordeel van € 1.000.
dit is echter geen voordeel op grond van art. 3.8 IB omdat het voortvloeit uit persoonlijke perspectieven. De zoon is van
mening dat die € 1.000 niet in de winstsfeer thuis hoort en dat zijn belastbare winst daarom € 9.000 bedraagt. Hier is veel
discussie over geweest. De Hoge Raad heeft uiteindelijk bepaald dat die € 1.000 inderdaad niet in de winstsfeer thuis hoort.
Hier is echter wel de voorwaarde aan verbonden dat die € 1.000 bij de andere partij wordt belast. Vader moet in dit geval
dus wel belasting betalen over dei € 1.000 omdat er bij hem sprake is van gemiste rente.

Vermogensetikettering:
Vermogensetikettering houdt in dat de ondernemer binnen de grenzen der redelijkheid kan kiezen of iets
onder het privévermogen of onder het ondernemingsvermogen valt. De ondernemer kan dus een scheidslijn
aanbrengen binnen het privévermogen en het ondernemingsvermogen door een keuze te maken binnen de
grenzen der redelijkheid. Maar soms is die keuze ook niet aanwezig en valt iets gewoon verplicht onder het
ondernemingsvermogen. Iets is verplicht ondernemingsvermogen als je bepaalde bestanddelen hebt die alleen
worden gebruikt voor de onderneming. Bij panden kan de vermogensetikettering nog wel eens problemen
opleveren. Bijvoorbeeld als een deel van het pand wordt gebruikt als praktijkruimte en het andere deel als
woonruimte. De ondernemer kan dan de volgende drie dingen doen:


4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marritvanaalzum. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 55628 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49  1x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd