SAMENVATTING – SUCCESSIEWET
Week 1A - Inleiding, belastbaar feit & formele bepalingen
De successiewet is een verkrijgingsbelasting. De verkrijger moet dus de belasting betalen. hier liggen de
volgende twee beginselen aan ten grondslag:
1. Draagkrachtbeginsel: de draagkrachtvermeerdering bij de verkrijger wordt belast
2. Buitenkansbeginsel: je krijgt iets zonder dat je daar een inspanning voor hebt hoeven leveren
De successiewet kent een dubbele progressie:
Enerzijds bepaalt de hoogte van je verkrijging of en hoeveel belasting je betaalt
Anderzijds betaal je meer belasting naarmate je verwantschap kleiner is met degen van wie je verkrijgt
Belastbaar feit: art. 1 Sw: de schenk- en erfbelasting wordt geheven over verkrijgingen die worden verkregen
van iemand die ten tijde van de schenking of ten tijde van het overlijden in Nederland woonde.
Over de volgende verkrijgingen wordt erfbelasting geheven:
Erfdeel
Legaat
Lastbevoordeling
Vergunningen en aanspraken
Rente-overeenkomsten
Fictiebepalingen: art. 6 t/m 17a en art. 33 sub 12 Sw
Over de volgende verkrijgingen worden schenkbelasting geheven:
Giften
Natuurlijke verbintenis: tenzij wordt aangetoond dat het echt om een natuurlijke verbintenis gaat
Schenking en huwelijk
Op een gegeven moment vroeg men zich af of er sprake is van een schenking als je trouwt in gemeenschap van
goederen. In onderstaande arresten geeft de Hoge Raad antwoord op deze vraag:
HR 29 januari 1959 en 17 maart 1971: in deze twee arresten heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk bepaald dat
noch het trouwen in algehele gemeenschap van goederen, noch het opheffen van de huwelijksvoorwaarden
tijdens huwelijk leidt tot een schenking. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat voor een schenking vereist zijn:
verrijking, verarming en vrijgevigheid. Op het moment van het aangaan van een huwelijk zijn verrijking en
verarming niet vast te stellen en ook vindt er geen voltooide vermogensverschuiving plaats volgens de Hoge
Raad waardoor er geen sprake kan zijn van een schenking.
In het beleidsbesluit van 29 maart 2018 heeft de minister van financiën aangegeven in welke gevallen er geen
sprake is van een schenking bij een huwelijk:
3.1, 3.2.1 en 3.2.2: het aangaan van het huwelijk in een beperkte gemeenschap dan wel een algehele
gemeenschap met gelijke delen leidt niet tot het verschuldigd zijn van schenkbelasting. Dit geldt eveneens
wanneer die beperkte of algehele gemeenschap van goederen met gelijke delen ontstaat door het
wijzigen van de huwelijksvoorwaarden.
3.2.3: het afspreken van een finaal wederkerig verrekenbeding leidt niet tot een schenking. Dit beding kan
tijdens of voorafgaand aan het huwelijk worden afgesproken en houdt in dat er aan het einde van het
huwelijk wordt verrekend alsof er een gemeenschap van goederen was
3.2.4: er is ook geen sprake van een schenking als echtgenoten de schuld die de ene echtgenoot aan de
andere echtgenoot heeft met betrekking tot de aanschaf van de eigen woning buiten de gemeenschap van
goederen houden door dit te bedingen in de huwelijksvoorwaarden
3.3: er is ook geen sprake van een schenking als echtgenoten bij huwelijksvoorwaarden een andere
verdeelsleutel afspreken dan 50/50. Vereist is wel dat de echtgenoot met het meeste vermogen gerechtigd
blijft tot minimaal de helft en maximaal tot de gerechtigdheid die hij voor het huwelijk al had
Het beleidsbesluit bepaalt dus in welke gevallen er geen sprak eis van een schenking. Bij het aangaan of
wijzigen van huwelijksvoorwaarden kan echter wel sprake zijn van een schenking. Dit blijkt ook uit 3.2 van het
1
,besluit. Hiervan is sprake als er aan de voorwaarden: verrijking, verarming en bevoordelingsbedoeling wordt
voldaan. daarnaast moet er sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving om te kunnen spreken van
een schenking.
Woonplaats
Voor de successiewet is het vereist dat de erflater of schenker in Nederland woont ten tijde van de verkrijging.
Om te bepalen waar iemand woonplaats heeft moet je kijken naar waar iemand het centrum van zijn bestaan
heeft.
Ook kent de successiewet een aantal woonplaatsficties. Namelijk:
Art. 2 Sw: als je in dienstbetrekking staat tot de Nederlandse staat maar je wordt naar het buitenland
uitgezonden of je moet daar werkzaamheden verrichten dan word je voor de successiewet geacht
woonplaats in Nederland te hebben.
Art. 3 lid 1 Sw: Nederlandser die in Nederland hebben gewoond en naar het buitenland zijn verhuisd maar
binnen 10 jaar overlijden of een schenking doen worden geacht ten tijde van de verkrijging in Nederland te
wonen. Uit de jurisprudentie blijkt dat dit alleen geldt voor personen die op dat moment nog de
Nederlandse nationaliteit hebben
Art. 3 lid 2 Sw: iedereen die in Nederland heeft gewoond en binnen een jaar nadat hij Nederland heeft
verlaten een schenking doet wordt geacht ten tijde van die schenking in Nederland te wonen.
Over deze woonplaatsficties is geprocedeerd omdat men vond dat de toepassing van art. 3 Sw tot discriminatie
zou leiden omdat Nederland belasting heft van personen die feitelijk gezien niet meer in Nederland wonen. In
de jurisprudentie is toen bepaald dat de bijzondere band tussen de staat en de onderdanen aangemerkt kan
worden als rechtvaardigingsgrond voor deze heffing.
Tijdstip verkrijging
Overlijden: moment van overlijden
Schenking: in beginsel het moment waarop de schenking wordt gedaan tenzij er een voorwaarde aan de
schenking is verbonden.
Er zijn twee soorten voorwaarden die aan een verkrijging kunnen worden verbonden:
1. Opschortende voorwaarde: art. 1 lid 9 Sw: bij de opschortende voorwaarde komt de verkrijging pas tot
stand op het moment waarop de voorwaarde wordt vervuld. Dit is dan ook het moment waarop de heffing
plaatsvindt.
2. Ontbindende voorwaarde: bij de ontbindende voorwaarde vindt de verkrijging direct plaats. Er wordt dan
ook direct geheven. als de ontbindende voorwaarde in vervulling gaat dan komt de schenking te vervallen
en dan kun je op grond van art. 53 lid 1 Sw teruggave van de schenkbelasting vragen.
Voorbeeld opschortende voorwaarde: vader schenkt auto aan zoon onder de voorwaarde dat zoon zijn diploma
haalt. De verkrijging vindt dan plaats op het moment waarop de zoon zijn diploma haalt. Stel dat vader is
overleden voordat de zoon zijn diploma heeft behaald dan bepaalt de vangnetbepaling van de successiewet dat
de zoon wordt geacht de auto te hebben verkregen door het overlijden van de vader. Het zit dan dus niet meer
in de heffing van de schenkbelasting maar in de heffing van de erfbelasting.
Art. 12 lid 1 SW
Voorbeeld ontbindende voorwaarde: vader schenkt auto aan zoon onder de voorwaarde dat zoo voor 1 januari
2022 zijn diploma haalt. In dit geval komt de schenking direct tot stand en wordt er direct geheven. als de zoon
dan niet voor 1 januari 2022 zijn diploma haalt dan wordt de schenking ontbonden en kan hij de
schenkbelasting terugvragen op grond van art. 53 lid 1 Sw
Waardering
De hoofdregel bij waarderen is op grond van art. 21 lid 1 Sw dat je moet waarderen tegen de WEV.
Uitzonderingen hierop zijn:
Lid 3: effecten worden gewaardeerd naar de slotkoersen die zij hadden op de dag voor de verkrijging
Lid 5 t/m 10: een woning wordt gewaardeerd naar zijn WOZ-waarde
Lid 13: een onderneming wordt gewaardeerd naar zijn waarde going concern tenzij de liquidatiewaarde
hoger is. in dat geval wordt de onderneming gewaardeerd naar zijn liquidatiewaarde
2
,Formele bepalingen
Art. 36 Sw: schenk- en erfbelasting worden geheven van de verkrijger
Art. 37 Sw: de belasting wordt geheven bij wijze van aanslag. De verkrijger moet aangifte doen van zijn
verkrijging en de belastingdienst legt dan een aanslag op conform die aangifte
Art. 38 en 39 Sw: bij de erfbelasting moeten de erfgenamen aangifte doen
Art. 72 lid 1 Sw: als er in het testament een executeur is aangewezen dan is de executeur verplicht om de
aangifte te doen. Hij is ook hoofdelijk aansprakelijk voor de aangifte.
Art. 40 Sw: bij schenking moet de verkrijger aangifte doen maar als hij dit niet doet dan kan de schenker
door de belastingdienst verplicht worden om de aangifte te doen
Aangifte
Art. 45 Sw: de aangifte erfbelasting moet binnen 8 maanden na overlijden van de erflater bij de
belastingdienst worden ingediend
Art. 46 Sw: de aangifte schenkbelasting moet binnen 2 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de
schenking heeft plaatsgevonden worden gedaan. als je in 2021 een schenking krijgt moet je dus voor 1
maar 2022 aangifte daarvan doen
Op grond van art. 9 lid 2 AWR kun je wel uitstel vragen voor de belastingaangifte
Belastingvermindering/belastingteruggave
Op grond van art. 53 Sw kun je om belastingvermindering of belastingteruggave vragen. Bijvoorbeeld in de
situatie waarin de schenking wordt herroepen of als je erfbelasting hebt betaald en er daarna een kind is die
zijn legitieme portie inroept waardoor jij minder verkrijgt en dus ook minder erfbelasting verschuldigd bent. Als
je belasting terugvraagt dan wordt er op grond van art. 53 Sw wel rekening gehouden met in de tussentijd
genoten voordeel.
Als er zich twee overlijdens binnen 30 dagen na elkaar voordoen dan wordt er op grond van art. 53 lid 4 Sw
alleen bij het tweede overlijden geheven
Aanslagtermijn
Op grond van art. 66 lid 1 Sw jo art. 11 lid 3 AWR moet de belastingdienst de aanslag opleggen binnen 3 jaar na
het inschrijven van het overlijden in de gemeentelijke basisadministratie. Bij schenking geldt dat de aanslag
binnen 3 jaar na het ontstaan van de belastingschuld moet worden opgelegd.
Als de belastingdienst de aanslag heeft opgelegd dan kan er ook nog een navorderingsaanslag worden
opgelegd als er nieuwe feiten boven water komen of als de verkrijger te kwade trouw is. die
navorderingsaanslag moet binnen 5 jaar worden opgelegd of binnen 12 jaar als het om buitenlands vermogen
gaat. Voor buitenlands vermogen waarvoor geen volledige of onjuiste aangifte is gedaan geldt zelfs een
onbeperkte navorderingsterming.
Betaling
Als de aanslag is opgelegd dan moet je deze op grond van art. 9 IW binnen 6 weken betalen. op grond van art.
25 IW kun je wel uitstel van betaling vragen maar op grond van art. 28 IW is dat niet renteloos
Rechtsgang
Ben je het niet eens met de aanslag dan kun je in bezwaar bij de belastingdienst. Vervolgens kun je in beroep
bij de rechtbank. Daarna kun je in hoger beroep bij het hof en tot slot kun je in cassatie bij de Hoge Raad.
Aansprakelijkheid
Uit art. 46 Sw blijkt wie er aansprakelijk zijn voor het betalen van de belasting:
Een erfgenaam is aansprakelijk voor zijn eigen erfdeel
Een erfgenaam is aansprakelijk voor de door legatarissen verschuldigde belasting naar rato van zijn erfdeel
Een erfgenaam is hoofdelijk aansprakelijk voor de verschuldigde belasting door buitenlandse verkrijgers
Als er een executeur is aangesteld dan is hij hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van de erfbelasting
Bij een schenking is zowel de verkrijger als de schenker aansprakelijk voor het betalen van de erfbelasting
3
, Hardheidsclausule
In art. 63 AWR is een hardheidsclausule opgenomen die bepaalt dat de minister van financiën bepaalde
situaties toch anders mag behandelen dan hoe ze op grond van de successiewet behandeld zouden moeten
worden wanneer de toepassing van de successiewet tot grote onbillijkheid zou leiden
Belastingrente
Als je de belastingaangifte op de juiste manier hebt ingediend dan mag de belastingdienst op grond van art. 30g
lid 2 onderdeel A en B AWR maximaal 19 weken rente rekenen vanaf het moment waarop je hem indient. Uit
de jurisprudentie blijkt dat je als je zeker wilt weten dat er geen rente wordt geheven voor de aangifte
erfbelasting dat je die aangifte dan binnen 5 maanden moet indienen.
Vanaf 2018 werd er een lange tijd geen rente gerekend vanwege automatiseringsproblemen bij de
belastingdienst. maar per 1 januari 2021 wordt er weer rente geheven en dus is het van belang om tijdig
aangifte te doen.
Week 1B - Erfbelasting
Op grond van art. 1 lid 1 onder 1 Sw wordt zowel een verkrijging bij versterf als een verkrijging bij testament
belast mits de erflater op het moment van overlijden in Nederland woonde.
Als echtgenoten tegelijkertijd overlijden dan kunnen zij niet van elkaar erven. De familie van de ene echtgenoot
erft dan een deel en de familie van de andere echtgenoot erft het andere deel.
Als echtgenoten vlak na elkaar overlijden bepaalt het wettelijk erfrecht dat de langstlevende alles erft. Als
vervolgens de langstlevende overlijdt erft de familie van de langstlevende alles en krijgt de familie van de eerst
stervende echtgenoot dus niks. Dit deed zich ook voor in onderstaand arrest:
Kersvers echtpaar gaat op huwelijksreis. Door het eten van vergiftigd eten worden zij heel ziek waardoor
eerst de vrouw overlijdt en een half uur later ook de man. Beide echtgenoten hadden geen testament
gemaakt en dus bepaalt het wettelijk erfrecht dat al het vermogen naar de man gaat op het moment waarop
de vrouw komt te overlijden. Als vervolgens de man overlijdt erft zijn familie alles. De familie van de vrouw
erft dus niks. De familie van de vrouw voert dan aan dat hier sprake is van gelijktijdig overlijden omdat ze zo
kort na elkaar zijn overleden. De rechtbank oordeelt dan dat hier geen sprake is van gelijktijdig overlijden
maar dat het op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de familie van de vrouw
niks zou erven omdat de echtgenoten zo kort na elkaar zijn overleden. Op grond hiervan past de rechtbank
toch de regels van gelijktijdig overlijden toe waardoor de familie van de vrouw toch recht heeft op een deel
van de erfenis.
In het hoger beroep heeft het Hof echter bepaald dat de rechter terughoudend moet zijn met het niet
toepassen van het wettelijk erfrecht en dat er alleen onder bijzondere omstandigheden van het wettelijk
erfrecht kan worden afgeweken. Volgens het Hof is daarvan geen sprake en dus moet hier het wettelijk
erfrecht gewoon worden toegepast waardoor de familie van de vrouw dus niks krijgt.
Als iemand voor langere tijd vermist is kan er op een gegeven moment op grond van art. 4 Sw een verklaring
van vermoedelijk overlijden worden opgesteld. Die verklaring wordt gelijkgesteld met een echt vastgesteld
overlijden. Deze verklaring kent twee datums:
1. Datum opmaak akte
2. Datum vermoedelijk overlijden
In 1995 is in de jurisprudentie uitgemaakt dat de datum van vermoedelijk overlijden moet worden
aangehouden als de datum van overlijden. Hiervoor is de datum van het opstellen van de akte dus niet
relevant. De datum van het opstellen van de akte kan echter wel van belang zijn voor de aangiftetermijn,
verjaring en waardebepaling
Verkrijgingen krachtens erfrecht
Op grond van art. 5 Sw wordt er erfbelasting geheven over alles wat iemand verkrijgt krachtens het overlijden
van de erflater. De volgende dingen mag je in aftrek nemen:
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marritvanaalzum. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.